ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Wekelijksch Omzicht, mm smgTOï?. De Misdadiger. VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN 31e Jaargang Zaterdag 8 Juli 1922 Nummer 2739 Het ontwerp tot wijziging van de Lager Onderwijs-wet. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. A d v e r t e n t i e p r ij s v a n 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK TNo.,02°in BRESKENS p°7s$4r0 Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterljjk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Engeland, zeggen De Valera en de zijnen. Er is niets, dat een volk tot heftiger,tegenstand prikkelt dan deze gedachte. De Entente moest er rekening mee houden, wanneer ze de Duitsche democraten wil helpen bij de bescherming der republiek. Ze zouden er meer baat van heb ben dan van het nieuwe wets ontwerp, dat tot die bescherming bij den Rijksdag is ingediend. Want het is niet het minst een gevolg van de zweepslagen en vernederingen, die Duitschland van Entente-zijde te verduren heeft, dat de Duitsche chauvi nisten hun patriotisine in derge- lijken verwrongen vorm als de moordaanslag op Rathenau uiten. Een der moordenaars is al gevat en de beide anderen is men op 't spoor. Maar wat helpt het ten slotte, wanneer anderen gereed staan het bloedig handwerk over te nemen. Want dit blijkt geen daad van personen, maar van een organisatie, een partij. Al is wellicht de Duitsch-nationale partij niet rechtstreeks verant woordelijk te stellen, zij en haar leiders gaan toch blijkbaar niet vrij uit. En het is duidelijk, dat binnen haar gebied een partij zich gevormd heeft, die den moord als politiek wapen heeft aanvaard. Het kan den strijd slechts verbitterder maken. Én in dien strijd eischt Europa's belang den steun op voor de republikeinen. Men heeft reeds herhaaldelijk opgemerkt, dat het weer op de been helpen van Rusland en het aanknoopen van nieuwe banden met het Sovjet-rijk toch niet zoo'n groot Europeesch belang is. Ik zou die meening niet dur ven onderschrijven. Met den toestand van Rusland hangt die van de Oostzee-staten en Polen, van geheel Oost-Europa ten nauwste samen. En het komt mij daarom voor, dat men in den Haag hoogst belangrijk werk doet. Maar wel is het waar, dat het op de been helpen van Duitschland van nog meer be- teekenis is voor Europa. Dat is het werk der Entente. „Wij moeten ons los maken van de belachelijke cijfers (der schade vergoeding), waarmee het ver drag van Versailles ons heeft opgescheept", heeft de oud minister Asquith onlangs gezegd. Maar het is ook het werk der Duitsche republiek. Haar tegen standers zouden, wanneer ze hun zin kregen, Duitschland'» en Europa's zaak voor goed bederven. Dit belangrijke bezuinigings- ontwerp, bevat de volgende wijzigingen lo. Aantal leerlingen en onder wijzers. Art. 28 zal niet langer het minimum-aantal onderwijzers bepalen, maar het normale aan tal, in dien zin, dat alleen in bijzondere gevallen met toe stemming van den minister een surnumeraire onderwijzer kan aangesteld worden. Hieruit volgt, dat tevens aan de concurrentie tusschen openbare en bijzondere scholen in één gemeente op dit punt een eind wordt gemaakt. Tot nu toe werden vereischt: Voor 26 leeilingen (een hoofd) en 1 onderwijzer, dit aantal wordt 41 voor 61 2 onderwijzers, wordt 81; voor 91 3 onderwijzers, wordt 121; verder worden voor 166 leer lingen 4 onderwijzers vereischt, voor 211 5, voor 261 6, en voor elke 55 leerlingen daarboven 1. (Tot nu toe was de bepaling boven de 91 éér. onderwijzer per 45 leerlingen). Aanstelling van meer onder wijzers op eigen kosten is dus in het algemeen niet meer ge oorloofd. De tegenwoordige bepaling, dat een school niet meer dan 400 leerlingen mag hebben, ver valt geheel. 