ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
mm&hmew.
Schuld en Boete.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
30e Jaargang
Woensdag 7 September 1921
Nummer 2655
De Invaliditeits- en
Öuderdoms-Wetgeving
De hunger in Rusland.
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
met 15 cent dispositiekosten.
Ad vertentieprijs van 1 5 regels 75 cent
Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel.
Drukker-Uitgever
E. BOOM—BLIEK
Telefoon RffPCCPNC Postgiro
No. 21 17704
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
Naar aanleiding van het ver
slag over de wetsontwerpen
houdende wijziging der Invali
diteitswet en wijziging der Ouder-
domswet 1919 hebben de Minis
ters ^an Arbeid, van Financiën
tn van Justitie eene nota in
gezonden waarin zij erkennen,
dat het achteraf bezien beter
ware geweest, indien zij de thans
voorgestelde verhooging van de
loon- en inkomstengrens van
f2000 tot f3000 reeds aanstonds
hadden losgemaakt van hunne
verdere eventueele wetsvoorstel
len, in verband met de aanne
ming der in het verslag bedoelde
motie, aldus de „Telegraaf'.
Aanvankelijk kwam het hun
echter juister voor om in één
wetsontwerp alle wijzigingen
ramen te vatten, welke in de
Invaliditeitswet zouden moeten
worden aangebracht, indien niet
slechts de loongrenzen, doch ook
de loonklassen en de premiën
zouden worden gewijzigd.
De aanzienlijke verhooging
der Staatsbij'drage, bedoeld in
art. 20 der Invaliditeitswet, wel
ke bij 'n niet al te onbeteekenende
wijziging der loonklassen en der
premiën noodzakelijk bleek, ge
voegd bij den zorgelijken toe
stand van 's Rijks schatkist,
leidde echter tot uiteraard tijd-
roovend overleg tusschen den
Minister van Arbeid en den
ambtsvoorganger van den Minis
ter van Financiën.
Dit overleg bleek echter de
zaak veel langer op te houden
dan aanvankelijk gemeend werd.
Toen dit duidelijk was gewor
den, werd besloten tot het doen
van voorstellen, betreffende een
aantal punten, ten aanzien waar
van nadere regeling het meest
drong.
Hoewel een spoedige voor
ziening ongetwijfeld meer in
23)
Tot haar ongeluk liepen echter
zoovele eigenaardige omstandig
heden te zamen, die haar in de
oogen van wantrouwige ver
tegenwoordigers der gerechtig
heid verdacht maakten.
Mejuffrouw, zeide de politie
chef met nadruk, wanneer wij
tot dusver nog eenigen twijfel
koesterden, dan is deze door de
heftigheid, waarmede ge naar
dezen dolk greep en door uw
dreigende houding thans geheel
opgeheven.
Twijfel Waaromtrent? Maar
verklaar u toch eindelijk.
Mevrouw Garancier hield haar
dochter nog steeds bij den arm
vMt, om een nieuwe uitbarsting
vso woede te verhinderen.
Wij zijn allen gewapend, ging
de politiechef voort, uwe moge-
'ijhe gewelddaad zou u bijgevolg
'ot niets verder voeren, dan dat
*tj ons ook van geweld zouden
"toeten bedienen, 't geen ons
kfenover eene dame hoogst
het belang der betrokken groe
pen van arbeiders zoti zijn ge
weest, wijzen de Ministers er
echter op, dat, voor zoover na
deel is geleden door arbeiders
en de betrekkingen van arbei
ders, die de verzekering hebben
laten vallen, toen zij f2000 en
meer per jaar gingen verdienen,
dat nadeel toch goeddeels aan
die arbeiders zelf moet worden
geweten. Van ernstige mannen,
met hart voor de belangen van
hunne gezinnen, die f 40 en meer
verdienen, mag worden verwacht,
dat zij zich eene tijdelijke op
offering van 60 cents per week,
zij hadden zelfs kunnen met de
betaling van 25 cents per week,
.willen gestroosten.
De voorgestelde uitbreiding
van de loongrens van f 2000 tot
f3000 houdt verband met de
sedert de totstandkoming der
Invaliditeitswet ingetreden stij
ging der loonen en heeft dan
ook geen andere strekking dan
te voorkomen, dat arbeiders,
die naar de bedoelingen van
den wetgever verplicht verze
kerd behooren te zijn, buiten de
verzekering vallen. Een loon van
f2000 in 1913, beteekent
zeggen de Ministers stellig
niet minder dan thans een loon
van f3000, zoodat het thans in
gediende voorstel om in het
overgangstijdperk nog in de ver
zekering op te nemen, arbeiders
die meer dan f 2000, doch min
der dan f 3000 per jaar verdienen,
en voorts den bevoegdheid om
de verzekering op grond van
het verdienen van een bepaald
loon te doen vervallen, te hou
den aan een grens van f 3000,
geacht kan worden geheel in de
lijn te liggen van den wetgever
van 1912, toen deze_ vorenbe
doelde grenzen naar boven op
f2000 vaststelde. Door de vast
gestelde verhooging van de
loongrens wordt derhalve de
grondslag der Invaliditeitswet
niet aangetast, veeleer hersteld.
pijnlijk zou vallen. Hoor mij dus
bedaard aan, en ge zult moeten
erkennen, dat een verder looche
nen niets baat.
