algemeen nieuws- en advertentieblad voor zeeuwschvlaanderen
fSSsmtok.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
30e Jaargang
Ifaorjaarsweslds*
Ontmaskerd,
Woensdag 20 April 1921
De binnen schipperij.
Nummer 2616
8RESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
met 10 cent dispositiekosten.
Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent
Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel.
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
Op mijn schrijftafel geuren in
en licht teer vaasje wat rose
jorjaarsbloesems. Voor mijn
)en raam staat als een reuze-
luquet een groote pereboom in
jrste bloeseming. Ginds langs
en weg staan roerloos onder
•n goud-doorschoten lucht de
>g bladerlooze hoornen, roer-
jos in een vreemd waas van
(bottende knoppen. En in de
ïdige stilte van den dalende
■ond kwettert van overal het
■luid der vogels.
Hoe komt het, dat dit alles
ij zoo gelukkig maakt? Het is
n dier zeldzame avonden van
i( vroege voorjaar, waardoor
de zoele adem van den na-
tienden zomer schijnt te hnive-
n en waarin het licht schijnt
aai zelen, als wilde de dag
et scheiden van de nog schuch-
r bloeiende aarde. Maar waar-
d wekken deze vreemde, aar
lende schemerstilte, waarin het
ren zelf schijnt stil te staan,
:ze luwe lenteadem in mijn hart
n ongewoon gevoel van weel-
e en wonderen lust, van on-
ikend behagen, als was mij een
zonder geluk te beurt gevallen?
tt leven, mijn leven zijn toch
i gisteren en eergisteren. Mijn
renstoestand is niet anders en
iji) levensuitzichten zijn niet
wijzigd. Geen enkel bizonder
luk, dat ik zou kunnen rioe-
:n, geen enkel voordeel, geen
kele nieuwe hoop heeft in mijn
ren of in mijn vooruitzichten
n aanwijsbare verandering ge
acht. En toch is daar dat
:uwe geluksgevoel als een
londer welbehagen, alleen om
it de avondlucht zoo wonder-
k kleurt en de vogels zingen
de bloesems geuren. Waarom?
Want als bij mij is het bij
deren. Hier, ginds, overal zit-
menschen, jonge en oude, en
iren in de wondere schemer-
Ite van dezen geurigen lente-
ond en in hun hart stijgt dat
inder weeldegevoel, dat de
ireld nieuw doet schijnen en
t leven anders. Daar zijn er,
en droefheid de keel toe-
lat dit boven het verstand der
nvoudige lieden ging liet zich
led begrijpen. Doch daar de
alen zeer eenzaam gelegen
is, zoo verspreidde zich het
tuws van dit zonderlinge weder-
eren niet zoo snel.
Gerda had met de grootste
oefheid alles vernomen wat
et de ziekte van haren groot-
tder in verband stond, en het
Ittere gevoel dat zij door haar
rtrek, misschien niet weinig
luid had aan deze ziekte, wil-
niet van haar wijken. In
lemoedige stemming stortte zij
ete tranen over die gepleegde
ad.
«2oo dikwijls de oude dienst-
l*d ook tegen haar zeiHet
1st toch niet voor een gravin,
schroefde, wanhoop een ver
vloeking op de lippen bracht,
wien het leven donker scheen en
zonder verschiet.
En nu is het plotseling of een
nieuwe lust, een nieuwe hoop
hen doet glimlachen tegen den
vredigen lenteavond, ofschoon
toch alles gebleven is als het
was en geen enkele rede van
droefheid of wanhoop is weg
genomen.
Wonderlijk, niet Maar bewijst
het niet, dat niet in de dingen
of gebeurtenissen buiten ons,
maar in ons zelve de oorzaak
ligt van ons geluksgevoel en ons
welbehagen Want een sim
pele lenteavond, die geurt, doet
ons anders ademen en veel treur
nis en leed en zorg vergeten.
