ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN T VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN 31e Jaargang den voet gevolgd. yi9Si.3E.ST6N. (Schuld en Boete. Woensdag 1 Februari 1922 Nummer 2696 BRESKENSCHE COURANT lonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. Ad v e r t e n t i ep r ij s v a n 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK TNo.f 2°" BRESKENS Postgiro 17704 Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur De Molenaar" van 25 Jan. bevat het volgende artikel ider bovenstaand opschrift; De llreskensche Courant is zoo ltd geweest in haar nummer u 4 Januari j.l. mijn artikel Bet zinkende schip", voorko- jende in „De Molenaar" van December 1921 in z'n geheel ter te nemen. Zij achtte het fcangrijk genoeg voor hare |ter>, om dit artikel een plaats geven in haar redaktioneel rdeelte. Inhaar nummer van Woensdag J Januari is het de heer A. H. IeMilliano te Waterlandkerkje te hierop reageert, evenwel op ia manier waarop wij weder kerig moeten reageeren. De geachte schrijver begint et de Breskensche Courant op merken, dat zij een vierde ideelte van haar redaktioneel ideelte van haar blad heeft af staan voor een artikel van fjn hand onder het opschrift Cchip. Suikerfabriek Zeeland", ■ergenomen uit „De Molenaar". Tig ik zoo vrij zijn de heer k Milliano op te merken, dat tonder dat opschrift geen arti- in „De Molenaar heb geschre- CD, maar wel onder het op- irift. „Het zinkende schip." laar ik het nummer van de ttakensche Courant waarin mijn Wkel is geplaatst niet heb ge iten, weet ik niet of de heer Milliano verkeerd heeft ge iten, of dat de Redaktie van Breskensche Courant mijn Jschrift heeft gewijzigd. Dit is ■envrel een zaak van onderge- fhikt belang, hoewel ik toch nn wil mededeelen, dat ik er jrijs op zou stellen voor het trvolg mijn opschriften niet te rijzigen. De heer De Milliano trekt hen conclusiën uit mijn artikel zegt, dat hij mij op den voet it volgen. Wij zullen eens ha hoe hij zulks aanlegt en hoe ij hierin is geslaagd. Dit alles was binnen enkele tauten geschied, en zonder dat «1 er van buiten af iets van kunnen hooren. De chef der 'eiligheidspo 1 itie was juist gereed pitomen met zijne toebereid- •I™, terwijl de rechter van "tructie hem ia de eetkamer Achtte, De beide vrienden en hun [(trouwe Sepherin lieten zich 'P den muur der plaats aan komen, van daar op de spoor- af en liepen toen, beschermd Joor de inmiddels ingetreden Pbternis, langs de rails tot aan 'l| niet ver verwijderde station hint Lazare, van waar zij met "0 eerst vertrekkenden trein Asnières gingen. ,Dp den avond van denzelfden waarop Claude zijn vriend op zulk een vermetelde i Wij zullen dus z'n negen pun ten hier even neerschrijven, zij luidden aldus I. Dat de heer J. v. Wal cheren zich bedient van een schuilnaam. II. Dat met 1 Jan. 1922 het Direkteurschap van de Coöpera tieve vereeniging „Eiland Wal cheren" in andere handen over gaat. III. Dat de leden van de Coöp. Suikerfabriek Zeeland als eerste voorschot met eene be taling van acht gulden per 1000 kilogram zijn verrast. IV. Dat alle boeren welke hun bieten hebben geleverd aan andere niet Coöp. fabrieken, reeds lang 22 a 23 gulden in hun zak hebben. V. Dat de Coöp. Beetwortel suikerfabriek Zeeland, het vorige najaar de eer had, de Redakteur van de „Midd. Crt", alsmede de Commissalis der Koningin in Zeeland ter bezichtiging der nieuwe fabriek te ontvangen en dat zij verrukt waren over het geen hun ter bezichtiging was gesteld. VI. Dat de Voorzitter op de fabriek een mooie kamer heeft, waar hij iedereen ontvangt. VII. Dat eeue modelfabriek eerst dan mooi genoemd kan worden, wanneer deze financieele voordeelen oplevert. VIII. Eene kolom vol ver dachtmakingen van J. van Wal cheren, welke vermoedelijk in zijn eigen oog, te laag bij den grond zijn om ze met eigen naam te onderteekenen. IX. Conclusie van J. v. Wal cheren vergelijkingde Coöp. Beetwortelsuikerfabriek en een zinkend schip. Nu gaat de heer De Milliano mij op den voet volgen en trekt aldus van leer: „Mijnheer de Redacteur, veroorloof mij den heer J. van Walcheren even op den voet te volgen, en gelieve aan Uwe lezers mede te deelen of de heer J. van Walcheren zich al of niet van een schuil naam bedient, hetgeen zeker wijze hielp ontvluchten, ging mijnheer Fourmont de trap op naar zijn slaapkamer, geheel in zijn gedachten verdiept. Jacques bracht hem de lamp en vroeg hem, of hij nog wat te bevelen had. Neen, Jacques. Maar zeg eens, heb je alle deuren goed gesloten? Zeker, evenals altijd, mijnheer. 