ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Kekelijkscti Oveizicht VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM—BLIEK 30e Jaargang Zaterdag 16 April 1921 Nummer 2615 Ontmaskerd. De schipbreuk van de „Julandria". 1ir i ■■".w 1 hm.jm Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 10 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever TNo'T «RESKENS P,°7sXr° Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot u i t e r 1 ij k Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Het gaat nu hard tegen hard m Engeland. L)e mijnwerkers willen niet toegeven en de mijn eigenaars niet. Toch begint er een klein lichtje van hoop te gloren aan den dreigend-duiste ren hemel. De bemoeiingen der regeering voor nieuwe onderhan- hebben een klein kansje op een [gunstig resultaat, doordat de twee partijen opnieuw zijn bij eengekomen. En al hebben de arbeiders de voorwaarde der re geering .om de bediening der 'pompen te doen doorgaan ver worpen, zij willen het toch blijk baar op de algeheele verwoesting liet laten aankomen. Niettemin tiet het er nog somber uit. Ook ipoorwegmannen en transport arbeiders raken ook op het oorlogspad. Woensdag heeft de Triple Alliantie verklaard, dat de algemeene staking Vrijdag- t»ond 0111 10 uur zal beginnen, in zoodoende bedreigt Engeland bans een industriëele crisis, als iet er maar weinige nog door- eefde. ,Maar denk niet, dat we daar- n toegevender zullen zijn", larschuwt de Engelsche pers uitschland. „Onze ongelegen- d is maar tijdelijk". tijdelijk is alles nietwaar lier op het ondermaansche. En ét is wel waarschijnlijk, dat uitschland's ongelegenheid, die anderen nu de gelegenheid eeft hun voorwaarden te stellen, «k maar tijdelijk is. Maar niet- min is het een ongelegenheid, aarmee oogenblik itelijk zijn ven gemoeid schijnt. En het iu wel eens kunnen blijken, dat met de Engelsche ongele- inheid daar ook machtig veel begon te lijken. De Engelsche beiders springen uit den band een wijze, die men in het ritsehe koninkrijk tot nu toe leen van de Ieren gewoon was. at men daar in Duitschland et zeker leedvermaak naar ijkt en ondanks de Engelsche aarschuwing er een ongedacht Laat uwe avontuurlijke mede- ielingen en gedachten, zooals ze mij mededeelde, niet open- ar worden, want in dit geval u het mogelijk zijn, dat men égen uwen wil, in een gesticht u opsluiten. De graaf had de laatste woor- n met verheffing van stem sproken. Er naderde iemand deur die de graaf zelf opende. Wat is er aan de hand, Fre- rik, vroeg de graaf aan den diende, die een zilveren tablet leg, waarop twee visite-kaar- lagen. );ze twee-, heeren zijn zoo it uit de stad aangekomen en gen ontvangen te worden, vpordde de bediende. 1 >e han'd van den graaf beefde, voordeel van hoopt, is mensche- lijk. Het gaat in den strijd tusschen Duitschland en de geallieerden nu ook hard tegen hard. En dat is, of het in Europa gebeurt of in Engeland, nooit de beste manier om de dingen tot een goed einde te brengen. Frankrijk, dat door de Duitsche halsstarigheid aller ongelukkigst gedupeerd wordt, dreigt met een bezetting van het Ruhrgebied en andere klei nigheden. Het heeft daarbij wel het gevoel, dat alles feitelijk alleen als bedreigin waarde heeft, omdat zelfs de akeligste narigheid voor Duitschland Frankrijk nog geen geld in het laadje brengt. Maar het begrijpt ook, dat het zonder die bedrei gingen en bezettingen heelemaal niets krijgt. Of het daarmee wel iets krijgt, zal voor een niet ge ring deel afhangen van Duitsch- land's eigen finantiëelen toestand. De Duitsche regeering schijnt er wel iets voor te voelen di'zen weg van hard tegen hard te verlaten en, nu het beroep op Amerika voorloopig nog weinig heeft uitgewerkt, pogingen te doen om nieuwe onderhandelin gen met zijn vijanden te openen. Maar, wanneer het niets heeft, kan het toch ten slotte ook maar weinig aanbieden. Amerika lijkt niet heelemaal ongenegen, om opnieuw hare hulp te verleenen bij het weer in het spoor brengen van het gedérailleerde Europa. Er is sprake van het bijeenroepen eener conferentie te Washington, waarop ook Duitschland genood zou worden, wat wellicht de ge allieerden maar half aan zal staan. Maar oogenblikkelijk heeft Amerika zijn eigen