ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Nieuw]aarswensch?n Wekelijksch Omzicht. Hel M dei Bolsjewieken. BERICHT. Schuld en Boete. VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM—BLIEK BRESKENS 31e Jaargang Zaterdag 24 December 1921 Nummer 2686 BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Telefoon fio. 21 Drukker-Uitgever Postgiro 17704 Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Uit hoofde van het Kerstfeest zal ons nummer van Dinsdag 27 December niet verschijnen. In het nummer van Zaterdag 31 December worden opgenomen. Beleefd wordt vei- zocht deze zoo spoedig mo gelijk in te zenden. De Kerstklokken luiden. Over de wijde, stille aarde, die roer loos ligt in den donkeren nacht onder den wijd-gespannen he mel, dreunt door de stil ge worden steden en slapende dor pen het zware geluid hunner metalen .monden. Er is een vreemde roepende drang in den dreunenden klank, dat uit gaat naar de menschen overal op de wereld. Hij is als een noodiging, een vraag, een bevel. De Kerst klokken roepen. Luide roepen zij over de stille aarde, die huive rend luistert. Ze roepen naar Bethlehem's beestenstal, waar het kindeke ligt in doeken gewon den ze roepen naar Efrata's velden, waar in de zang der Engelen het „Eere zij God, in de inenschen een welbehagen", gehoord wordt. Ze roepen naar het nieuwe licht, dat stijgt uit den donkeren nacht der tijden boven de wachtende, moedelooze aarde. En verwonderd heft de mensch het luisterende hoofd en een vreemde gelukkige glim lach plooit om zijn mond, wan neer het „Vrede op aarde" klinkt. Negentien eeuwen langjiederen Kerstnacht opnieuw heeft de zelfden roep over de aaide ge klonken, noodend, biddend. Ne gentien eeuwen lang iederen Kerstnacht, opnieuw hebben de 53) Het bloed steeg haar naar het gezicht, doch zij onderdrukte een heftig antwoord, dat haar op de tong zweefde, en verge noegde er zich mede, den be ambten een verachtelijken blik toe te werpen. Toen het rijtuig, dat de kaden aan den linkeroever der Seine langs reed, op den Quai Male- cais kwam, hoorde Therese een baar welbekende stem een volks lied zingen zij vermoedde een voorbereide gebeurtenis en keek 'o gespannen verwachting naar de voorbijgangers of zij onder ben niet dengeen ontdekken kon, wiens stem zij zooeven hoorde. Onmiddellijk daarop deed een Weeselijke stoot het rijtuig schok ken, dat terstond stil hield en °aar de zijde overhelde, waar Therese zat. klokken geluid ter eere van het jonggeboren Kindeke in Bethle hem's beestenstal. En iedere Kerstnacht opnieuw staan de menschen daar, verwonderd en verslagen als de Wijzen uit het Oosten. Hun knieën buigen voor het pasgeboren Kindeke. Maar hun harten buigen niet als de harten der Wijzen. En wanneer straks de zang der Engelen ver stomt en het Vrede op aarde wegstreft in den rijzenden mor gen, dan beginnen ze hun leven weer van eiken dag, leven van begeerte en haat en lasteringen en gaan ze weer naar hun oor- logsbegrootingen en marine werven en menutie-depots en conferenties. Het helpt niet. Met de zang der Engelen is het lied van den vrede uit, waarnaar de ver moeide en wachtende mensch een oogenblik in nieuwe hoop geluisterd heeft. En verwon derd kijkt hij rond over de be roofde, zwijgende aarde, niet begrijpend, dat alleen wanneer zijn eigen hart dat lied heeft op gevangen het weerklinken blijft ook wanneer de morgen rijst na den lichtenden Kerstnacht en dat alleen de zang van alle menschenharten het „Vrede op aarde" verwezenlijken kan. 19 eeuwen van verwachting en te leurstelling zijn blijkbaar nog niet in staat geweest hen te leeren, dat zoolang de begeerte blijft en de nijd en haat het „Vrede op aarde" een droom moet blijven van den Kerstnacht die met den Kerstnacht sterft en dat zelfs geen Washington- sche conferentie hem verwezen lijken kan, wanneer het men- schenhart het niet doet. We hadden een goede hoop dit jaar. Meer dan 4 jaren van moord en krankzinnige verwoes ting en nog 4 jaren bijna van wraakzucht en vervolging en dwaze onderdrukking, van red deloos verval en hopelooze po gingen tot herstel schenen wel voldoende om de menschen te De koetsier vloekte als een razende en sprong van zijn bok. Een