ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM—BLIEK 30e Jaargang Woensdag 1$ Maart 1921 Nummer 2609 De Belgische kwestie. Ontmaskerd. Rede van Jlir deMuralt te Schooüdijke, in. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 10 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent Elke regel meer 12 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever Telefoon rppcvpni; Postgiro No. 21 dKcMvlINo n704 Abonnements-Advertenties zeer billjjk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur De kwestie van de onderhan delingen met België is verleden week voor de zooveelste maal in onze Staten-Generaal ter spra ke gebracht. Zal het de laatste keer geweest zijn vraagt de N. R. Crt. Wij willen het hopen. Want er is onmiskenbaar veel waars in de opmerkingen van den heer Polak, wiers politieke richting er waarborg voor staat, dat hij zich niet door overdreven chau vinisme of nationalisme liet leiden, toen hij te kennen gaf, dat de houding van Nederland in de aangelegenheid der Belgische overeenkomsten iets onwaardigs begon te verkrijgen. Met den hoed in de hand staan wij nu al maanden en maanden lang klaar, om de Belgische heeren welkom te heeten, als ze soms nog verlangen mochten de klaar liggende overeenkomsten te tee kenen Waarom toch De heer Polak heeft er op nieuw op gewezen, dat de over eenkomsten ons land bitter wei nig bieden. De onderhandelingen met België zijn van onze zijde begonnen in de gedachte, dat men, na al het leed dat België doorstaan had, bereid moest zijn, dit land zoo ver mogelijk tege moet te komen en bij den op bouw behulpzaam te wezen. Bel gië heeft van onze vriendelijke gezindheid gehaald wat het krij gen. konhet heeft on3 bij de onderhandelingen letterlijk uit geknepen. De ontworpen over eenkomsten bieden voor al de aan België gedane concessies ons land nagenoeg niet3 in ruil. Het eenige, waar onze regeering destijds als op eene tegemoet koming aan ons op kon wijzen, was een kanaal door België, waardoor Maastricht met Maes- bracht zou worden verbonden. Men zal zich herinneren, dat wij aan deze gunst weinig waarde gehecht hebben; in Nederlandsch Limburg stak een storm tegen de voorgenomen regeling op. Sedert is in ons parlement een wetsontwerp aanhangig gemaakt, dat ten doel heeft, Limburg met een kanaal rechts van de Maas te helpen. Wat nu ook oorspronke lijk de beteekenis van het ont worpen kanaal Maastricht Maes- bracht mag geweest zijn, de waarde vooi ons land is er, na de indiening van het bovenge noemde ontwerp vrijwel geheel af. En zoo is duidelijk, dat de overeenkomsten, welke wij hier te lande maar steeds bereid ble ven te teekenen, als het de Bel gen mocht kunnen behagen, tot teekening over te gaan, ons heel weinig meer in uitzicht stellen, dan ons door eene kanalengra- verij hot en her door ons ge bied te zullen hinderen. Zoo er, ondanks de veranderde tijden, tegen de overeenkomsten nog geen ernstige oppositie bestaat hier te lande, dan is het slechts omdat men innerlijk overtuigd ervan is, dat van al die groot- sche Belgische kanaalplannen toch in lengte van dagen wel niets komen zal. Tot nu toe heette het: wij kunnen wachten. Langzamerhand hebben wij ons het recht wel verworven, wachtensmoede te zijn. En wanneer de heer Polak verklaart, dat hij van het wach ten genoeg heeft, vertolkt hij ongetwijfeld een gevoelen, dat door zeer velen hier te lande gedeeld wordt. Onze minister van buitenlandsche zaken is nog niet ten volle zoover, en hij zal daartoe zeker zijne goede rede nen hebben „De Nederlandsche regepring kan natuurlijk niet al tijd wachten en de Belgische kwestie kan niet voortdurend opengehouden worden. Er zal dus een oogenblik moeten komen, waarop de positie van beide kanten duidelijk gemaakt moet worden. Of dat oogenblik nu reeds gekomen is, hangt van verschillende omstandigheden af. Zoodra dit het geval is, zal de Nederlandsche Regeering weten wat haar te doen staat, om aan de herziening van het verdrag van 1839 het einde te geven, dat daarop volgen moet." In 92) Maakte dit ook indruk op den fabrikant, het moest wel 1 liet scheen als stond hij onder den invloed van dit merkwaardig oogenblik, want ook steeg eene plotselinge verandering op. Haat en wrok waren in eenmaal uit