ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Nieuwjaaiswenschen BERICHT. Schuld en Boete. VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN 31e Jaargang Woensdag 21 December 1921 Nummer 2685 Het boerenbedrijf en de arbeidswet. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 15 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK ™o.,02°n BRESKENS p|>7s$4ro Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Uit hoofde van het Kerstfeest tal ons nummer van Dinsdag 27 December niet verschijnen. In het nummer van Zaterdag 31 December worden opgenomen. Beleefd wordt vei- ïerzocht deze zoo spoedig mo gelijk in te zenden. Het is niet als andere jaren geweest, wanneer na een lachen den zomer en stilblauwe herfst dagen, een al dichter mist van regen en donkerte onze dagen omsluit, tot we alle uitzicht verloren hebben in het verre verschiet, waar de kimmen blau wen en waar straks weer de zon, brenger van nieuw licht en nieuwe vreugde boven een ont wakende aaide herrijzen zal. 1 Van den langen, zonnigen romer met zijn eindelooze rij van lichtende dagen, voortdurend tot ver in den herfst, zijn we op eenmaal in den barren winter geraakt met zijn strakke dagen van pijnigend zonnelicht en zijn witte morgens, wanneer de kale boomen wit-pluimend staan en berijpte lanen tooverachtig lijken als de diepe zuilengangen van (en sprookjespaleis. 't ls of het strakke licht van den zomer, toen het niet wijken wilde, bevrozen is en koud en ronder gloed, maar, met het felle, strakke van vroeger op haar iteenen gelaat, haar vreemd- lichte oogen ons aanstaren. Maar «i dien strenge vorst vervielen wij in een nevel van dikke mist. Licht is 't dezen zomer geweest, als geen voorafgaande. Dag aan dag spande dezelfde klare, hel dere hemel boven onze weide- jb 52) Claude, die bij het eerste ochtendgloren ontwaakte, wekte hem uit zijn slaap, terwijl hij er hem tegelijk verwijten over deed, dat hij niet was gaan liggen. Och, antwoordde Sepherin op dringend, zittende kan men veel heter slapen. Hadden wij het den oorlog maar altijd zoo (oed gehad. Claude was opgestaan en zeide: Laat ons nu spoedig onze toebereidselen makenhet is 'ld, dat wij opbreken. Hij trok zijn gewoon roei- testuum aan en daarover nog !(n wijde, linnen pantalon en ten witten kiel, welke voorwer- !,n hij uit het pakje haalde, dat hepherin den vorigen avond "or hem had medegebracht. landen, die dorstten in het felle, verzengende licht. Dat was niet meer het licht, waarnaar altijd onze verlangens uilgaan, niet de zonnigheid van vreugde en weel- derigen overvloed. Als zelden in ons klimaat leerden we de vijandschap, den haat, de ver woestingen van het licht kennen. En als duurde die vijandschap voort, zoo is de verzengende heerschappij van dat licht over gegaan in het koud-witte, strakke licht van den wintertijd, dat verstijft en doodt, zonder dat één oogenblik een bolle, vochtige wind om ons streek en de weeke soepelheid van met water ver zadigde dagen de strakheid van ons hoofd ontspande, of de koele warmte van een verkwikkenden regen als een verademing zich om ons vlijde. Niet waar? We hebben er naar verlangd, naar de donkere regen dagen, de zoele, ademlooze van den zomer en de onstuimige, die in den herfst over onze landen ple gen te gieren. We wilden uit het licht, uit de stilte van windlooze dagen naarden regen en den storm en de donkerte. We vroegen om de onstuimigheid van de na jaarsdagen, wanneer de takken zwiepen en de regenslagen klet teren tegen de ruiten We hadden genoeg van de eindelooze strak heid van gespannen luchten en de felheid van het witte, droge licht. Wij zijn er moe van ge worden, en onze oogen, ons hoofd, ons hart zijn pijn gaan doen van het licht en de zonne schijn, die we toch het geluk achten. Is het niet wonderlijk Of neen, niet wonderlijk toch. Het geluk vermoeit evenzeer als het ongeluk. Evenzeer? We kun nen zoo moeilijk vergelijken. Het gebeurt zoo zelden, dat we van het geluk te veel, zelden maar, dat we er genoeg van krijgen. We komen zooveel te kort aan levensgeluk, aan levensvreugde, aan zonneschijn, dat we nauwe lijks meer weten, dat we behalve die vreugde en dien zonneschijn nog iets anders noodig hebben. Nadat deze zich eveneens