Maar die lenteavond brengt ons
geen tastbaar geluk, kan op
zichzelf van het gewekte geluks
gevoel niet de oorzaak zijn in
dien zin als een beantwoorde
liefde het is of een verlies de
oorzaak is van ons geluk. Hij is
enkel de oorzaak van een stem
ming. En die stemming doet
in ons dat wonderlijk weelde
gevoel ontstaan, dat we niet
kunnen definiëeren, maar dat we
toch als geluk ervaren. Het
maakt ons gelukkig, niet om iets
dat we krijgen, maar doordat er
in ons iets gebeuren gaat. Wat
dat iets is, daarvan geven we
ons op dat oogenblik geen reken
schap. We zien andere lente
avonden misschien van lang
geleden en onze herinnering
dwaalt begeerig door de velden
van ons verleden. Het is, of we
weer zitten als op dien lente
avond voor het open raam en
om ons de adem geurt van een
lentetuin achter het hooge huis,
waar we als kind speelden. We
dwalen weer door de paadjes
van het oude dorp, waar de hagen
groenen en in de kleine tuinen
de vruchtboomen bloesemen. En
ook dichtbij, zoo dichtbij, dat
het is, alsof we hem ruiken kon
den, zien we een lenteavond der
toekomst met een nieuw geluk,
waarvan we zoolang al droom
den.
Herinneringen zijn het en toe
zoo van den vroegen morgen tot
den laten avond te arbeiden,
toch ging Gerda, gelijk in vroe
gere tijd, haar gang en was
steeds druk in de weer.
Ik ben geene gravin, gaf zij
voor antwoord en zal dat ook
nooit willen zijn, ik blijf de
kleindochter van mijn eenvou-
digen grootvader.
Zoo gingen eenige rustige
weken in gelijkmatig verloop
voorbij. De lente was reeds in
hare volle pracht aangebroken
in weide en veld, geene merk
bare verandering was in de stille
molen merkbaar. Zelden kwam
de briefdrager op den molen en
meestal waren het onbeteekenen-
de stukken die hij bracht. Alle
handelszaken werden sedert het
vertrek van den molenaar in de
Bensdorper mijnen gehaald.
De „nieuwe heer" zooals de
plaatsvervanger van den ouden
Stellen kortweg door de arbei
ders genoemd werd, had met
Drukker-Uitgever
E. BOOM—BLIEK
Telefoon RRPeKFN^ Postgiro
No. 21 B K t 3 K. E. IN 3 m04
komstbeelden, vaag of helder
omlijnd, die even voor onze
starende oogen oprijzen. Maar
zij zijn het niet, niet de gebeur
tenissen althans, die we ons her
inneren, waardoor dat geluks
gevoel gewekt wordt. Zij ver
schuiven en verglijden, maar de
stemming, het weelgevoel blijft.
En wanneer we willen trachten
het te ontleden, dan glipt het,
als angstig, weg tusschen onze
tastende vingers. Maar iets wor
den we toch gewaar, en dat
iets verklaart ook, waarom ook
meer dan andere uren juist de
lenteavond ons deze geluksstem-
ming zoo sterk suggereert. Het
is, wat een zoo groot bestand
deel uitmaakt van al ons geluk,
waardoor ook ontstaan, de ver
wachting, het verlangen.
We weten niet, hoe en waar
om, maar terwijl we staren in
de wazige schemerstilte van
dezen lenteavond, is het of
schuchter en aarzelend een nieu
we hoop ons hart binnensluipt.
In den schemerigen schijn van
ons eigen vaag geluksgevoel zien
we ze niet, maar nieuwe ver
wachtingen rijzen op in ons hart
en spreiden over de toekomst-
velden van ons leven een nieu
wen schijn. We zijn het ons in
deze oogenblikken niet bewust,
maar toch is het zoo, dat, wat
het leven ons ook aan droei heid
en teleurstelling gebracht heeft,
we een nieuw geluk hopen en
verwachten als in de dagen van
lang geleden. En het verlangen,
dat altijd in ons leeft, strekt
opnieuw de armen uit en glim
lacht vertrouwend de toekomst
tegen.
