ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDF EN
Onschuldig veioordeeid.
Wsdeizijdsche Uitwisseling.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
E. BOOM—BLIEK
TNo.,02in BRESKENS
31e Jaargang
Woensdag 6 September 1922
Nummer 2756
Hoogere macht.
Plaatsruimte in
krankzinnigengestichten.
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
met 15 cent dispositiekosten.
A d v e r t e n t i e p r ij s v a n 1 5 regels 75 cent
Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel.
Drukker-Uitgever
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur :-:
De verhouding, waarin de
mensch staat tot de hoogere
waarheid bepaalt zich in zijn
zedelijke waarde, zijn gedrag in
liet leven. De handelingen van
den mensch zijn als de wijzer
van een uurwerk het uurwerk
zelf, dat dezen wijzer in bewe
ging brengt, is het geloof. Van
hetgeen de mensch gelooft, hangt
af wat hij doet. Sommigen zeg
gen wij handelen niet naar
geloof, maar naar grondbegin
selen. Aangenomen, dat zij werke
lijk grondbeginselen hebben en
niet slechts met deze pronken,
aangenomen dat zij edele grond
beginselen hebben, waarop rusten
deze dan Zij zeggen op de
ervaring. Maar bewijst de er
varing niet dikwijls het tegen
overgestelde Trekken velen uit
dezelfde ervaring niet andere
grondbeginselen En welken
waarborg hebben wij, dat wij
juist hebben gedacht
Niet ons denken bepaalt onze
grondbeginselen, maar deze be-
paten ons denken. En ten sloste
berusten onze grondbeginselen
op niets anders dan op hetgeen
wij gelooven. En wanneer wij
nu werkelijk dienovereenkomstig
handelen, is dan niet datgene,
wat wij gelooven, de drijfveer
van ons handelen Zelfs die
menschen, die het in het onge
loof het verst hebben gebracht
en zeggener bestaat geen
bovenzinnelijke wereld, er is
geen leven na den dood, van
waar weten zij dat dan Waar
mee bewijzen zij het Zij geloo
ven, dat het aldus is, omdat zij
reden hebben, te wenschen, dat
het aldus mocht zijn. In zekeren
zin bezit dus zelfs de ongeloo-
vigste geloof.
Onze oogen vermogen voor
zeker niet altijd duidelijk de
wortels te zien, waaruit de daden
der menschen ontspruiten, maar
één ding staat vast, dat is, dat,
2)
Bereidwillig hadden de anderen
plaats voor haar genomen en
alle blikken waren nieuwsgierig
op haar gericht.
Men hield haar klaarblijkelijk
voor iemand uit de betere stan
den, hoewel de donkere regen
mantel, die het kleine figuurtje
nauw omsloot, de kleeding daar
onder geheel bedekte en hoewel
zij in plaats van een hoed een
roode omslagdoek van vlokkige
zijde droeg, zooals de dames ze
dragen die uit de schouwburg
huiswaarts keeren. Dat zij haar
gelaat met deze doek zooveel
mogelijk trachtte te bedekken,
verwonderde niemand, de plaats
waar men zich bevond in aan
merking nemende. Iedereen zou
immers het liefst met een toover-
klap hierheen gekomen zijn, die
hen behalve voor August Imberg
onzichtbaar maakte.
waar het geloof uit het hart is
geweken, daar ook spoedig de
rechtschapenheid uit het leven
verdwijnt Een tijd lang blijft
nog de schijn der rechtschapen
heid, evenals het avondrood na
zonsondergang, maar hoe flauwer
het geloof wordt, des te losser
wordt men van zeden. Zoo men
de schoonste bloem haar wortel
alsnijdt, dan bloeit zij nog een
tijd lang in het glas, maar weldra
verwelkt zij. Ontbreekt ons het
geloof aan de eeuwige waarheid,
dan is onze gewaande recht
schapenheid en deugd een plant
zonder wortelen, die door de
eerste windvlaag der verzoeking
uit den grond wordt losgerukt.
Het geloof behoort bij de deugd,
gelijk de wortel bij de plant.
Wel zijn er in het leven veel
menschen, die geloovig schijnen
en meenen te zijn, maar met
wier deugden het er slecht uit
ziet en wederom niet weinigen,
die deugdzaam schijnen en mee
nen te zijn, maar met wier geloof
het er slecht uitziet. Deze tegen
strijdigheid wordt echter op zeer
eenvoudige wijze opgelost.
Waar aan het geloof de deugd
ontbreekt, daar is slechts een
schijngeloof, en waar aan de
deugd het geloof ontbreekt, daar
is slechts een schijndeugd aan
wezig. Geloof zoowel als deugd
kunnen voorzeker menigmaal een
bepleisterd graf zijn, maar dat
geloof geldt alleen, dat zich
door deugden als een levend
geloof betoont en slechts die
uit het geloof is voortgekomen.
Wanneer wij nu in het leven bij
de geloovigen niet altijd louter
deugden vinden, dan komt dit
daarvan, dat zij juist nog niet
allen volkomen geloovig zijn.