groote, met zware steenen geladen handwagen, door twee mannen, iu de gewone kleeding der metselaars getrokken, was met zulk een geweld tegen het rijtuig aangereden, dat de as en een wiel daarvan braken. Vrees maar niets, zeide de eene agent tegen Therese, we zullen een ander rijtuig nemen. De koetsier moet maar zien, hoe hij het met die onhandige kerels klaar speelt. Therese antwoordde slechts met een buiging van het hoofd, zij moest al hare kracht ver zamelen, om hare ontroering te verbergen, want zij had in de beide werklui, die het nu met den koetsier aan den siok had den, haar broer en Sepherin herkend. De agenten hielpen hun ge vangene uit 't gebroken rijtuig, naast 't welk zij onder bewa king van eenen agent moest blijven staan, terwijl de andere zich naar de naaste standplaats leeren, dat het Vrede op aarde ook buiten den Kerstnacht zijn beteekenis en waarde had en dat de tot nu toe gevolgde weg zeker niet de juiste was om tot dien vrede te geraken. De Washingtonsche conferentie, die ontwapenen zou, scheen de nood zakelijke sluitsteen van dezen zeven jaren van verschrikking en ellende. De berg heeft een muis gebaard. Uit de conferentie is niet de ontwapening der wereld maar een nieuw bondgenootschap van het soort als men voor den vrede zoo gevaarlijk achtte, voortgekomen. En wat misschien nog erger is, nog nauwelijks is de zaak beklonken of den drang naar sterker bewapening zet haar al weer op slappe beenen. Wanneer Frankrijk toch zijn eisch betreffende zijn maritieme bewapening, die het een vloot zou verschaffen zoo groot of gróóter dan die van Japan, niet ingewilligd krijgt, rekent het de afspraak inzake de nieuwe vier voudige Entente voor vervallen. Het teekent den geest waarin deze Entente gesloten werd. Dat is niet den geest van het „Vrede op aarde", dat is niet eens de geest, waarin de Was hingtonsche conferentie ontwor pen werd. Het is de drang naar voortzetting der bewapeningen, die er uit spreekt. Deze eisch beteekent niet alleen het afsprin gen der overt enkomst inzake de Stille Zuidzee gesloten, maar ook, erger nog, het onverminderd voortduren van den waanzinnigen wedstrijd, die de wereld in de ellende heeft gebracht. Ontwa- penings-confeientie en vriend schappelijke Entente's ten spijt, willen de mogendheden, wil Frankrijk althans, zijn militaire sterkte ten volle handhaven, zoo mogelijk nog vergrooten. Deze eisch is het pendant van Briand's rede. Of men ten slotte nog eens wordt of niet, doet er daarbij zoo heel veel niet toe. De be doeling, de gezindheid zijn dui delijker en beloven de wereld van rijtuigen begaf, om een an dere fiacre te halen. Inmiddels duurde de woorden wisseling tusschen den koetsier en de beide werklui voort, die alle schuld aan het ongeval van zich trachtten te werpen. De koetsier schreeuwde Ik zal jelui wel vinden. De schade zal je me vergoeden. Het is nog won der, dat mijn passagiers er heel huids zijn afgekomen. Vergeef mij, dame, wendde Claude zich beleefd tot Therese, ik hoop toch, dat ge u niet be zeerd hebt Neen, fluisterde het jonge meisje. Van uit de verte wenkte nu de tweede agent, die een ander rijtuig gevonden had, zijn kame raad toe, dat hij met zijn ge vangene daarheen zou komen de agent zeide nog tegen den koetsier van het gebroken rij tuig: Gij kunt de vracht op de pre fectuur van politie reclameeren. Vervolgens wendde hij zich tot niet veel goeds. Willen we de vrede op aarde, dan zullen we nog wat langer moeten wachten. Hoe lang Het is Frankrijk's vrees, die zich ook hier uitspreekt. En die vrees kan alleen eindigen door Frankrijk's verandering of door Duitschland's volslagen ver nietiging. Wat zal het zijn Voot- loopig zijn voor Duitschland de vooruitzichten niet gunstig. Het heeft een uitstel van be taling aangevraagd, de eenige weg naar het schijnt om zijn vernietiging, zijn financieele en oeconomische ondergang te voor komen. Engeland heet er wel ooren naar te hebben. Maar Frankrijk? Ongetwijfeld, Frank rijk heeft de Duitsche milliarden noodig. Maar wanneer ze er niet zijn, helpt het niet veel, of het zijn recht om die te eischen, al strak blijft hand haven. Men kan niet tegelijk een koe slach ten en melken, heeft Lloyd George