ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
Duitschland's ontwapening.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
E.
BOOM-BLIEK
30e Jaargang
Woensdag 9 Februuari 1921
Nummer 2597
STOKMAN.
WMHLJE.BYeN.
Ontmaskerd.
to
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
met 10 cent dispositiekosten.
Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent
Elke regel meer 12 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel.
Telefoon
No. 21
Drukker-Uitgever
BRESKENS
Postgiro
17704
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertenties worden aangenomen tot u i t e r 1 ij k
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
f We hebben ze vroeg gehad
idit jaar met hun onvermijdelijke
gevolgen van watervloeden en
verongelukte schepen en andere
rampen. Meestal komen ze later
{pas. Niet in den winter nog,
wanneer alles slaapt en in af
wachting schijnt, maar in het
vroege voorjaar, wanneer het
nieuwe leven begint te ontwa-
~"lcen en als met geweldige hand
beslag wil leggen op de wereld
fii al het oude en afgestorvene
boor zich uitjaagt,
i Want storm is leven immers.
Dat weten we eigenlijk wel,
maar we vergeten het zoo ge-
nakkelijk. Het is zoo moeilijk,
;oo vermoeiend, nietwaar tegen
len feilen wind op te tornen,
den moet zijn beide beenen
itevig neerzetten en zijn spieren
ipannen en zijn wil. Men moet
;egenstand overwinnen en zijn
deeren vast om zijn lijf trek-
ten en zijn hoed stevig op het
loofd drukken. En de longen
moet men wijd uitzetten en diep
moet men ademen tegen de felle
vlagen in, die iemand den adem
(lreigen af te snijden. Wanneer
een afgewaaide tak ons in het
gezicht striemt of soms de nij
dige regen ons om de pijnlijke
ooren kletBt, dan moeten we
niet kleinzeerig „au" roepen,
maar een moedigen glimlach om
de vastgesloten lippen houden
•n een gereede hand om des
noods een vallende dakpan af
te weren. We hebben kracht
loodig en moed en beslistheid,
klaar als belooning voelen we
Dok de klopping van het bloed
loor ons tintelend lichaam en
iet frissche gloeien van onze
rangen en de weldoende ver-
uiming van onze borst en de
lopelende kracht van onze spie-
en.
Zeker, het is gemakkelijker,
vanneer een zacht koeltje ons
'oorhoofd streelt. En we ver-
angen allen naar de majestueuze
ust van den kalmen zomerdag,
vanneer de boomen roerloos
taan in den gouden zonnedroom
Hij kon echter niets anders
«ggen dan
Mijnheer Steffen, hoe verheugd
en ik,-u hier zoo plotseling we-
ler te zien.
Dan brak hij af, het was of
verdere woorden door onder
drukte zuchten verstikten.
Wij kunnen hier niet blijven,
aeide hij eindelijk na een oogen-
blik, en keek in het vertrek rond,
ah ontwaakte hij uit een droom.
Het scheen dat hij thans eerst
bemerkte, dat hij met den ouden
molenaar alleen was, zoo was
bij door de verschijning getrof
fen.
Met innerlijke smart raapte hij
de teekeningen, die hem den fa
brikant weder ter beschikking
gesteld had, te zamen. Wat hij
en het leven enkel een weelde
lijkt om te genieten. Maar daar
komen we niet aan toe, wanneer
we de voorjaarsstormen niet door
gaan. En ook wannneer we die
door zijn immers is na de ver
stikkende hitte van broeiende
zomerdagen, waarin alles mach
teloos neerhangt, een nieuwe
storm noodig, die de boomen
schudden doet en uit de voort
jagende woiken het koele water
neerkletst op de verzengde aarde.
We hebben de stormen noodig,
om en in ons. Maar ze zijn het
bewijs ook, de uiting van het
leven, om en in ons Dat moe
ten we ons altijd duidelijk be
wust zijn, wanneer we er tegen
in moeten en onzen wil spannen
moeten om niettemin vooruit te
komen. Want dat bewust zijn
maakt het ons makkelijker, geeft
ons niet alleen de kracht, maar
ook de lust om er tegen in te
gaan.
Storm is leven, want leven is
beweging. We kennen wel alle
maal die tijden van haast doo-
delijke rust, wanneer de lucht
loodzwaar op ons schijnt te
drukken of een tergende luste
loosheid het leven saai doet
schijnen en zonder verschiet,
wanneer ons eigen innerlijk leven
schijnt stil te staan als een
doode, bleek, en we nauwelijks
de handen nog rekken naar
nieuwe emoties, naar nieuwe
gevoelens en nieuwe daden. Het
leven schijnt zoo gemakkelijk
dan. En toch is het ondraaglijk
vaak, ofschoon het niets van
onze inspanning en onze krach
ten schijnt te vorderen. Op zijn
best is het neutraal, niet aange
naam en niet onaangenaam schijnt
het ons zonder reden. En on
willekeurig verlangen we naar
de beweging, al is het de be
wegelijkheid dan van stormen
en onweders.
