ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN 1st Wateioi-lDMiil te VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN 31e Jaargang Woensdag 29 Maart 1922 Nummer 2712 Maai tsche buien Sthuld en Boete. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f lvSS met IS cent dispositiekosten. Ad vertentieprqs van 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingee. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK TNo.,02T BRESKENS p°7sW4ro Abonaements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- «i Vrijdagmiddag 1 uur Het ie nu eindelijk duidelijk, dat vre boren den winter zijn liitgekonen en dat de lente haar intrede gedaan heeft. We durf den het eerst niet recht vertrou wen. De winter had zoo lang en zoo streng geheerscht. En jijn grimmige gezicht, waarop de wenkbrauwen norsch bleven umengetrokken, joeg ons uog wat angst aan en deed ons voor nieuwe harde maatregelen vree- Itn. Maar nu weten we het, de lente is er. Hoewel zij strenge uchtvorsten heeft meegebracht, ei de mogelijkheid niet is uit gesloten, dat we, 's morgens wakker wordende, de wereld om ons weer in het wit zien. Iedere itrijd kent zijn wisselingen, zijn «op- en neer-golvingen, waarin mms de bijna verslagen vijand trin slaagt de verloren positie weer een tijdlang te bezetten. Haar de strijd is erdat is het voornaamste. En dat hebben niet de heel enkele voorjaars dagen ons geleerd, maar de Maartsche buien Het jonge leven begint zich al sterker te roepen en beukt tegen muren van den winter. Maar de grimmige oude geeft nog geen kamp. En de wereld davert van zijn heftig verzet. Boven ons jagen de wolken en de boomen zwiepen. Soms klettert de hagel tegen de ruiten. Maar het verzet is vruchteloos. We weten en dat is het heerlijke dat het leven overwint, dat zijn kracht nooit te keeren is, maar dat die straks zal uitbloesemen in de overweldigende heerlijkheid van de jonge lente. En gretig strekt >1 ons verlangen de begeerige handen naar de niewe pracht en den nieuwen lust. We klagen niet over den wind, die ons soms om de ooren snijdt, niet om donkere dagen en woeste regenbuien, als zoo vaak in den herfst, maar begroeten erin de vurig verbeide lente. En wanneer het giert om ons huis en hoog d« wilde luchten jagen, dan 77) Bevend van woede, maar uiterlijk schijnbaar kalm, beves tigde Angelina Ook aan Serge zal ik mij "reken, gelijk aan de anderen. Wat zullen wij nu doen vroeg Brigard. Wel wat anders dan de politie waarschuwen Dat is zoo, maar dit behoort ®P een zeer behendige wijze te I geschieden, ten einde iedere 'lucht te verijdelen. Zooals van 'elf spreekt, mogen wij persoon- 'ïk niet als aangevers optreden, harom ben ik van opinie, dat *'ij een anoniemen brief schrij- 'en, en dan wel terstond. Dit laatste zou ik niet aan- 'aden, eenvoudig omdat, wan- 'eer de chef der veiligheids politie het schrijven in den 'Oormiddag ontvangt, hij er glimlachen we vol vertrouwen en vol verlangen naar de over winning van het nieuwe leven, die we zeker weten. Die zeker heid is het, die ons doet glim lachen en die we noodig hebben. Waar strijd is, is leven, maar ook waar leven is, is strijd. An ders nog, het leven ontstaat uit strijd. Dat geldt van alle leven, van geestelijk leven niet het minst. Daarom zij de lente onder het geweld der Maartsche buien ons een teeken. Uit en door worsteling moet ook ons leven groeien en moet in ons het nieuwe ontstaan. Maar wanneer we weten vol te houden, wan neer dat nieuwe werkelijk de uitgroei is van het leven, dan komt ook de nieuwe lente met haar bloesems en kleurenpracht. De zekerheid, die we noodig hebben om te glimlachen in den strijd, kan ook hier ons deel zrjn. Wanneer nog de winter re geert, in de koude, donkere, sombere dagen ontkiemt het leven en groeit, dichtbesloten in de warme hulsels, onbemerkt voort. Tot het eindelijk, volgroeid naar buiten breekt in overwel digende pracht. Maar aan dit naar buiten breken gaat de worsteling onmiddellijk vooraf, met dat naar buiten-breken gaat de strijd vergezeld, dien de winter van het oude met het nieuwe leven voert. In ons, als om ons, groeit ook stil en onbemerkt het leven voort. We bemerken het niet en weten het nauwelijks. Maar er zijn tijden van smart en bange worsteling in ieder