Het is de onuitroeibare zucht
naar geluk, die zich, nu alle
leven zich vernieuwt, opnieuw
sterker dan ooit in onze harten
openbaart. Het is de verwach
ting der voorjaarsweelde, die de
slechts sluimerende verwachting
van nieuwe levensweelde in ons
wakker maakt. Deze verwach-
ting glimlacht in ons hart. En
het is die glimlach wel het meest,
die in ons dit geluksgevoel wekt,
als een vage afschaduwing van
het geluk, dat wij hopen.
zaakkennis de leiding ter hand
genomen. In den molen was de
nieuwe heer echter tot nu toe
niet geweest, omdat die drukke
zaak hem steeds in beslag nam.
Die „nieuwe heer" wie mocht
het wel zijn? Gerda dacht hier
over ook dikwijls na, als zij hare
blikken op de uitgestrekte be
zittingen richtte.
Amerikaansche ingenieur had
de oude dienstmeid Gerda ge
antwoord, als zij deze vroeg wie
het was, zijn naam kende zij
niet. Vooral daar hij nog eerst
kort geleden was aangekomen,
kort nadat haar grootvader de
reis had ondernomen.
Deze mededeeling had haar
in eene opgewonden stemming
gebracht. Zij dacht aan Fred
Weller, die zij voor het laatst
bij den fabiikant Weller te Ber
lijn gezien en waarvan zij sedert
niets meer gehoord had. Doch
welke betrekking bestond er tus
schen een Amerikaanich inge-
De toestand in de binnen-
schipperij is volgens het Alg.
Hbld., tegenwoordig al evenmin
rooskleurig als die in andere
bedrijfstakken. Het bijzondere in
dit bedrijf blijft nog steeds het
gehaspel met de „lijsten", de
halfvrije concurrentie, die voort
durend moeilijkheden geeft.
Men weet, dat een tijd lang
de concurrentie geheel af
geschaft is geweest alleen
volgens beurt en alleen op de
beurzen mocht worden bevracht
totdat nu bijna twee jaar
geleden naast de „beurtlijst" een
„vrije lijst" ingesteld werd er
mocht weer vrij over bevrach
ting onderhandeld worden, buiten
de beurtlijst om. Die toestand
bestaat nog. Merkwaardig is,
dat de vrije bevrachting bijna
overal den meesten ingang heeft
gevonden, behalve dan in het
Noorden, (Groningen en Drente)
en deels in Amsterdagi. De
schippers voelen in het algemeen
meer voor eigen initiatief dan
voor passief afwachten van een
„beurt". In tijden van malaise
en werkloosheid is er trouwens
allicht op de eerste manier nog
wat meer te verdienen, vooral
voor degenen, die flink zijn en
op eigen beenen durven staan.
De malaise is trouwens erg.
Het turfvervoer en het transport
van overzeesche producten staan
nagenoeg stilin het eerste
kwartaal van dit jaar bedroeg
de bevrachting maar 40-60 pCt
van die van de overeenkomstige
periode in het vorige jaar. Al
leen het vervoer van steenen en
andere bouwmaterialen geeft
nog eenige drukte. En in de
vrachtprijzen komt slapte na
tuurlijk ook tot uiting het tarief,
dat door de daartoe aangewe
zen commissie (van schippers en
vertegenwoordigers van den han
del} vastgesteld wordt, beloopt
op het oogenblik 80 pCt. van
het z.g. „standaardtarief"; van
21 September 1920 tot 15Janu-
ari 1921, in het drukke seizoen
dus, was het 14 pCt., van 15
Januari tot 21 Febr. 110 pCt.,
nieur en Fred Weller. Dat de
eerste ook een Amerikaan was,
wat beteekende dat Zij wilde
deze gedachten onderdrukken
en trad aan het venster. Nadien
begon zij aan haar eenvoudig
morgentoilet. Gerda droeg in de
molen, weder de landelijke klee
ding, die haar zoo goed stond.