Loochen En wat zou ik dan
te loochenen hebben
Uw misdaad.
Een misdaad Ik
Verneem thans, hoe ik over
deze zaak denk.
Nadat ge van madame Warm-
ser zijt weggegaan, zag en sprak
ge Serge Morain, met wien ge
u naar de Rue de Rome be-
gaaft. Gij wist, door uw op het
kantoor van den notaris Four-
mont werkenden broer, dat Serge
Morain een groote erfenis ten
deel is gevallen, waarvan echter
zijn vader levenslang het vrucht
gebruik had. Daar nu de com
mandant gedurende het onder
houd, dat gij beiden met hem
hadt, de toestemming tot uw
huwelijk hardnekkig bleef wei
geren, zoo geraakte ge in woede,
rukte gelijk ge zoo even gedaan
hebt, een mes van den wand en
doodde daarmede uw tegen
partij.
Bij het hooren van deze woor
den stiet Therese een vreeselijken
De Ministers kunnen voorts
niet toegeven dat deze verhoo
ging tot ongewensëhte gevolgen
zal leiden.
Tactisch gaat de nota voort
zou zeker te verdedigen zijn
eene bepaling, dat verzekerde
arbeiders, wier loon f2000 te
boven gaat, in de premie heb
ben bij te dragen, maar de
Ministers betwijfelen het prac-
tische nut van zoodanige i egeling
aangezien immer de wettelijke
regeling nopens de betaling der
premie geenszins beslissend is
voor de vraag wie, werkgever
of arbeider, feitelijk den last der
premiebetaling zal dragen.
In dit verband wordt nog mede
gedeeld. dat blijkens ingewonnen
wiskundige voorlichting de voor
gestelde verhooging der loon
grenzen geen verhooging der
Staatsbijdrage aan het Invalidi-
teits-fonds noodig maakt.
Op de in het Verslag gestelde
vraag, of het wel noodzakelijk
zal zijn het premiebedrag voor
loontrekkenden met inkomens
tusschen f 2000 en f 3000 belang
rijk te verhoogen, meenen de
Ministers, als vallende buiten het
kader van 't onderhavige ont
werp, thans niet' te moeten in
gaan. Met het oog op de be
perkte strekking van dit ontwerp
is daarin evenmin een verhooging
van de loongrens, als in de ar
tikelen en volgende bedoeld, op
haar plaats.
De Regeering is zich voorts
bijzonder bewust van het belang
van de Verzekerden, in het bij
zonder van de verzekerden die
den 65 jarigen leeftijd beginnen
te naderen, bij de toepassing
van art. 193 der Invaliditeitswet.
Wat betreft het wetsontwerp
tot wijziging der Ouderdomswet
kunnen de Ministers mededeelen
dat een wijziging der Ouder
domswet 1919 in voorbereiding
is, waarbij voorgesteld zal wor
den de Inkomstengrens uit art.
10 te doen vervallen. De uit
kreet uit, en liet den dolk, die
zij nog steeds in de hand hield,
op den grond vallen.
Wellicht ook gaf ge het mes
aan uw geliefde, die zijn vader
doodstak, terwijl gij den onge-
lukkigen man, die zich tevergeefs
tegen u beiden verweerde, belette
zich te verdedigen.
Sprakeloos had het jonge meisje
den spreker aangestaard, terwijl
mevrouw Garancier, die haar
omvat had, uitriep
Maar dat is verschrikkelijk,
wat ge daar beweert. Deze ech
ter antwoordde kalm.
Gij zelve, mevrouw, hebt zoo
even de opgewondenheid uwer
dochter gezien, en let nu eens
wel op, welke verdachtmakende
omstandigheden hier samen-
loopen. Uw dochter laat in de
Rue Clery de haar hinderlijke
begeleidster van zich gaan, zij
bekent staan gebleven te zijn
voor het huis, waarin Serge
Morain werkzaam was en zij
koopt in de Printemps hand
schoenen van dezelfde kleur,
vorm en nummer als de eveneens
van het stempel Printemps voor
ziene handschoen, die in de
I
drukking „opleggen van den
aanslag", heeft tot nog toe geen
aanleiding tot moeilijkheden
gegeven.
Het ligt verder in de bedoe
ling om bij de in voorberei
ding zijnde wijziging der Ouder
domswet 1919 de leeftijdsgrens
uit artikel 10 te doen vervallen.
De „Chicago Tribune" heeft
een bijzonderen correspondent
naar den staat Samara gezon
den. Hij beschijft een bezoek
aan het dorpje Mordovskaja
Borskovska, vijftien mijlen land
inwaarts van de Wolga af en
120 mijlen van den dichtsbij-
zijnden spoorweg.
In de breede dorpsstraat was
geen levend wezen te bekennen.
De correspondent liet zijn dros-
kie stil houden voor het eerste
het beste huis, trad binnen en
bevond zich in een lage kamer,
waarvan de vloer uit losse breede
planken bestond, die goed ge
boend waren.