Al vermogen wij het niet al
tijd duidelijk te zien, zoo heeft
tochieder een inwendigen mensch,
die den uitwendigen bevelen
geeft. Hoe duidelijker wij zelf
dezen inwendigen mensch ken
nen, des te beslister zullen wij
ook zijn bevelen gehoorzamen,
Een allerliefst recht neusje,
een klein, kersrood mondje en
een paar ronde, angstig rond
blikkende oogen ontwaarde men
echter al te goed, ondanks de
dichte omhulling, en vermoede
lijk was niet in het minst aan
haar aardig gezichtje toe te
schrijven, dat de pandjeshouder
het jonge meisje het aarzelend
overgereikte kleine pakje met
zulk een beminnelijk lachje uit
de hand nam.
Hij ging naar de door twee
gaslampen helder verlichte lesse
naar en maakte het pakje los.
Een étui van rood leer kwam
eruit te voorschijn en toen hij
dit losmaakte, fonkelde op een
witzijden, iets geelachtig gewor
den kussen, een groote, ouder-
wetsche broche hem tegen, die
een uit brillanten en kleurige
edelsteenen bestaanden vlinder
voorstelde.
August Imberg, wien zulke
kostbare voorwerpen slechts zel
den als onderpand werden aart
geboden, liet gedurende eenige
seconden de lichtstralen op de
steenen schitteren.
des te geregelder en nauw
gezetter zal ook ons uitwendig
gedrag wezen. Hoe duisterder
ons daarentegen alles is wat in
het binnenste onzer ziel omgaat,
of hoe minder onze inwendige
mensch nog een bepaalde gestalte
heeft verkregen, des te onbe-
stemder zal jok onze wijze van
handelen zijn en des te meer
zal door de uitwendige om
standigheden op hem invloed
worden uitgeoefend. Dit is de
reden, dat niet alle daden van
elk onzer altijd met onzen eigen
lijken inwendigen mensch over
eenstemmen, dat de uitwendige
daden menigmaal slechter of
beter zijn dan de inwendige
mensch, te meer, daar ook deze
voortdurend te strijden heeft, en
nu eens overwint, dan weer een
nederlaag lijdt. Deze uitzonde
ringen heffen echter den regel
niet op. In het geheel blijven
onze uitwendige daden het uit
vloeisel on. er inwendige gezind
heid.
Mogen wij onze ooren nooit
sluiten voor de schoone poëzie
van het menschenhart, volgens
welke wij leven in de onzicht
bare en toch zich met kracht
opdringende tegenwoordigheid
van een hoogere macht, die ons
in allerlei vormen tegentreedt,
die_ tot ons spreekt, die haar
wil laat gelden over ons en uit
wier hand wij onze levenstaak
met dubbelen eerbied aannemen.
De Minister van Binnenland-
sche Zaken heeft aan Gedep.
Staten der provinciën mede-
deeling gedaan van een brief
van de inspecteurs van het staats
toezicht op krankzinnigen, waarin
zij erop wijzen, dat de sterkte
van de bevolking der krankzin
nigengestichten wasop 1 Jan.
18602070, 1880:4216, 1900:
8139, 1920:15407, 1922:16452.
Toen richtte hij zich weer tot
het jonge meisje en vroegIs
dat van u, juffrouw
Ja, klonk het zacht terug. Het
is afkomstig uit de nalatenschap
van mijn moeder.
Zoo En hoeveel geld ver
langt u daarop
Duizend gulden als het kan.
Hm 1 Dat is een heel bedrag
en ik werk niet graag met zulke
groote sommen. Hebt u dan
wel een voorstelling van de
waarde van dit sieraad
Neen, dat weet ik niet.
En waarom moet u juist dui
zend gulden hebben
Omdat ik deze som nood
zakelijk noodig heb.
August Imberg draaide het
étui besluiteloos naar links en
naar rechts. Toen, daar hij
bemerkte, dat de overige klanten,
die zulke lange onderhandelin
gen bij hem niet gewoon waren,
teekerlen van ongeduld gaven,
sprak hijAls ik er u een
genoegen mee doe, en wanneer
u over uw persoon behoorlijk
ophelderingen kunt geven, dan
wil ik de zaak misschien in orde
Daaruit blijkt, dat deze bevol
king per tijdvak van 20 jaar
steeg tot ongeveer het dubbele.
Met de mogelijkheid, dat de
bevolking in 19201940 zal ver
dubbelen, moet rekening gehou
den worden en als de inspecteurs
dan de vraag stellen, of in dat
tijdvak de geldmiddelen zullen
toelaten vooi» nog 15 a 16000
patiënten, door het zetten van
nieUwe gebouwen, plaats te
maken, dan zullen velen op die
vraag een ontkennendj antwoord
geven.
