ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM—BLIEK BRESKENS Woensdag 23 Februari 1921 Nummer 2601 De naderende crisis. ,=TOïïL£sET0Sï. Ontmaskerd. b BRESKENSCHE COURANT H- Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 10 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent Elke regel meer 12 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Telefoon No. 21 Drukker-Uitgever Postgiro 17704 Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Wat we lang al verwacht had- en, waarnaar we iederen dag iet hunkerend verlangen heb- en uitgezien en wat we de uitte beide jaren iedere maand, idere week bijna op de komst achten, dat begint zich nu lang- amerhand te openbaren. We terken er in ons dagelijksch ven, in onze huishouding nog st veel van. Onze leveranciers tten nog met te veel ouden oorraad en de leveranciers van nze leveranciers eveneens. Kleinhandel en tusschenhan- el roeren zich dus nog kracht- adig tegen de prijsverlaging, die ivermijdelijk op komst is. Maar den groothandel, op de we- ildmarkt is zij wel niet in allle tikelen, maai toch in zeer vele lidelijk merkbaar. De exorbi- nte prijzen, die we een paar ar lang te betalen hadden, irdwijnen. En de natuurlijke irhoudingen tusschen kooper i verkooper keeren daarmee rug. Maar deze prijsdaling, hoe elukkig ook voor de meesten izer, en hoe noodzakelijk na e enorme stijgingen, is daarom iet enkel een voordeel. Voor tl van zaken, kleine en groote, zij een ramp. En zij is dat et alleen, omdat de oude voor iad tegen hooge prijzen inge- acht, nu vaak beneden inkoop- rijs van de hand gedaan moet orden, maar evenzeer, omdat j bij den hoogen stand der ontn de voortzetting van het drijf onmogelijk maakt. Maar t gevolg maakt haar tot een mp van wijderen, van maat- happelijken omvang. Het kei- ren van tal van zaken en de opzetting van tal van bedrijven, e van de-prijsdalingen het ge lig zullen zijn, moeten op hun lurt een angstwekkende toena- e der werkeloosheid ten ge lige hebben. Deze toename is in ook reeds duidelijk zicht- lar, meer nog in andere lan- n dan in ons eigen, schoon ook daar zich begint te lenbaren. En deze directe en Hierbij vloog een schaduw Ver zijn aangezicht, hij dacht »n de opdracht, die hij gaf aan tt detective-bureau in New- 'ork, om Gerda op te sporen, r opdat iemand ter plaatse is, ie de zaak kan behartigen, j Tred was het als kwam een evel voor zijne oogen. Weder 'eeg een droombteld voor hem een beeld van toekomstigen Mom, en geluk. Vijftg duizend '"k, eene som welke voor hem, armen machinen-ingenieur, 15 steeds in armoede en nede- igheid verkeerd had, een ver logen was. En dit geld was geheel te ijner beschikking, zoodra hij e* voorstel van den molenaar nnnsm. Hij behoefde slechts indirecte gevolgen van de zoo lang verwachte en zoo blij ver welkomde prijsdaling, die zich in faillissementen, liquidaties, stopzetten van bedrijven en toe nemende werkeloosheid openba ren, voeren ons dan ook regel recht naar een toestand van maatschappelijke malaise, die zeker ernstiger zal blijken, dan menigeen nu vermoedt en eerst na lange oeconomische worste ling het uitzicht op nieuwe wel vaart en een gezonderen toe stand, dan we de laatste jaren kenden, zat openen. Natuurlijk is niet deze prijs daling zelve de wezenlijke oor zaak en verwekker van dezen mailaise-toestand. Zij zelve is ten slotte ook enkel gevolg van de werking van tal van oecono mische en maatschappelijke fac toren, die door den oorlog en den daaropvolgenden onvolko men vredestoestand in beweging zijn gebracht. De algemeene kapitaalvernietiging, de verkwis ting van arbeidskracht en mate riaal, de totale ontwrichting van het handels- en zakenleven heb ben een noodzakelijke verarming ten gevolge gehad. Het is dan ook duidelijk, dat de prijsdaling van het oogenblik niet het ge volg is van overvloed, van over productie, zooals dat het geval pleegt te zijn, maar van het af nemen der koopkracht, waarin de verarming ook tot uitdruk king komt. Dat dit gevolg zich nn eerst openbaart, komt niet omdat die verarming nu plotse ling intreedt, maar omdat wij tot nu toe als 't ware van een geflngeerden rijkdom hebben ge leefd, omdat wij als geheel heb ben geleefd verre boven onze macht en ons inkomen. Zooals een