moeilijk heden met de geallieerden. Hug hes, de nieuwe minister van buitenlandsche zaken heeft ge zegd, niet te kunnen toestaan, dat Amerika, dat deelnam aan .den oorlog en bijdroeg tot de overwinning, zou worden buiten gesloten van elk aandeel in den aan den vijand ontnomen buit. We hebben wel eens gedacht, toen hij de beide kaarten aan nam en de namen die er op voorkwamen, las. Dokter Heabrecht, gezond heids-inspecteur stond op het eene. Dokter Krause, leider van het kiankzinnigengesticht, Ber lijn, op het andere. Ah zeide hij. Breng de heeren in het Japansch salon 1 Zijne stem beefde eenigszins. Ik kom terstond. De graaf bezag nog even den schrijver en verliet dan het werkkabinet. XXXIII. In de Rothbachmolen ging alles zijn gewonen dagelijkschen gang. De molen klapperde met gelijkmatigen takt, als sedert onheugelijke tijden, het ruischen der bijna tot een stroom op gezwollen beek, klonk als eene aangename muziek, en het leven in de natuur die met een schoon groen kleed getooid was, stemde dat het heelemnal niet om buit ging, maar om vrijheid en be schaving en democratie. Maar de laatste paar jaren zijn we in dat opzicht wel een beetje wij zer geworden. En het moet toegegeven worden dat, zoo er buit verdeeld moet worden, Amerika daarop niet enkel een recht, maar zelfs een zeer groot recht heeft. Want niet alleen heeft het tot de overwinning bijgedragen, het heeft vrijwel de overwinning bevochten, die zon der zijn bijstand misschien wel eens achterwege had kunnen blijven. De plotselinge lust van Ameri ka om in den oorlogsbuit te deelen, is opgewekt door het eiland Jap in den Slillen Oceaan, dat de geallieerden aan Japan hebben toegewezen, maar dat voor Amerika als knooppunt van telegraafkabels een bijzonder belang heeft. Datzelfde belang geldt echter voor Japan. En bovendien maakt het eiland deel uit van de Zuidzee-eilanden, waarover Japan het mandaat begeert en ook gekregen heeft, En waar toch ten slotte maar één van tweeën het krijgen kan, zou het kunnen gebeuren. We willen hopen, dat het an ders gaat dan tusschen Turkije en Griekenland, die ook beide eenzelfde brok begeeren en des wege aan 't bakkeleien geraakt zijn. Turkije beroept zich daar bij op de bevolking en Grieken land eveneens. De eerste heeft bovendien het feitelijk bezit in zijn voordeel en het bezit sinds vele eeuwen, de andere de be loften der geallieerden. Bij het vechten erom schijnt het den Grieken niet bijzonder naar wensch te gaan. Ze overwinnen wel, maar raken desniettemin meer achter- dan vooruit. Koning Konstantijn is nu naar het front vertrokken. Misschien dat het helpen zal. Misschien ook zou het nog beter zijn voor Grieken en Turken beide en voor het overige Europa, wanneer ook hier het hard tegen hard voor onderling overlegtplaats maakte. A's volken en menschen eens tot een aangenaam gevoel. Het geheimnisvol gefluister en geritsel der van den wind be wogen bladeren, het gezang der vogels, die hun morgenlied fluit- ten, een danklied voor den groo- ten Schepper, die alles zoo schoon en heerlijk geschapen had, dat was eene symphonie der natuur, die niet te vergelijken was. Niets vergaat in de natuur 1 Alles herleeft steeds weder, het is eene voortdurende weder geboorte I Met deze gedachte was ook Gei da bezield, als zij des mor gens in alle vroegte door den tuin der oude Rothbachmolen wandelde. Zij had hare eenvoudige kamer weder betrokken, die zij steeds bewoonde, als zij de vacantie in den molen doorbracht. De oude meubels stonden nog op dezelf de plaats, ook de kast waar zij hare kleeding bewaarde. In het treurige vooruitzicht leeren konden mekaar het kleine beetje leven niet aldoor te ver zuren! We gaan eens allemaal denzelfden weg, wie we ook zijn, den weg, dien nu ook de gewezen Duitsche keizerin ge gaan is. Een tragische dood toch deze van de eens zoo gevierde en machtige, die nu in ballingschap ver van haar land sterft. Maar zij blijkt in haar land nog niet vergeten. En den ex-keizer, die eenzaam achterblijft, moet dit meeleven van het volk, dat hem wegjoeg, toch een lichte troost zijn. De Correspondent te Zoutkamp van de Tel. heeft een onderhoud gehad met de bemanning van den stoomtrawler „Noordzee". Daaraan ontleenen wij het vol gende „We