zijn binnenste verdwenen. In dit oogenblik was hij gelukkig, moe der en kind zoo te aanschouwen. Alles scheen vergeten, op dit oogenblik had het rfoodlot vrouw en echtgenoote verzoend. Alle smartgevoel scheen dan ook geweken en maakte plaats voor de hoop van het herstel des knaaps. Ada had zich opgericht en naast 't bed van den knaap plaats genomen. Het kind hield met zijne koorts- j achtige hand de witte vingers zijner moeder stevig omkneld, als wilde hij ze niet meer los laten. Dan openden zich de lippen weder en een lichte roep naar zijn vader werd hoorbaar. De fabrikant had een gevoel als werd hij met roeden gegee- seld. Dit kind, zijn alles, hield de hand zijner moeder omsloten en riep nu ook den vader aan zijne zijde. Hij boog zich over hetzelve, kuste hem en barste in tranen uit. Thans hield het de hand zijns in de andere omkneld, zoodat het de twee ouders door zich vereenigde. De zieke lag met wijd ge opende oogen in zijne kussens, de kleine borst arbeidde hoor baar en het klonk rochelend uit zijne keel. Was dit misschien zijn laatste oogenblik Geen van beide durf de bijna te ademen. Eene dood- sche stilte heerschte in het ver tweeden termijn voegde de mi nister daaraan toe „Slepende kwesties kunnen voor de ver houdingen gevaren verbergen, waarvan men bij zekere constel laties niet weet wat er uit voort vloeien kan." Begrijpen wij de positie wel, dan heeft onze minister van buitenlandsche zaken met deze woorden nog voor het laatst aan België de gelegenheid geopend, om tot onderteekening van de klaarliggende overeenkomsten over te gaan. Onze zuiderburen mogen zich dit in de ooren knoopen. Trouwens, indien Bel gië inderdaad aan de totstand koming van het oeconomisch tractaat hecht, moge het erop bedacht zijn, dat de gezindheid in Nederland een lang uitstel niet meer gedoogt. Dit tractaat is voor Nederland niet voordee- lig wij wezen daar reeds op de onderhandelingen over dit tractaat zijn begonnen, in de eerste plaats omdat België meende zulk een tractaat voor de ontwikkeling van Antwerpen bepaald noodig te hebben, en men hier te lande België gaarne terwille wenschte te zijn. Sedert heeft echter de practijk haar woordje meege sproken. Het gaat nu reeds eeni ge jaren Antwerpen uitmuntend. ook zonder tractaat met ons land. De bestaande toestand heeft tot geen enkele ernstige moeilijkheid geleid de klachten, die Antwerpen had, richtten zich niet tot ons land de be moeilijking, die de Antwerpsche handel ondervond, werd hem niet door Nederland aangedaan. De feiten hebben het Belgische chauvinisme, dat van ons land kwaad luchtte, volkomen gelo gen traft> Begrijpt men in België dan niet, dat de proef, die nu al bijna drie jaren op de som wordt genomen, hier de stem ming aan het veranderen is Hoe langer het uitstel duurt, hoe minder onze Staten-Gene raal de geneigdheid zullen kun nen vertoonen, medeverantwoor delijkheid, op zich te nemen voor een tractaat, dat ons vooral trek, alleen hoorde men de ademhaling van het zieke kind en het tikken der klok. De nachtwind bewoog licht de gordijnen van het geopende venster. Uur aan uur ging voor bij in een pijnlijk zwijgen, dat geen van beiden scheen te dur ven afbreken, totdat eindelijk de knaap uit zijne bewusteloosheid ontwaakte en zijne ouders her kende. Dit was een merkwaardig oogen blik, eene beteekenisvolle ge beurtenis, op welke de genees- heeren zeker niet voorbereid waren. In de harten der ouders kwam nieuwe hoop op. Het was als een wonder ge schied, waarvoor de wetenschap stil staat. Mogelijk was het kind nu gered Het morgenrood dat door het venster scheen, was als het mor genrood eener nieuwe toekomst! nadeel en slechts zeer proble matiek goed kan berokkenen, en dat door de practijk van ver scheidene jaren voor België niet dringend noodzakelijk is geble ken. Wij mogen hier het slot van de boven geciteerde woorden van onzen minister van buiten landsche zaken nog even aan halen. Zoodra het oogenblik gekomen is, zei hij, dat de Bel gische kwestie niet langer open gehouden kan worden, „zal de Nederlandsche Regeering weten wat haar te doen staat, om aan de herziening van hel tractaat van 1839 het einde te geven, dat daarop volgen moet". Wij weten natuurlijk niet waarop de minister met deze