individu zich verzet tegen een verlaging van zijn levens standaard en ondanks alles op den ouden voet blijft voortgaan, ofschoon hem de macht daartoe feitelijk al lang ontbreekt, zoo doet dat onwillekeurig ook de menschenmaatschappij. Zij is van den hoogen boom blijven leven ondanks de ineenstorting van haar welvaart en heeft zich te- zijne handteekening te zetten onder de overeenkomst en het geld was in zijn bezit. Het aanbod was zoo schoon, dat er als het ware eene prik keling door zijn geheel lichaam ging. Het was, als of er eene magnetische aantrekkingskracht in dat geld lag. De oude jurist scheen er veel belang bij te hebben, FredWel- ler tot zijn geluk aan te sporen. Het zou waanzinnig zijn een zoo vorstelijk aanbod van de hand te wijzen, zeide Bernhardt, terwijl hij Fred het stuk voor- 1 legde. Reeds had deze de pen in de hand, en de eerste letters van zijn naam gezet, dan wierp hij ze plotseling neder, als had hij een gloeiend ijzer aangeroerd. Neen, neen ik kan het niet aanneihen, zeide hij, zwaar zuch tend. Het was een harde strijd in zijn binnenste. gen fabelachtige prijzen hetzelf de levenscomfort gekocht als waaraan zij gewoon was. Maar de kiacht moest ten slotte ko men. En de algeheele verarming der wereld zal ons nu dwingen tot een anderen levensstandaard, wat een algemeenen inalaisetoe- stand beteekent. In ons land zal dat waarlijk in mindere mate voelbaar wor den dan in de landen, die den oorlog voerden, speciaal in de landen van Midden-Europa. Maar wij zijn slechts een deel van het oeconomisch wereldge heel en zullen natuurlijk de ge volgen van de algemeene ver arming, die zich ook ten onzen openbaren moet, van de vermin derde productie en werkeloos heid aan den lijve moeten erva ren. De groote wereldcrisis zal ook het lichaam van ons natio naal leven doen schokken en ons in een toestand van malaise brengen, waaruit we eerst lang zamerhand tot een nieuw leven zullen ontwaken. Want dit is de troost, die ons blijft, dat deze malaise noodza kelijk is, willen we tot een be teren toestand geraken. We moeten de crisis doormaken, doorzieken. Eerst daarna zal de genezing volgen, die ons krach tiger en sterker wellicht terug zal vinden. En in zooverre is deze al nader komende crisis een gelukkig verschijnsel, dat ze ook de toekomstige genezing als het ware reeds inluidt. Het Handelsregister en de nieu we Kamers van Koophandel. Naar verwacht wordt zullen met 1 Maart a.s. inwerkingtre den de Handelsregisterwet 1918 (St.bl. no. 493) en de Wet op de Kamers van Koophandel (Stbl. no. 152) Er is tusschen deze wetten aen nauw verband, daar voor de inrichting en instandhouding van het Handelsregister zal worden gezorgd door de Kamers van Koophandel. Daar zeer vele zakenmenschen met deze wetten zullen te maken hebben, is het zeker nuttig, daar uit het een en ander mede te deelen. Binnen drie maanden na den datum van inwerkingtreding der wet moeten alle handelszaken in het Handelsregister ingeschreven zijn, met uitzondering van die Van kleine handels- en ambachts lieden, minderjarigen, straatven ters, alsmede land- en tuinbou wers en visscher8 die uitsluitend verkoopen hetgeen in hunne onderneming is voortgebracht of gevangen. Het Handelsregister dient om het publiek in te lichten wie bepaalde handelszaken drijven, welken voim de zaak en welke bevoegdheden de bestuurder heeft en in hoever hij aanspra kelijk is. Het Handelsregister zal voor ieder kosteloos ter in zage liggen en ieder die zulks wenscht, zal daaruit tegen vol doening van een gering bedrag afschriften en uittreksels kunnen verkrijgen. Het vertrouwen in het handelsverkeer zal daardoor worden bevorderd en verkeerde praktijken worden tegen gegaan. De opgaaf van het kapitaal, dat in een zaak gestoken ls, blijft geheim. Het Handelsregister wordt zooals ik het dezer dagen zag uit gedrukt „De Burgerlijke Stand" voor den handel. De handelszaken enz. zoo wel gedreven door personen van andere nationaliteit alsvanNeder- landers moeten worden in geschreven bij de Kamer van Koophandel in welks gebied zij gevestigd zijn. Onder de thans nog geldende wet werd een Kamer van Koop handel ingesteld wanneer de raad eener gemeente zulks gewenscht achtte. Dit was in Zeeuwsch- Vlaanderen alleen het geval te