menschen- leven, waarin het volgroeid naar buiten breekt, zich omhoog werkt naar het licht. Dat weten we ook niet altijd. We beseffen zoo vaak niet, wat de Maartsche buien ook voor ons leven betee- kenen en dat het uit dagen van donkerte en bange worsteling is, dat het licht van een nieuwe lente moet omhoog stijgen boven de velden van ons verleden. De bekende Duitsche dichter Goethe heeft het gezegd„Wie nooit zijne agenten dadelijk 's namid dags op uitstuurt, nog vóór de gezochten bijeen zijn, en daar door zou de geheele vangst wel eens kunnen mislukken. Volkomen juist, dierbare vrien din. Wanneer ge mijn raad volgen wilt, zend dan den brief eerst 's namiddags af, dan komt hij juist bijtijds, zoodat de politie wei verplicht is, onze opgaven, die wij haar doen kunnen, nauw keurig op te volgen. Goed, maar wie zal den schrij ver van den brief zijn vroeg Brigard. Ik, antwoordde Angelina. Gij Vreest ge dan niet, dat men uw handschrift herkent Maak u daar maar niet on gerust over, ik weet mijn hand te verdraaien. Ga nu, Brigard, het wordt tijd dat ge op uw kantoor komt. Ik zal den voor middag besteden aan het op stellen van den brief. Zult ge hem mij laten lezen zijn brood met tranen at. Wie nooit de kommervolle nachten, Schreiend op zijn bed zat. Die kent u niet, gij hemelsche mach ten". De smart moet diepe voren snijden in onze ziel, wil het zaad van het nieuwe leven er ontkie men. Wanneer we ons daarvan maar altijd duidelijker bewust waren en niet droefheid en te leurstellingen enkel als leed, als een beproeving ervoeren, maar erooklevensvernieuwen in zagen, den stormwind in hoorden, die de luchten schoon jaagt, dat er de nieuwe lente ontbloeien kan in het blauwe azuur Zeker, het is wel te begrijpen, dat ons hart soms ineenkrimpt van angst, wanneer die stormwind al te zwaar buldert. De beschermende dijken van ons leven zijn zoo strek niet, dat ze niet wel eens bezwijken konden. Maar alleen in de dreuning van dezen strijd kan het nieuwe geboren worden, En wanneer we de zekerheid hebben als nu in de lente, dat dit nieuwe het winnen moet, dan kunnen we niettemin glim lachen in vertrouwen en in ver langen. Het oude laat zich ook bij ons zoo gemakkelijk niet uit drijven. We zitten vastgeroest in oude gedachten, oude voor stellingen, oude gewoonten, oude smarten en oude liefden ook. Het kan pijn doen, die te moeten uittrekken, te moeten wegrukken uit ons hart en uit ons leven. En er blijft maar al te vaak een bloedende wonde, die een diep lidteeken achterlaat. Maar het is zoo vaak noodig, nietwaar „Des drijvers geweldige roede, jaagt rust'loos ons voort op ons pad". Het leven kent geen rust, het is verandering en strijd. Met het leven mee moeten we vernieuwen, vernieuwen in onze liefden en vreugden en smarten, vernieuwen in onze gedachten en behoeften. Het is onvermijde lijk, want stilstand beteekent de dood. En het is in storm en onweer, dat deze vernieuwing tot stand komt. Als om ons wordt ook in ons Wel natuurlijk 1 antwoordde Angelina, die de reden tot deze vraag doorzag. Ik zal u den brief zelfs ter hand stellen, ge kunt hem dan persoonlijk op de post bezorgen. Om hoe laat Kom dan om drie uur maar eens aan. Brigard spoedde zich heen de toekomst scheen hem thans rooskleurig toe, en hij zeide bij zichzelven Het was toch een groote dwaasheid van me, te gelooven dat zij Serge beminde. Toen Brigard 's namiddags om drie uur weder bij Angelina verscheen, legde deze hem een brief voor, waarvan het schrift zelfs niet in de verste verte op het hare geleek. De inhoud luidde Aan den Chef der Veilig- heids-politie Mijnheer. Alhoewel deze brief nietondei- teekend is, zoo kunt ge aan den onder het gebulder van Maartsche buien, de nieuwe lente geboren. Wanneer we die beteekenis van den storm en den strijd begrij pen en er zoo de noodzakelijk heid van beseffen, dan zullen we met een glimlach om de lippen ook de pijn dragen, die iedere strijd onvermijdelijk brengt (Vervolg) Toen allen op de tribunes hadden plaats genomen, waar tegenover zich een groote men- schen-massa bevond nam de voorzitter van het comité de heer K. J. A. G. baron Collet d' Escury het woord. Spreker herinnerde er aan, hoein 1906 de gemeenten Graauw Hentenisse, Ossenisse en Philip pine geteisterd