2o. Het artikel, waarop het Het is nog atlijd waar, dat een koninkrijk, dat tegen zich zelf verdeeld is, niet bestaan kan. Een buitenlandsche vijand moge nog zoo gevaarlijk wezen, hij laat de innerlijke volkskracht, het nationaal zelfvertrouwen, het geloof in eigen toekomst en eigen eenheid ongebroken. De Duitschers ondervinden het nu, hoe juist de druk van buiten het gevoel van saamhoorigheid, van eigen kracht versterken kan. De Ieren hebben het eeuwen lang ondervonden. Onder de Engelsche overheersching, die maar al te vaak verdrukking was, is hun nationaal bewustzijn tot een krachtige plant uitge groeid; zijn ze zich één gaan voelen en hebben ze zelfs hun oude taal uit de vergeten schuil hoeken van bibliotheken en af- gelegen dorpjes weer te voor schijn gehaald. Zullen ze nu ook het andere ondervinden en aan den lijve gewaar worden, dat de innerlijke kracht, die door Engeland's verdrukking groeidedoor innerlijke ver deeldheid gebroken wordt Het is altijd moeilijk over an- derer denken en voelen, anderer aard en beweegredenen te oor- deelen. Maar wanneer der Engel- schen innerlijke huivering tegen over Ierland mag afgemeten wor den naar de woorden der on verzoenlijke unionisten, dan ver heugen ze zich heimelijk over het drama van de Vier Gerechts hoven. Wie er zich zonder twijfel over verheugen zullen, zijn de UUterianen. Voor hen komt hier nog een andere overweging in het spel. De kracht van Zuid-Ierland is het gevaar, dat hun afzondetlijkbestaanbedreigt. En meer dan die kracht de eenheid, waaruit de kracht ge boren wordt. Het moest de Ieren tot bezin ning brengen. Wanneer het tractaat met Engeland in staat blijkt hun eenheid te breken, 3) Wemar's voortuin was afgeslo ten. Ik spoedde mij hierheen. Onderweg viel het mij te binnen, dat Hover zeer goed in den open tuin had kunnen vluchten, dat hijzelf misschien pas het poortje gesloten en gegrendeld had. Het had mij natuurlijk niet gebaat of ik al op mijne schre den teruggekeerd ware, en ik ging dan ook liever door, om u dit alles mede te deelen. Bosman liet het hoofd op de borst zakken. Hij schaamde zich, dat toonde niet alleen zijn gan- tche houding aan, maar ook de donkere blos, die gedurende zijne bekentenis zijn gelaat had over dekt. De commissaris rees overeind tn legde de smalle, blanke hand op zijn schouder. dan had Engeland hun geen noodlottiger geschenk kunnen brengen. En 't zou dan beter kunnen zijn het uit nationale overwegin gen niet te aanvaarden. Is dat wellicht de overweging, die De Valera leidt? Zijn actie lijkt wel vreemd. Na aanvankelijk met de voorstanders van het tractaat tot een overeenkomst te zijn ge komen, heeft hij zich nu aan het hoofd gesteld van de rebeb len, die de regeering van den Ierschen vrijstaat bekampen. Men kan moeilijk zeggen, dat hij dit uit persoonlijke eerzucht doet. Na de bestorming van het gerechtsgebouw en de overgave der republikeinen, die dit al sinds weken bezet hielden, lijkt de zaak der rebellen vrij hope loos. En voor De Valera per soonlijk zou het veiliger geweest zijn, bij zijn houding te volhar den en de gemeenschap met deze onverzoenlijke voorstanders van een Iersche republiek ook verdet af te wijzen. Of is wel licht zijn liefde voor de zaak, die zij voorstaan, hem vooral na Engeland's inneming te sterk geworden Het is best mogelijk, dat de Iersche regeering op eigen initiatief tot den aanval op de Vier Gerechtshoven is over gegaan. Maar het is dan toch wel een noodlottige toevalligheid, dat dit gebeurde onmiddellijk nadat Engeland zijn ultimatum stelde. Die toevalligheid zal ook anderen dan De Valera naar het republiekeinsche kamp heb ben gedreven. Terwijl Ulster sinds lang in een staat van open lijke revolutie verkeert, heeft de Engelsche nog nauwelijks met een woord de Ulstersche regee ring aangespoord de orde te Belfast te herstellen. Maar de regeering te Dublin krijgt, nu ze niet onmiddellijk den opstand der republienen tegen haar nog nauwelijks gevestigd gezag weet te onderdrukken, een sommatie thuis, die het voortbestaan van een vrij Ierland van de voldoe ning daaraan afhankelijk stelt. Onder den zweepslag van Trek u de zaak niet al te zeer aan, sprak hij op goedigen toon; zoo iets kan den beste over komen, en naar ik vermoed eal Hover nog wel te vinden zijn. Uw rapport blijft ondertusschen een ambtsgeheim. Ik neem mij voor terstond naar onzen chef te gaan. Nog heden zal alles in het werk worden gesteld om den vermoedelijken dader in handen te krijgen. Met deze woorden greep Lis ten naar zijn dienstpet en beiden verlieten het inmiddels bijna geheel duister geworden lokaal. De vermoedelijke dader I mom pelde Bosman spottend, terwijl hij zijne schreden naar de ge vangenis richtte. Hij had in de omgeving, waarin hij leefde, ver leerd goed van de menschen te denken van een oud-gevangene kon hij slechts het ergste ver wachten. Het