Ter Neuzen en te Sas van Gent. In het geheele land waren ruim 90 Kamers. Overeenkom stig het desbetreffend Konink lijk besluit worden er dit jaar 36 nieuwe Kamers opgericht, in 36 vastgestelde gebieden, doch zullen alsdan alle gemeenten des Rijks omvatten. Bij de komst dier nieuwe Kamers worden de bestaande ontbonden. In het aangehaald Koninklijk besluit, dat het aantal vaststelt, de gebieden omschrijft is bepaald dat er eene Kamer van Koop handel zal gevestigd zijn te Ter Neuzen voor de 35 gemeenten van Zeeuwsch-Vlaanderen. Ten einde de oprichting dier nieuwe Kamers voor te bereiden is in elk gebied een commissie van voorbereiding benoemd, wel ke heeft te zorgen voor de in schrijving in het Handelsregister en het opmaken der lijsten van kiezers, die bevoegd zullen zijn de leden der nieuwe Kamers te kiezen. Ook te Ter Neuzen is eene commissie benoemd, die haar kantoor zal vestigen in het perceel Lange Kerkstraat No. 11. Onder de handelszaken die in het Handelsregister moeten wor den ingeschreven verstaat de Handelsregisterwet de zaak of onderneming van een koopman, ook al is een niet-koopman mede eigenaar. Onder .koopman" verstaat deze wet den koopman in den zin van het wetboek van koop handel en in het algemeen ieder die zijn beroep maakt van het uitoefenen van eenigen tak van handel en nijverheid in den ruimsten zin; voorts elke naam- looze vennootschap en coöper atieve vereeniging. Onder kooplieden worden dus gerekend zij die wat en koopen om die weer te verkoopen of in gebruik daarvan te verhuren winkeliers, caléhouders, e. d. zij die commissiehandel uit oefenen bankiers, kassiers, makelaars aannemers ondernemers van vervoermid delen, zoo te water als te land scheepsbevrachters, sleepdienst agenten Niet ingeschreven worden kooplieden die (kinderaftrek niet in aanmerking genomen) over geen der drie laatstverloopen jaren in de Rijksinkomsterbe- lasting waren aangeslagen voor een inkomen van minder dan De molenaar schudde het hoofd en zag Fred aan, als stond hij voor een raadsel, dat hij niet oplossen kon. Dan verliet hij 't vertrek om Fred in het naaste te wachten. Opdringen wilde hij hem niets, daarvoor was de molenaar te trotsch. Hij had de aanwijzing intusschen weder in zijne porte feuille geborgen. Het onderhoud tusschen Fred en Bernhardt duurde tamelijk lang. De oude jurist had hem gezegd, dat hij zich niet verder met zijne zaak kon inlaten, omdat hij geen kans zag alleen op vermoedens ze tot een gewenscht einde te brengen. De fabrikant, zeide hij, ging in de geheele stad voor een man van eer door en hem dus in 't openbaar te beschuldigen van zulk eene onzekere aanklacht, zou ieder voor eene waanzinnige daad houden. Het kan toch in niemand zijn gedachte komen, zulk ongehoord bedrog te plegen. Ten laatste zeide hij Zou intusschen 't bewijs door u kunnen aangevoerd worden op zekere gronden berustende, dat uw vader de verdwenen Alfred Weller, de rechtmatige eigenaar der fabriek is, kom dan gerust tot mij, dan zal ik de zaak met alle kracht aanpakken. Echter zoolang hij stak Fred intus schen de hand toe, moet u de zaak als onuitvoerbaar op vatten en kan ik er mij niet mede bemoeien. Bij Fred kwam thans de ge dachte op, dat Bernhardt moge lijk door den fabrikant was omgekocht. Hij mat den jurist dan ook met een verachtelijken blik. De rechter zag dezen aan- klagenden blik, doch hij moest zwijgen. Ik zou gaarne weten, zeide Fred met scherpe stem, welk zekerder bewijs ik voor mijne rechten zou kunnen hebben, dan de papieren, die ik bij het ver gaan van het schip op mij droeg en die mijn recht als erfgenaam van de Wellersche fabriek be- vestigden 1 De rechter zag thans scherp door zijne brillenglazen in Freds aangezicht. Gij spreekt steeds van eene nalatenschap, mijnheer Weller, zeide hij, is het dan zoo zeker, dat uw vader dood is En als hij vroeg of laat eens levend en gezond terug keerde en zijne rechten opvorderde Deze gedachte was nog niet bij Fred opgekomen. Hij had er zich te zeer aan gewend, zijn vader als dood te betreuren, dan dat hij aan deze mogelijk daad zakelijk niet gedacht had. Bernhardt stond op, ten teeken, dat hij 't onderhoud als geëin digd beschouwde. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1921 | | pagina 1