Plotseling schrikte de jonge
vrouw, als had men haar met
een gloeiend ijzer aangeraakt.
Onder, voor den molen, klonk
eene heldere stem en zei
Goeden morgen Cristine. Kent
gij mij misschien niet meer
Gerda geloofde hare ooren
niet te kunnen vertrouwen. Dat
was de stem van Fred. De klank
zijner stem was duidelijk tot
hare kamer doorgedrongen.
Als versteend stond zij op
hare kamer. Zij hoorde den
blijden uitroep der oude dienst
meid die zich zoo verheugde
over het wederzien van mijnheer
Fred Weller, en hare verbazing
daarna tot 18 Maart 100 pCt.
Het is dus voortdui end gedaald.
Intusschen zijn er nog andere
plannen ook. De A. S. B. heeft
besloten, een „transportvereeni-
ging" op te richtendit was op
initiatie! van den heer Vaa Delft,
die vroeger bestuurslid van den
Bond is geweest, en op de laat
ste jaarvergadering opnieuw is
gekozen. De Bond zou dan zelf
als organisatie tot behartiging
van de belangen van zijn leden
blijven bestaan, maar daarnaast
gelegenheid geven om zich bij
de nieuwe vereeniging een
soort van coöperatieve transport-
vereeniging aan te sluiten.
De bedoeling van de oprichters
zal wel zijn, op die manier twee
kansen op werk te krijgen een
volgens de beurt- of de vrije
lijst, en een als lid van die nieuwe
organisatie. Wat er van dit plan
zal komen, moet nog afgewacht
worden, maar de mentaliteit van
de schippers is er in het algemeen
niet naar, om veel vertrouwen
in een dergelijke coöperatie te
stellen. En zeker zoolang er een
malaise als de tegenwoordige in
het' bedrijfleven is, lijkt het voor
uitzicht van dit ontwerp nog al
problematiek.
De vier schippersorganisties
hebben ongeveer een maand
geleden aan de Regeering ge
vraagd om opheffing van de
heele rijksregelingook de Al-
gemeene Schippersbond, die
vroeger de regeling doorgedre
ven heeft, wil (in meerderheid
althans) er dus nu weer van af
zijn. Het verzoek is geweigerd.
Ook heeft de A. S. B. den laat-
sten tijd getracht op de (rijks)-
beurzen een „eigen werkwijze"
in te voeren, dat wil zeggen de
rijkskeurmeesters uit te schakelen
en door een eigen vertegenwoor
diger de beurten te laten afroe
pen. In Groningen is dit een tijd
lang goed gegaan, maar in den
loop van de vorige maand heeft
de rijksinspectie er een eind aan
gemaakt. De schippers hebben
na eenig verzet zich daarbij
neergelegd, maar schijnen hun
plan nog niet opgegeven te heb
ben. Daar ter plaatse verzetten
niet kon verbergen toen zij ver
nam dat hij de nieuwe Ameri
kaansche ingenieur was, die de
plaats verving van den ouden
molenaar zoolang hij afwezig
bleef. Ook hoorde Gerda dat
Fred naar een brief vroeg, die
uit Amerika moest gekomen zijn.
De postbode zeide mij gisteren,
toen ik naar eenige stukken uit
Amerika vroeg, dat er kort na
het vertrek van den heer Stef-
fen een brief was aangekomen
uit Amerika, die hij hier had
afgegeven, zei Fred.
Ja, en die ligt ook nog in de
kast, hoorde Gerda de dienst
meid zeggen. Het was het schrift
van Gerda, de gravin vanRheins-
burg, ik had het terstond her
kend. Omdat ik niet wist wat
met de brief moest geschieden. Ik
wist het adres niet van mijn mees
ter en legde hem in de kast.
(Wordt vervolgdi