't Scheen me toch toe, alsof ik zooeven voetstappen in den tuin hoorde. Daar moet ge u zeker in ver gist hebben waarschijnlijk is, dat er iemand den weg af kwam. Maar wanneer gij het wenscht, wil ik nog wel eens gaan kijken. Ja, doe dat, antwoordde mijn heer Fourmont, terwijl hij naar het openstaande venster trad. Toen de tuinman hem nog maals verzekerd had, dat alles in de beste orde en er niets buitengewoons te bemerken was, ging de heer des huizes, werke lijk gerustgesteld in zijn leuning stoel zitten en dacht er over na, hoe hij het zou aanleggen, om weinig passend zou zijn, bij der gelijk verdachtmakend stuk." De heer De Milliano houde het mij ten goede, dat ik hier even konstateer, dat hij hinkt op twee gedachten. In conclusie I is hij zeer positief en verklaart hij dat ik mij bedien -wan een schuilnaam, waarom dan aan de Redaktie van de Breskensche Courant nog eens gevraagd of dit al dan niet zoo is Bovendien stelt hij deze vraag aan iemand, die hem onmogelijk kan beantwoorden. Gesteld nu eens, dat ik mij bediende van een schuilnaam, dan dient de heer De Milliano te begrijpen, dat zulks niet geschiedt om ver dachtmaking en insinuaties de wereld in te slingeren, maar dan geschiedt zulks vaak om redenen waarmede het publiek noch geschaad, noch gebaat is. Intusschen zien we, dat de heer De Milliano zijn positieve ver klaring zelf reeds te niet doet. Bij de tweede conclusie be gint het hem blijkbaar een beetje te duizelen. De direkteur van de Coöp. Eiland Walcheren heeft met 1 Jan. z'n ontslag ge nomen, zooals ik m'n lezers reeds heb medegedeeld en nu komt de heer De Milliano ons vertel len, dat sedert de oprichting van de Coöp. Suikerfabriek Zee land, als Direkteur dier fabriek is verbonden de heer dr. P. J. v. Ginneke. Dat met 1 Jan. 1922 door deze het Direkteurschap niet is neergelegd, maar dat hij steeds met den zelfden ijver als sedert den dag der oprichting aan de belangen der fabriek en der leden zijn beste krachten wijdt. Hier wil ik toch even opmer ken, dat de heer De Milliano mij niet op den voet heeft ge volgd. Ik had het over „Eiland Walcheren" en hij is aan „Zee land". Hij schrijft er maar een beetje op los en is blijkbaar vergeten wat hij zelf onder sub II heeft medegedeeld. Men ziet, de heer De Milliano is niet erg gelukkig in zijn bestrijding tot de belofte te vervullen, die hij Angelina had gegeven. Thans, nu Julienne er niet bij was, schaamde hij zich voor zijn eigen zwakheid, en nam zich voor om den volgenden morgen met de meest mogelijke beslist heid op te treden! Wegens den helderen mane schijn en de zachte avondlucht had hij het venster niet gesloten, en daardoor drong nu plotseling zeer duidelijk het geluid van mannenvoetstappen naar boven. Ditmaal vergis ik mij toch niet, zeide hij bij zichzelven, terwijl hij angstig luisterde. Hij wilde opstaan en naar beneden naar den tuin gaan, doch het ontbrak hem aan moed. De voetstappen hadden vlak onder zijn venster opgehouden en hij vernam nu een zacht gefluister. Nog was hij het niet met zich zelven eens, wat hij doen zou, toen er twee handen op de vensterbank verschenen, en on middellijk daarop riep een vrien delijke stem heden en men zal zien, dat het er niet veel beter op wordt. In zijn antwoord op III het kardi nale punt waarom het in deze gaat, kan hij niet verder komen dan de erkenning dat de aan- deelhoudersbietenverbouwers niet meer dan 8 per 1000 k.g. hebben ontvangen doch dit is slechts de eerste uitkeering en niet de eindafrekening. Zeker, ook door mij is niet betoogd, dat dit de eindafrekening was. Het eenige verschil tusschen ons is maar, dat de heer De Milliano het vertrouwen vraagt der leden in het bestuur en dat ik nog meer pijnlijke verrassingen in uitzicht heb gesteld. Op punt IV zegt de geachte schrijver, dat het bezijden de waarheid is, dat andere boeren reeds 22 a 23 gulden is uit betaald. Als men voor andere het woordje alle wil lezen, dan is dat wellicht zoo, maar zeker is het dat zéér vele boeren zoo gelukkig zijn. Dat de marktprijs