Het maken van nieuwe gebou
wen geheel te voorkomen zal
zeker niet mogelijk blijken, maar
om deze tot het strikt noodza
kelijke te beperken, zouden aldus
de inspecteurs, de twee volgende
maatregelen in aanmerking kun
nen komen
lo. Eene vergrooting van het
maximum aantal patiënten in de
bestaande gestichte. Door lagere
eischen te stellen wat verplegings-
ruimte of oppervlak per patiënt
betreft kan het aantal patiënten
in de gestichten worden opge
voerd, maar eene zeer schrome
lijke overvulling zoude dan eene
behoorlijke verpleging onmoge
lijk maken.
2o. Eene beperking^ van de
behoefte aan plaatsruimte. Om
dit te bewerken, zal het noodig
zijn a. dat telkenmale, wanneer
plaatsing van een patiënt in een
gesticht overwogen wordt, zorg
vuldig nagegaan worde of niet
op andere wijze dan door ge-
stichtsverpleging de belangen
van den patiënt op bevredigende
wijze kunnen worden behartigd;
b. dat de duur van de verple
ging der rustig geworden patiën
ten bekort worde, doordat alle
betrokken partijen zoo mogelijk
meewerken tot het vinden van
andere minder kostbare wegen
om voor deze verpleegden zorg
te dragen, zooals in gasthuizen
gezinnen, enz.
Zij ontveinzen zich niet, dat
zoowel bij strengere keur als
maken. Maar ik moet eerst de
echtheid der steenen onderzoe
ken, en daarvoor heb ik, zooals
u ziet, op dit oogenblik geen
tijd. Een kwartiertje ongeveer
zult u geduld moeten oefenen.
U kunt wel indien u lust hebt
hiernaast in mijn huiskamer
wachten.
Zeker van haar toestemming,
sloeg hij een klap van de tafel
op zij, om de jonge onbekende
door te laten en deed de deur
naast de groote geldkast voor
haar open.
Ah, mijn zoon is reeds thuis,
zei hij, nadat hij een blik in de
aangrenzende kamer had ge
worpen. Nu, dat maakt ook
feitelijk niets uit. Ge zult elk
ander wel niet storen.
Hij noodigde haar met een
handbeweging uit binnen te
treden, aan welke uitnoodiging
zij gevolg gaf waarschijnlijk
omdat haar werkelijk ieder ander
gezelschap dan dat in den win
kel wenschelijker voorkwam,
doch misschien ook, omdat zij
in haar verlegenheid alles gedaan
bij bekorting van den verple-
gingsduur groote moeilijkheden
ondervonden zullen worden, maar
de tijdsomstandigheden dwingen
nu eenmaal tot het inslaan van
nieuwe en zeer moeilijke
wegen.
In dit verband geven zij den
Minister in overweging den brief
te brengen onder de aandacht
van den Minister van Justite,
zoomede van de colleges van
Gedep. Staten en van de bestu
ren der gestichten.
Eene kennisneming van het
bovenstaande zou voor vele kan
tonrechters aanleiding kunnen
zijn om de vraag, of gestichts-
verpleging inderdaad noodza
kelijk is, nog ernstiger dan tot
dusver te overwegen.
De Officieren van Justitie,
inzonderheid zij, in wier arron
dissement een of meer gestichten
zijn gelegen, zouden bij de plaat
sing van een patiënt in een ge
sticht en vooral, wanneer de
vraag wordt overwogen of de
termijn der machtiging moet
worden verlengd, met de strek
king van dit schrijven ernstig
rekening kunnen houden.
De Colleges van Ged. Staten
zouden, vooial wanneer ter Griffie
een plaatsingsbureau bestaat,
mede kunnen werken aan een
strengere keur ten opzichte van
hen, voor wie plaatsing in een
gesticht wordt verzocht.
De besturen der gestichten
zouden in gelijken zin kunnen
handelen.
Op het Witte Huis werd mede
gedeeld, dat de deelneming van
Amerika aan de bespreking van
het wereldherstel in de toekomst
onvermijdelijk is, ofschoon de
president nog altijd van meening
zou zijn, dat het tijdstip voor
de Vereenigde Staten nog niet
gekomen was om deel te nemen
zou hebben, wat men van haar
verlangde.
De huiskamer van den pand
houder vertoonde van de wel
gesteldheid, waarin hij volgens
de buren verkeerde, evenmin
iets als zijn bijna armoedig in
gericht kantoor. Het waren nog
dezelfde goedkoope, oude meu
bels, die hij 30 jaren geleden
bij zijn huwelijk had aangeschaft,
dezelfde van weinig smaak» ge
tuigende glazenkast met de
verschrikkelijke, vergulde ver-
jaarskopjes en lompe snuisterijen,
waarvoor zijn overleden mouw
zoo'n groote voor liefje had
gekoesterd. Het k^algeworden
vloerkleed vertoonde nog slechts
op enkele plaatsen flauwe sporen
van sierlijke bloemen, die daar
eens geweest waren. De voch
tige plekken vertoonende schil
derijen aan den wand behoorden
tot de treurigste voortbrengselen
van haar kunst en alleen een
met vele bceken bezet boeken-
rek stemde niet geheel en al
overeen met het klein-burgerlijke,
armzalige karakter van 't vertrek.
(Wordt vervolgd.)