kwamen van de visch- vangst thuis om ongeveer 9 uur. Spoedig bereikte ons een tele gram van de kustwacht Schier monnikoog om hulp te bieden aan een schip, gezeten N.O. ten N. van het Friesche gat (Buiten- ton). Wij hebben direct onze visch gelost, steenkolen ingeno men en zijn om pl.m. 11 uur des voormiddags van Zoutkamp ver trokken. Toen wij den buitenton (Friesche gat) gepasseerd waren, zagen we met den kijker reeds het bedoelde schip, Julandria- Hamburg, een klein 2-mast mo tor-schip. De hooge zee be moeilijkte ons wel in onze vaart, zoodat we moeite hadden het schip nabij te komen, doch levensgevaar was er niet. Het schip zal pl.m. op 10 it 11 vadem gelegen hebben. Toen wij onder het schip door gingen, konden wij elkander niet verstaan, en omdat er geen vlaggen meer geheschen waren (men had ze blijkbaar ingehaald, want voor dien waren vlaggen geheschen om hulp), dachten we, dat jr geen hulp meer noodig "was. nog op tijd aan te komen', om den zeer zieken wellicht ster venden grootvader te verplegen, had zij de terugreis met een der grootste zeilschepen van New-York ondernomen, en nu had zij den geliefden ouden grijsaard niet eens aangetroffen. Zijne sterke natuur had toch gezegevierd over de ziekte en hij was zelfs zoover hersteld dat hij de groote reis naar Amerika had ondernomen, om daar in dat verre land het spoor zijner kleindochter te vinden. Hoezeer haar deze mededee- ling ook terneergeslagen had, kon zij een gevoel van genoegdoe ning over het wederkeeren in dit voor haar gelukkig tehuis niet onderdrukken. De eenvoudige, alledaagsche gang en leven in den molen schonk eene onzeggelijke vreug de aan haar hart. De oude dienstmeid was nog even bezorgd en van den vroegen morgen tot Toen we voor de tweeden keer onder het schip doorstoom den, vroeg men wel hulp en we hadden dan ook spoedig verbin ding. Het schip lag voor zijn anker; we hebben het op sleep touw genomen en stoomden direct naar binnen. Bij Engelschmanplaat gekomen, zagen we een sloep met vijfman, dien wij oppikten; de bemanning namen wij aan boord. Van hen vernamen wij, dat zij uitgeweest waren om zoo mogelijk hulp te verleenen aan den omgeslagen reddingsboot van Schiermonni koog, welke boot ter redding was uitgegaan voor de beman ning van de „Julandria Hamburg" die blijkbaar om hulp geseind heeft. Een dezer mannen, een oude schippei, vertelde ons het omslaan van de reddingsboot. Hij noemde het in dit weer een zeer gevaarvolle tocht; naar het schip gaan zal kunnen, maar terug was volgens hem een on mogelijkheid. Nu, de oude heeft gelijk gehad. De reddingsboot is bij de „Julandria" gekomen doch men wilde niet in de boot gaandeze voer daarop terug en is in de branding omgeslagen. Van de opvarenden zijn 10 man gered en 2 verdronken, kapitein Bruis en Visser. De sloep met 5 man had gaarne hulp verleend, maar kon het niet klaren, zijn dus niet in de Noordzee geweest. Op Oost- mahorn zijn genoemde 5 man afgezet en tevens is de roeiboot daar achtergelaten. De „Noord zee" is verder met het Duitsche schip opgestoomd naar hier en kwam ruim 9 uur Zaterdagavond goed en wel binnen. Jammer, zei men nog, dat we niet even eerder Oostmahorn gepasseerd waren, dan hadden wij direct het tele gram gehad en was de reddings boot niet van zijn station gegaan. Het heeft echter niet zoo mogen zijn". DE KRANIGE REDDING DOOR DE „DELFZIJL", De bemanning van den stoom trawler „Delfzijl" deed ons het volgende verhaal den laten avond in de weer. De plotselinge terugkeer der jonge juffrouw in den molen had niet weinig verwondering en bevreemding verwekt, vooral daar men algemeen in de mee ning verkeerde, dat de klein dochter van den Rotchbach- molenaar toch de gravin van Rheinsburg was en op het grafe lijk slot verbleef. De arbeider uit den molen, die Lucie in de kleeding van Gerda met den ouden graaf den molen had zien verlaten, had zijne wedervaring aan de overige dienstboden terstond medege deeld. En nu kwam Gerda, de kleindochter van den ouden molenaar plotseling uit Amerika terug, en zei, dat ze met de grafelijke familie niet in aan raking was geweest, en zeker niet de echtgenoote van den jon gen graaf was. (Wordt vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1921 | | pagina 1