huis van den verslagene lag aan een van de schuilhoeken der stad. De straat werd grooten- deels bewoond door welgestelde lieden, die boven alles aan een rustig oord hechtten. Elk der huizen aldaar had een tuin. Voor dat van den overledene lag nog een dicht en zorgvuldig beplante voortuin. De vroolijk liggende woning, die slechts éene verdieping had, bood aan alle zijden een ruim uitzicht aan, maar was toch van den weg afgescheiden, want ook aan den rechter- en linkerkant strekte de tuin zich uit om te eindigen op een somberen, weinig betreden wandelweg. Een hoog ijzeren hek omsloot den tuin, en bij het huis, aan de zijde van de straat, was in dat hek een deurtje aangebracht. Links werd het eigendom van den heer Wemar begrensd door een met planten omheind, uit gebreid stuk grond, waarop niets te zien was dan een door eene wildernis van laag hout omgeven koepel, nog een overblijfsel van het landgoed, dat hier voor om streeks tien jaar had gestaan. Het huis, waarin de moord bedreven was, had den vorm van een hoefijzer het hoofdgebouw, dat tien vensters aan den voor kant had, was aan de zijde van den tuin, met twee kleine zij vleugels verbonden. Op het oogenblik dat de heer Wemar zijne betrekking vaarwel zeide, en het huis gekocht had, liep er een nette open galerij omheen, die hij gedeeltelijk liet toemetselen en verder van glas voorzien de kunstlievende grijs aard had hier aan al zijne schil derijen en aan zijne verzameling van oudheden eene plaats aan gewezen. Een eveneens met glas afge schoten trap leidde naar een der hoeken van de gang, het ge deelte waar juffrouw Thérèse, de huishoudster, hare kamers had. Aan dienzellden kant bevond zich ook het vertrek, waarin Rudolf Wemar, de neef van den vermoorde, sliep. Aan deze „bouwbesluit" berust, schrijft uit drukkelijk voor, dat dit besluit ook moet gelden voor „uitgaven, die niet strikt noodzakelijk zijn". Alleen met uitgaven voor den dienst van het onderwijs mag rekening worden gehouden. 3o. Combinatie van een gewone- en een U. L. O. school wordt mogelijk tot een maximum-aantal van 350 leerlingen (tot nu toe 220). 4o. De wachtgeldregeling wordt herzien en aangesloten bij de regeling voor burgerlijke amb tenaren. 5o. Het minimum-aantal leerlin gen van openbare scholen, die in aanmerking kunnen komen voor betaling der jaarwedden door het Rijk, wordt 24 in plaats van 18 in de eerste drie leerjaren, om de oprichting van miniatuur schooltjes te voorkomen. Daalt het aantal leden tot beneden 18 (vroeger 12) dan houdt de ver goeding op. 6o. De publicatie van Konink lijke Besluiten tot subsidieering van gemeenten volgens artikel 68 wordt in het vervolg achter- wege gelaten. 7o. Voor stichting van een bijzondere school wordt tot nu toe vereischtin gemeenten met ten minste 100.000 inwoners 100 leerlingen voor een gewone school en 40 voor een Uitgebreid Lagere Onderwijs-schoolin kleinere gemeenten resp. 40 en 18. De gemeenten worden nu in drie categoriën verdeeld a) bo ven 100.000 inwoners, b) 50.000- 100.000 en c) daar beneden de aantallen leerlingen worden voor a respectievelijk 100 en 60, voor b 60 en 48, voor c 40 en 24. In bijzondere gevallen kan afgeweken worden van boven staande bepalingen voor gewone scholen als tot nu (d. w. z. met een minimum aantal van 40 leer lingen in gemeenten met ten minste 25.000 inwoneis, en in andere gemeenten met een mini mum van 25), doch voor u-lo- scholen worden deze minimum- scholen verhoogd van 18 op 24, en 12 op 18. slaapkamer grensde het woon vertrek van den jongen man. Daarop volgden nog drie ka mers, waarvan er twee op den daar tegenoverliggenden vleugel uitliepen. In dezen laatste werkte en huisde de eigenaar der woning. In de benedenwoning had men de keuken en verdere plaatsen tot huishoudelijk gebruik, alsme de, onder de kamer der huis houdster, het vertrek, dat de tuinman bewoonde. Deze man, Willem Steel, was door en door trouw, maar vrij bekrompen van geest en had buitendien het gebrek heel doof te wezen. Rudolf Wemar, die eene stads- betrekking bekleedde, was een hartelijke, schrandere jonge man, hij was reeds als knaap wees geworden en met vaderlijke liefde door zijn oom aangenomen, geen wonder dat hij den grijsaard bijna afgodisch lief had. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1922 | | pagina 1