vage aandui- ding gedoeld heeft. Indien onze regeering echter op een goeden dag eene formeele verklaring aan Belgie en de mogendheden aflegde, dat ook door Neder land de in den loop van de jaren na den wapenstilstand van 1918 geschapen feitelijke toe stand wordt erkend, zou dit ons inziens een passend en bevre digend eind van „de Belgische kwestie" mogen worden ge noemd. Toen spreker in de Tweede Kamer den heer Kruyt interrum peerde en opmerkte dat de Russen toch leelijk slaag had den gekregen van de Polen, zeide de heer Kruyt, dat dit o.a. was te wijten aan de lekkernijen die de Entente aan de Poolsche soldaten had verstrekt, zooals Kwattachocolade enz. Spreker zal dezen antimilitarist op dit gebied maar niet au sérieux ne men, hoewel hij, wanneer deze andere onderwerpen behandelt, wel gaarne naar Ds. Kruyt luis tert. Een belangrijk punt op het grondprogram van den Vrij heidsbond is de paragraaf waar XXXI. In de villa begon reeds eenige beweging te komen. In den tuin was de tuinier reeds bezig met begieten. In de gangen hoorde men lichte schreden van de be dienden of van de dienstmeiden die met de schoonmaak bezig waren. De fabrikant en zijne echt genoote zaten nog steeds in een onheimelijk zwijgen aan 't bed van den kleine, die nog altijd hunne handen vastomslotenhield. De patiënt was tegen den morgen weder in een diepen slaap gevallen, die nu echter veel rustiger scheen te zijn. Het gereutel in de keel liet na, het ademen werd regelmatiger. Het was eene onheimelijke nacht. Ada ademde lichter als de dag helderder werd en de zon hare stralen door het venster wierp. De vrees voor den dood 'scheen geweken, doch een nieuw «pook was voor haar verschenen, in wordt erkend dat ,het gees telijk en godsdienstig leven voor ons volk groote -waarde heeft". Doordat de liberalen allen steeds afkeerig zijn van een ver menging van Godsdienst en Po litiek en als zoodanig anticleri- caal waren en nog zijn, zijn er wel vrijzinnigen geweest, die het godsdienstig leven van het volk in 't algemeen geheel los van de politiek als een zeer invloedrijke en veelal heil zame factor in ons maatschappe lijk leven, hebben onderschat en verwaarloosd. Intusschen heeft de liberale partij ,als partij stellig nimmer in het algemeen de waarde, gelegen in het belijden van een godsdienst van wel ke richting ook ontkend Het best kwam dit uit in de debatten die in de Tweede Ka mer en daarbuiten werden ge voerd in de dagen van Dr. Kuy- per. Toen werd van z.g. Chris telijke zijde den liberalen ver weten dat zij streden tegen het geloof en tegen de kerken. Zij werden toen bij de Paganisten of heidenen ingedeeld. Steeds werd bij die debatten door de voormannen als Prof. van der Vlugt, Goeman Borgesius c.s. op den voorgrond gesteld, dat de liberalen wel degelijk de waarde van het godsdienstig leven voor het volk erkenden. Welnu, de nieuwe partij heeft het noodig geoordeeld dit stand punt in haar program vast te leggen om alle verdere mis verstand op dit gebied te voor komen. Spreker zegt dat ook elke atheïst dit programpunt zal kunnen onderschrijven. De invloed van de wereld godsdiensten als de christelijke, deBoedistische, de Mohammedaan- sche enz. op de h:storische ont wikkeling en verderen groei van de Maatschappij in 't algemeen is ontzaglijk groot geweest en is nog groot. Het is zelfs de vraag of niet door alle eeuwen heen en nu nog de Godsdienst in dit verband niet de meest beteeke- nende factor is. Zeker, rassen- dat haar nog verder den weg scheen te willen versperren 1 Dat nieuwe spook was het geheim dat haar echtgenoot op zoo'n raadselachtige wijze had medegedeeld. Dat scheen zich dreigend voor haar op te richten gelijk een engel des rechts, met vlammend zwaard! Wat was het dat haar ge lijk haar echtgenoot het had medegedeeld haar zou kunnen vernederen Daarover brak zij zich radeloos het hoofd, terwijl hare fonkelende blikken in koorts achtige spanning op de trekken van den fabrikant rustten, als wilde zij het geheim van zijn aangezicht lezen. Doch zijne blikken waren ge heel en al star en onbeweeglijk, zij gaven haar geene inlichting over hetgeen wat zijne raadsel achtige woorden hadden aan geduid. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1921 | | pagina 1