werd en 1400 H.A. onder water liep, waarvan alleen in Hontenisse 800 H.A., I waardoor een 2000 inwoners voor het grootste deel onder water kwamen. Verlies van menschenlevens kwam niet voor, maar wel van dieren, en vele personen waren dakloos en moes ten elders hun onderkomen zoe ken. Hulp werd dadelijk van alle kanten verleend en zoo zond o.a. de minister van oorlog een detachement genietroepen, oorspronkelijk 110, later 160 man sterk, onder bevel van den toen- maligen kapitein, thans generaal Panthaleon baron van Eek, en in 4 weken wist men mede door medewerking van den Prov. Waterstaat het gevaar voor uit breiding geweken te maken. Maar de stemming was moede loos, gebouwen waren gedeelte lijk vernield, huisraad was ver loren gegaan, voorraden bedor ven. De winteroogst was ver loren gegaan en voor dat jaar kon niemand op een oogst rekenen, terwijl door den invloed van het zoute water voor \ol- inhoud toch ten slotte geloof slaan. Ik noem mij niet, wijl ik mij niet aan de wraak der beide misdadigers wil blootstellen, die gij zoo ijverig vervolgt. Ik spreek hier namelijk van Serge Morain en van Claude Garancier, die zieh in een af gelegen streek van Asnières schuil houden. Wanneer ge bei den in handen wilt krijgen, dan behoeft ge u slechts dezen avond om elf «sur aan de Seine oever in de nabijheid van de villa van den heer Fourmont in hinderlaag te leggen. Twee jonge meisjes zullen even na elven deze villa door de kleine parkdeur ver laten. Een van die twee is Therese Garancier, die ge even eens zoekt, de andere is mejuf frouw Julienne Fourmont, die haar vader op de onwaardigste wijze misleidt. Beiden zullen zich naar het afgelegen huisje begeven, waarin Claude en Serge wonen. Wanneer uwe agenten die twee meisjes voorzichtig gende jaren weinig te wachten was. In die droeve tijden kwam het bericht van den komst der Koningin en den Prins en of schoon allen reeds bekend was de groote liefde en de groote toewijding van H.M. de Koningin voor haar volk, van nabij had men dat evenwel nog niet aan schouwd. Ieder, die toen H.M. gezien heeft, die gehoord heeft de woorden van trotst gesproken tot de dakloozen opgenomen in het R. C. Liefdehuis te Groenen dijk, en in particuliere woningen, die getuige was hoe daar H.M. met den Prins, niettegenstaande het ongunstige weder in een open roeiboot de gemeente heeft doorkruist, was onder den indruk en kreeg nieuwen moed. Reeds dat bezoek is reden van groote dankbaarheid aan H. M. en den Prins. Er is evenwel meer, waar H. M. niet alleen woorden van troost had gesproken, doch ook hulp had toegezegd, bleken dit geen ijdele woorden te zijn. Spreker wil daarover niet uitweiden, doch slechts vaststellen, dat wat H. M. in deze streken uit particu liere middelen voor de inwoners gedaan heeft, nooit zal worden vergeten. Spr. bracht onder groote enthusiasme der aan wezigen een Leve de Koningin, Leve den Prins, Leve Prinses Juliana en Leve de Koningin- Moeder uit. Reeds in 1914 werd er een comité gevormd om met de 10- jarige herdenking van den water snood een monument op te rich ten, de oorlogsjaren beletten uitvoering daarvan, Nu de tijden beter werden, kwam het oude denkbeeld weer naar voren en spr. brengt hulde aan den vervaardiger van het monument den heer Dirk Wol- bers uit 's Gravenhage, voor de schoone uitvoering daarvan. Spr. brengt den Prins dank voor zijn overkomst, maar wil, voor hem te verzoeken het monument te ontsluieren nog volgen, dan zullen zij ze alle vier tegelijk kunnen grijpen. Zooals vanzelf spreekt, mogen uwe agenten zich niet te vroeg vertoonen, wijl de gezochten anders zonder eenigen twijfel ontsnappen zouden. Als voor zichtigheidsmaatregel ware aan te raden, zich van een zekeien Sepherin te verzekeren, die bij den heer Fourmont als kantoor knecht dient, en gewoonlijk den nacht bij Claude en Serge door brengt. Hij is bij de vlucht van laatst genoemde, zoomede bij die van Therese Garancier behulpzaam geweest. Ook Jacques, de tuin man van mijnheer Fourmont en de vertrouwde van juffrouw Fourmont is een hoogst verdacht persoon, die in de villa van den notaris te Asnières woont. Al deze mededeelingen doet u, Een inwoner van Asnières. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1922 | | pagina 1