van de suiker enorm is gedaald, weet iedereen en ook de niet-cqöpe- ratieve fabrieken gevoelen dit aan den lijve maar dit ontslaat hen niet van hun contractueele verplichtingen. Dit is de risico van den handel waarmede bij de oprichting van coöperatieve ondernemingen veel te weinig rekening wordt gehouden. Eerst dan als men in de misière zit, tracht men met grootdoende reclame de bittere pillen te vergulden en nogmaals een beroep te doen op de trouw en aanhankelijkheid der leden. In de toekomst zal alles beter worden. Met dergelijke wissels op langen termijn wordt men niet veel beter. Men is aan deelhouder geworden om er beter van te worden, niet om na lang wachten een klein ge deelte van de vordering te ont vangen. Dit werkt niet vertrou wend voor de toekomst. V en VI worden door den heer De Milliano samengevat. Hij neemt dankbaar akte, dat de Redactie van de „Midd. Crt." Goeden avond, mijnheer Four mont. Op hetzelfde oogenblik sprong Claude Garancier de kamer bin nen, maakte eene buiging voor den hem sprakeloos aanstaren- den notaris en zeide Ge zult me zeker wel veroor loven, dat ik mijn geleider naar boven help Hij boog zich uit het venster en diep naar omlaag Kom maar, vriend Mijnheer Fourmont zal ia de wolken zijn, je weer te zien. Een nieuwe gestalte sprong door het venster, en Claude wendde zich tot den notaris met de hoffelijke woorden Ik heb de eer u den heer Serge Morain, mijn besten en trouwsten vriend voor te stellen. Nadat de trein, waarvan Clau de Serge, en Sepherin na hun vermetelde vlucht gebruik maak ten, om naar Asnières te gaan, het station Saint-Lazare ver laten had, dankte Serge zijn bevrijders, met wie hij toevallig en de Commissaris der Koningin in Zeeland verrukt waren over de inrichting der fabriek, maar hij is niet te spreken over de mooie kamer van den Voorzitter. De geachte schrijver heeft toch wel begrepen, dat ik de ervaring van de „Midd. Crt." heb mede gedeeld en dan is het niet mijne schuld, als deze kamer te mooi is voorgesteld. VII. Ook hier weer geen weer legging, alleen krijg ik den welgemeenden raad mij niet blind te staren op de eerste uitkeering, maar geduldig af te wachten op de dingen die nog kunnen komen. Hij knoopt er tevens den wensch aan vast, dat de leden der Coöp. Beetwortel suikerfabriek „Zeeland" zich gelukkig zullen achten, passa giers te zijn van het zinkende schip. Hiermede verlaat de heer De ^lilliano mij en schijnt hij mij niet langer op den voet te kun nen volgen. Verwonderen doet zulks mij niet. Iemand die blijk geeft niet te kunnen onthouden, dat hij in het begin vim zijn schrijven iets positiefs verklaart, om deze verklaring midden in z'n schrijven weer te niet te doen, van zoo iemand kan men ook niet verwachten, dat hij negen door hem zelf getrokken conclusies zal beantwoorden. Toch is het wel jammer, want immers in VIII gaat het over een kolom vol verdachtmakingen mijnerzijds neergeschreven. Als de heer De Milliano al zijn geestkracht had ingespannen om deze verdachtmaking eens te ontzenuwen, dan hadden de leden zijner vereeniging zich kunnen verlustigen in het feit dat J. van Walcheren een geduchte afstraf fing had gehad. Nu zijn zij niets wijzer en er niets op vooruit gegaan. Wil de heer De Milliano van zijn goed recht gebruik maken, om als voorstander van de coöperatie in-de courant te schrijven, niemand die het hem zal betwisten. Maar iemand te betichten van verdachtmakingen alleen in een coupé zat, hartelijk en omhelsde Claude onstuimig Deze echter zeide Laat dat thans, mijn vriend. Wij moeten zeer voorzichtig zijn, willen wij ons niet aan het gevaar blootstellen, om der politie weder in handen te vallen. Hoe heb je het toch aangelegd, om in dat huis en in onze woning te komen Dat, beste vriend, zul je later wel eens vernemen. Voor het oogenblik hebben wij gewich tiger zaken te bespreken. Luis- •ter dus naar mij. Je hebt geen geld bij je, is 't wel Ja, maar zeer weinig. Goed 1 Ik heb ook bijna niets meer. Mijn moeder heeft mij haar spaarpenningen gegeven, duizend francs, die nu ook geheel uitgegeven zijn. Gewelddadige ontvoeringen met al wat daartoe behoort kosten veel geld. Kort om, we moeten zien, dat we ons nieuwe geldmiddelen verschaffen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1922 | | pagina 1