gekleed had, verlieten beiden de hut en begaven zich naar die plek aan den Seineoever, waar Claude's boot lag. Terzelfder tijd voltooide The- rese haar eenvoudig toilet voor den spiegel, waarvoor hare moeder vergunning verkreeg baar te zenden. Het jonge meis je dacht zuchtend ovet haar tegenwoordigen, droevigen toe stand na, dien zij onwillekeurig met het kalme geluk van het verleden vergeleek, toen plot seling de deur van de gevange nis-cel geopend werd en een man binnentrad, die-shaar op ruwen toon toeriep Neem alles mede, wat u toe behoort, want ge zult hier niet meer terugkeeren. Kom mede. Bevend vroeg zijWaar brengt men mij heen In de eerste plaats zal de rechter van instructie u daar heen zanden, waar hij uwe aan wezigheid nuttig oordeelt, en En toch kunnen we het weten, moeten we het weten en we ten we het ook, wanneer we, ouder gewoonte, luisteren naar ons zeiven en naar de les van het leven. We hebben de don kerte noodig en de koelte van sombere regendagen. De felheid van het geluk, van het licht zou ons vermoeien. Nu weten wij het immers We verlangen naar de storm vlagen en de donkere dagen voor Kerstmis. Niet voor altijd, niet voor lang zelfs. We verlan gen er naar, enkel om straks met nieuw verlangen te kunnen uitzien naar het nieuwe licht. Dat is het. In de donkerte ver langen we naar het licht. En daarom hebben we die donkerte noodig, willen we die donkerte. Het licht, het geluk heeft voor ons alleen waarde, omdat we het niet altijd bezitten. Alleen door de donkerte en de smart kunnen we het waardeeren. Dat is de beteekenis van het leven, dat het alleen beteekenis krijgt door de telkens nieuwe verlangens, die die teg*»tellin- gen scheppen. Het (jfhffnt de donkerte De vrede uit den Ónvrede 7 En het ongestilde ver langen, dat naar het licht en den vrede de armen stiekt. Dat verlangen is en blijft de beweeg kracht van ons leven. De vol daanheid maakt ons slap en krachteloos, doet ons versuffen. Het is niet het bereiken, dat ons het grootste geluk biengt, maar het streven Daarom houden we van de lente, wanneer alles be lofte is en voorbereiding en streven. Daarom ook hebben we de donkerte noodig, waaruit straks het licht rijzen zal, waar uit het reeds bezig is te rijzen. Want de diepste donkerte is ook de geboorte van het licht. Wanneer de dagen het kortst zijn, dan, in de donkere dagen voor Kerstmis, wordt het licht geboren. Of we zien naar Bethlehem's beestenstal, waar in de kribbe het pasgeboren kindeke ligt, dat het licht der wereld zal worden, dan wel in de kentering den eerstvolgenden nacht zult ge waarschijnlijk in de gevangenis van St. Lazare doorbrengen. Saint Lazare O, mijn God 1 riep Therese ontsteld uit, want zij herinnerde zich wel eens gehoord te hebben, dat deze gevangenis de beruchtste van geheel Parijs was. Haast u wat, men wacht reeds op u, snauwde de man haar toe, terwijl hij de deur opende. Toen Therese zich omwendde, bemerkte zij in den corridor twee politiesoldaten met het geweer bij den voet. Bij hun aanblik kwamen de tranen haar in de oogen, doch zij herstelde zich spoedig, want zij wilde tegenover deze menschen geen zwakheid toonen. Schielijk pakte pakte zij de weinige haar toe- behoorende voorwerpen bijeen en zeide toen kortaf Ik ben gereed, Terwijl zij, begeleid door de drie mannen, een lange gang doorging, zeide zij bij zich zelve, der dagen van een nieuw lente- ontwaken een nieuwe wereld toekomst verwachten, we weten, dat van uit de diepste donkerte de menschheid stijgen moet en alleen stijgen kan naar het licht. Dat licht zien we al geboren boven de nieuwe velden van het leven, wanneer nog duisternis de horizont bedekt. En naar dat licht, het licht der eindelijke verlossing, is het, dat we de handen uitstrekken, juist wan neer de duisternis ons het druk kendst benauwen gaat. Niet in het licht is het, maar in de donkerte van den Kerstnacht, dat het „Eere zij God" weer klinkt als het beloftenvolle over winningslied van een nieuw leven. In de gedeelten van het land waar kleinbedri f hoofdzakelijk beoefend wordt gaat het nog, maar in de streken waar de landbouw geconcentreerd is in groote of middelgroote bedrijven, gaan de boeren, vooral in den zaaitijd, en gedurende de oogst