Bij hun binnenkomst stond
een oude vrouw van een kruk
voor de kachel op. Haar ge
rimpeld gelaat was uitgeteerd
van honger en ontbering. Zij
droeg een manshemd van flanel
en een rok van jute, die helder
gewasschen was.
De tolk knoopte een gesprek
met haar aan.
Waarom men niemand in
het dorp ziet? Omdat ze allen
te zwak zijn om te loopen, ver
klaarde de vrouw. Sedert Paschen
heb ik geen witbrood geproefd.
Mijn man stierf drie weken gele
den. Hij was broodmager en toen
hij begon over te geven, verbood
de dokter, hem aan te raken. Ik
waschte hem en begroef hem
geholpen door de kinderen.
Zij wees naar boven, waar een
opkamertje boven de kachel
bleek te zijn. Over den rand ke-
woning van den commandant
Morain gevonden werd, terwijl
de tweede, daarbij behoorende
handschoen met bloed bevlekt in
de Rue de Rome in de nabij
heid van den Boulevard des
Bastignolles werd gevonden, in
welke richting uwe dochter ge
vlucht is.
Wat zegt ge daar? riep Therese.
Twee politieagenten hebben u
uit het huis No. 66 in de Rue
de Rome zien komen en deze
straat door naar die richting
zien wegsnellen. Een der beide
agenten volgde u, doch ge ont
snapte hem bij het kruispunt van
twee straten. Er werd echter
geconstateerd, dat ge een donker
kleurig kleed, een zwarten om
slagdoek en op het hoofd een
kapothoedje droegt, gelijk ze
hier op dezen stoel liggen. Een
enkele omstandigheid stemde
niet overeen, namelijk dat de
japon der vluchtende van zijde
geweest zou zijn, terwijl de uwe
van wollen stof was. Deze
overigens zeer onbeduidende
omstandigheid wordt echter al
leen door den zoon van den
commandant aangevoerd, en de
ken vier paar oogen in vier blee-
ke gezichtjes. De kleine mondjes
knabbelden zonder ophouden op
zonnebloem-pitten.
Wij zullen spoedig volgen, ver
volgde de vrouw. Wij zitten er op
te wachten en worden van dag
tot dag zwakker. Overal hebben
wij naar voedsel gezocht. Er is
niet meer. We hebben wekenlang
gras en stroo gegeten, en eten
nu nog schillen en wortelen, die
we niet aan onze beesten zouden
geven, Maar er zit geen voedsel
in. Dit is ons brood.
En zij liet een vochtige, zwar
te zuur-ruikende massa zien,
waaruit strootjes staken en geel
groene halmen. Het is gemaakt
van meloen-bolsters, die boven
den oven gedroogd, en dan ge-
gestampt en gemalen worden.
Het vult de maag, maar geeft
geen voeding. De kinderen we
ten niet, maar ik wel. Met den
dag worden zij magerder. Zij vra
gen om brood en dit is alles wat
ik ze kan geven. Maar niet lang
meer.
De correspondent bezocht nog
verscheidene huizen in dit dorp,
dat eens 250 gezinnen met te za
nten 1000 zielen telde, doch nu
door honger, cholera en typhus
tot een derde teruggebracht is.
Hier en daar hield men nog een
stekelachtig paard of een koe,
die men niet wil verkoopen of
slachten omdat „het een Christen-
mensch niet past" dieren om te
brengen, die nuttig kunnen zijn
voor den volgenden oogst, wel
ken geen der dorpelingen waar
schijnlijk meer zal beleven.
In alle dorpen waar men
kwam, had men dezelfde ellen
de gezien, hoewel nergens min
der teeken van leven waren dan
in Mordovskaja Borskovska.
Het bericht van de aankomst
van vreemdelingen bracht een
aantal dorpelingen op de been,
onder wie de dokter. Hij zag
geel en was zoo vermagerd,
dat zijn bril eenige maten te
ze verklaring verdient geen het
minste geloof. Feitelijk heeft
men Serge Morain op het oogen-
blik aangetroffen, toen hij nog
het mes in de hand hield, waar
mede hij zijn vader vermoord
had, en alle aanwijzigingen doen
met zekerheid vermoeden, dat
ge medeplichtige van den moor
denaar zijt.
Ik Ik O, mijn God, snikte
het arme meisje, verpletterd door
de zoo onomwonden tegen haar
ingebrachte beschuldiging. Ook
de moeder, niet in staat hare
gevoelens in woorden lucht te
geven, vereenigde hare tranen
met die harer dochter.
Zich niet latende treffen door
de smart der beide vrouwen,
ging de politiechef voort, op
ieder woord den meest moge
lijken nadruk leggende
Ten slotte ontdekte men in de
krampachtig gesloten hand van
den vermoorde een bosje haren,
dat hij ongetwijfeld gedurende
de worsteling zijne aanvalster uit
het hoofd gerukt heeft, een bosje
zachte, blonde vrouwenharen,
van even schoone, goudblonde
kleur als de uwe.
(Wordt vervolgd.)