gezegd. De Franschen beginnen daarvan toch ook iets te begrijpen. Maar het is de vraag nog, of dat begrip ver genoeg gaat. Het toestaan van het moratorium is ten slotte ook hun belang. Maar hun belang niet alleen. Willen we het her stel der wereld, waaruit alleen het „vrede op aarde" werkelijk heid Kan worden, dan moeten we langs dezen weg. Zullen de heeren het begrijpen? Heeren, politieke heeren blij ken vaak hard van begrip. Ook België toont het. Na de jongste verkiezingen scheen een anti- Vlaamsch ministerie er de groot ste onmogelijkheid. Maar de Franskiljons en het ofïïcieele België schijnen inzake de Vlaam- sche kwestie wel uiterst hard- leersch. Misschien hebben de Vlamingen zelf er schuld aan, Er zijn nu eenmaal menschen. tegen wien men een beetje har der moet praten, die nooit mee- nen, dat het ernst is, wanneer men niet een keel opzet. Weet men dat, dan is het dwaas te gaan fluisteren, als men iets ge daan wil hebben. De Vlamingen hadden het nu in hun land. Wan neer de Vlaamsche katholieken hun steun aan dit ministerie weigeren, ligt het onderstboven. Zullen ze daaruit de noodige consequenties weten te trekken? Het „vrede op aarde" is toch ten slotte alleen door strijd te bereiken. Dat zullen de Vla mingen zich ook bewust moeten maken. Op het politiebureau te Zwolle vertoefde zich de 28-jarige mijn werker Rein Zijda, geboren en gedomiliceerd te Stavoren, die vijf maanden in Moskou gevan gen gehouden is omdat hij wei gerde dienst te nemen als sol daat in het Roode leggr. Voor den oorlog was hij mrfnlwerker in Dijitscli^nd. N^dat hij, tijdens den oorlog aan zijnmilitaire plicht voldaan had, trok fiïj weer naar Saksen. In den voorzomer kreeg hij daar gedaan met nog een Hollander, uit Amsterdam, en Duitschers. Met hun zessen zaten zij in een verhuurkantoor, toen een heer bij hun kwam, en vroeg, of zij werk zochten. Hij zei aannemer te zijn van een groot werk achter Moskou, flinke kerels noodig te hebben en vroeg of zij bij hem in dienst wilden treden. Op verzoek liet hij hen papier van de aanbe steding zien, voorzien van groote zegels, en zij gingen mee naar Berlijn, nadat zij ieder 300 Mark handgeld ontvangen hadden. Daar kwamen nog 28 Duitschers bij, en per spoor ging het via Warschau, naar Brest Litowsk, waar zij de Sovjet-douane moes ten passeeren. De heer liet de douanen een papier zien en toen behoefde hun goed niet gevisiteerd te worden. Dat kwam Zijda verdacht voor. De reis van de grens tot Moskou Therese en zeide, haar bij den arm nemend Kom mee. Nauwelijks had hij echter eenige schreden met het meisje gedaan, toen hij een geweldigen vuistslag op den rechterschou der kreeg, zoodat hij onwille keurig den arm van het meisje losliet, en vóór hij nog goed tot bezinning kwam, werd hij zoo heftig op den grond geworpen, dat hij niet bij machte was om terstond weder op te staan. De andere agent, die inmid dels met den koetsier der fiacre sprak, had niets van dit voorval gezien, en de koetsier van het gebroken rijtuig, was zoo geheel en al verdiept in de beschouwing van de geleden schade, dat hij zich verder om niets bekommerde Op deze wijze gelukte het den beiden werklui met deu gevangene ongemerkt te ont snappen. Slechts met moeite stond de op den grond geworpen agent op, doch hij keek tevergeefs naar zijn aanvaller* uit. Ook de gevangene was verdwenen, even als de twee werklui. Hij riep nu den anderen agent naderbij, en beiden gingen nu ijverig aan het zoeken naar de aan hun bewaking toevertrouwde gevan gene. Zij ondervroegen den koetsier, doch deze antwoordde gemelijk Loop naar den duivel met je vrouwspersoon, ge vergoedt me de aangerichte schade, nu de twee kerels ontsnapt zijn In elk geval al ik de kar, die zij achtergelaten hebben, in beslag nemen, wellicht dat ik daardoor te weten kom, waar ze te vin den zijn. De ongelukkige agenten keken tevergeefs scherp naar alle kan ten uit, zij zagen noch de ge vangene, noch de beide arbeiders. Eerst na eenigen tijd kwamen zij op de gedachte om over de steenen borstwering, die de ka de over hare geheele lengte langs de rivierzijde begrenst, naar omlaag te kijken. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1921 | | pagina 1