maanden indirect groote nadee- len ondervinden van de bepa lingen der arbeidswet. Die be palingen toch noodzaken de ambachtslui ten plattelande (de smeden, wagenmakers, zadelma kers enz.) om 's Zaterdagsmid dags hun personeel vrijaf te ge ven en voor den goeden gang op vele grootere boerderijen is het juist noodzakelijk dat dan de verschillende werktuigen wor den nagezien en weer paraat gemaakt voor de werkzaamheden in de nieuwe week. Zoo is het volstrekt geen zeldzaamheid, dat een dorpssmid in den ploegtijd op Zaterdagen in den loop van den middag een veertigtal ploeg ijzers thuis gebracht krijgt om scherp te maken en voor 's Maan dagsmorgens weer af te leveren aan de verschillende boerderijen. Voorheen, vóór de invoering der arbeidswet, werd er op zulke aan het oude, sombere gebouw der gevangenis Saint Lazare denkende, dat zij eenmaal van uit de verte gezien had toen zij den Foubourg St. Dénis door- gl'fa 'anneer Claude eens wist, dat men mij daarheen brengen wil Daarbij viel het haar in, of haar broeder nog wel op vrije voeten zou zijn. En zij wendde zich tot haren begelei der met de schuchtere vraag Zoudt ge wel zoo goed willen zijn, om me te zeggen of men mijn broeder reeds gegrepen heeft Ik heb geen verplichting om u iets te zeggen. Dit barsche antwoord verheug de haar zeer, want zij zeide bij zich-zelve, dat wanneer Claude gearresteerd was, deze man zich het genoegen niet ontzegd zou hebben, om haar dat mede te deelen, bijgevolg bleef haar de troost, haar broeder in vrijheid te weten. Bij den uitgang der dagen door den baas met zijn knechts zoo intensief mogelijk gewerkt om alles op .tijd weer af te leveren, doch thans staat de baas er alleen voor, tenzij hij personeel in zijn dienst heeft, dat er geen bezwaar in ziet om tegen ruime vergoeding met hem de arbeidswet te ontduiken. Dik wijls gaat dat geruimen tijd goed, maar toch zijn ook al verschil lende bekeuringen er het gevolg van geweest, waardoor weer in de hand gewerkt wordt dat ver schillende patroons, die vroeger met 2 a 3 gezellen werkten, hun personeel gedaan geven en alleen verder scharrelen. De ontslagen gezellen gaan dan vaak ook voor eigen rekening beginnen, zoodat meer en meer de toestand zoo wordt, dat op het platteland voor de ambachtslui de arbeids wet geen practische beteekenis meer heeft, daar de bazen, voor eigen rekening werkende, hun dagen zoo lang mogen maken als ze zelf verkiezen en ook hun Zaterdagmiddagen zoo nuttig mogelijk kunnen besteden. Be halve de arbeidswet werkt ook de steedsdoorgaande electrifi- catie van het platteland het kleine-bazen-systeem in de hand, daar veel werkzaamheden, die vroeger handenarbeid vergden, tegenwoordig door een electro- motortje verricht kunnen worden. Dp een enkele hoofdas worden vaak in kleine bedrijven voor de verschillende werktuigen over brengers aangebracht en een wagenmaker b. v. b. kan door een enkele handbeweging aan zijn twee of drie paards-eiectro- motortje zoowei zijn draaima- chine, als zijn boor-, zijn schaaf- of zijn zaagmachine in werking stellen. Niettemin blijven er, gedurende het intensieve seizoenwerk op de boerderijen, vooral 's Zater dagsmiddags in de meeste am bachten hulpkrachten noodig, wil alles wat gedaan moet wor den afgeleverd, en hierin heeft het hoofdbestuur van de Gronin ger Maatschappij van Landbouw aanleiding gevonden om zich gevangenis gaven de soldaten het meisje over aan eenige in burger gekleede politieagenten, die met haar in een voor de deur gereed staand rijtuig plaats namen, dat onverwijld wegreed, terwijl nog een tweede rijtuig voor den rechter van instructie en den chef der veiligheids politie wachtte. Waar gaan wij heen, heeren waagde Therese tot haar nieuwe begeleiders te vragenNu al naar de gevangenis St. Lazare Neen, juffiouw, antwoordde een der agenten. In de eerste plaats rijden we naar de Rue de Rome, daarheen, waar ge de vreeselijke daad pleegdet. Het gerecht zal een onderzoek in stellen op de plaats zelve van den moord. Wat zegt ge daar riep The rese verbleekend. Aha, zeide de andere agent spottend, dat jaagt u angst aan, niet waar Ja, ja, 't zal nu wel uit zijn met dat loochenen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1921 | | pagina 1