Die komen wel, wanneer het
leven ons maar meer aangrijpt.
Dan is het, of een plotselinge
wind over den roerloozen vij
verkom van ons innerlijk leven
strijkt, dat hoog het onstuimige
water opstuift en de vijver een
zee wordt met hoogopgaande
daar in zijne bevende handen
hield, was de vernietigende hoop
der toekomst. De onbeloonde ar
beid van vele jaren
Doch een trotsche uitdrukking
kwam op zijn gelaat en teekende
zich des te scherper af. In zijne
oogen schitterde een levendig
vuur 1 Hij wilde den moed niet
laten zinken, hij moest van vooraf
beginnen, een nieuw veld voor
zijne uitvinding zoeken, waar hij
in staat was deze te volmaken.
Hiertoe was hij dan ook vast
besloten, toen hij de teekeningen
in zijn jas borg.
Met een laatsten blik ving hij
alles in het vertrek in zich op
om die herinnering te bewaren.
Hier had hem eens de fabrikant
de schoonste toekomst van zijne
uitvinding voorspeld. Hier ook
had hij de ervaring opgedaan,
dal het niet zijn vader was, dien
hij meende in den bezitter der
fabriek te vinden, doch een
vreemde, die op raadselachtige
golven en diepe laagten. Maar
op de golventoppen glinstert het
schuim, dat parelend als in von
kende diamanten tegen de oevers
slaat en zonneschitteringen drij
ven hun spel van licht en scha
duw.
Het kan wel eens'te hoog en
te wild gaan. De levensstormen
kunnen wegslaan wat ons lief
was en de afgescheurde takken,
die ons in het gezicht striemen,
kunnen lidteekens nalaten, die
jarenlang schrijnen blijven. Maar
we weten, dat de lucht gezuiverd
wordt en dat stiaks, wanneer
de storm is uitgewoed, een
nieuw leven zal blijken te ont
kiemen in nieuwe bloesems, die
tot vruchten rijpen gaan. De
storm is er het teeken van. Want
de stormen, die in ons woeden,
teekenen ook den overgang van
den winterslaap naar een nieuwe
lente. Het is het nieuwe leven,
dat er zich reeds in die stormen
zeiven openbaart. Maar het is
noodig, dat we ze ook als zoo
danig zien en erkennen. Wanneer
de levensgebeurtenissen als een
vloedgolf tegen ons opslaan,
wanneer rampen of vreugde
ontroeringen in ons wekken, die
als de stormwind de golven van
ons innerlijk leven hoog doen
gaan, dan dienen we daarin niet
alleen het ongeluk of de onrust
te zien, maar de noodzakelijke
openbaring van het leven zelf.
Want zoo alleen zal ook deze
storm als die daarbuiten de spie
ren spannen van onzen wil en
onzen moed. En onvervaard zul
len we den strijd aanbinden. Die
strijd zelf zal ons het heerlijke
bewustzijn van onze kracht en
onzen moed geven. Ruimer ade
mend en met tintelende oogen
zullen we in den stormwind staan.
En straks, wanneer de strijd is
uitgewoed, zullen we met zege
vierenden glimlach de velden
overzien, waar onze nieuwe lente
bloesemt en waar straks de vrucht
rijpt onzer eigen overwinning.
wijze hier was ingedrongen om
hem, den waren erfgenaam, in
zijne rechten te kort te doen en
te bedriegen.
Zag hij ook daar niet Gerda
staan, juist op den dag, dat hij
hier aangehouden werd Dit
voorval ging zijn oog voorbij en
nu werd hij van een onnoemelijke
smart vervuld.
Dan verliet hij met Steften het
vertrek.
Buiten bleef hij diep ademha-
lendstaan. Een onderdrukte hoon
lach kwam over zijne lippen en
hij balde zijne vuist
O, wij zien elkaar weder, mijn
heer Weller, op eene andere
plaats, stiet hij tusschen zijne
tanden uit. Dan gingen zij ver
der.
Weet gij mij niets van Gerda
te vertellen, zei de oude molenaar
tegen Fred, zijn lichaam zwaar
op zijn stok latende rust. „Gij
weet misschien dat zij een paar
dagen na u uit den Rothbach-
Lloyd George heeft Zaterdag
het eereburgerschap van Birmin
gham aanvaard en van de ge
legenheid gebruik gemaakt om
een belangrijke verklaring af te
leggen nopens Duitschlands ont
wapening en schadevergoeding.
De conferentie te Parijs, zoo zei
hij, had het lot te regelen gehad
van verscheidene staten. De oude
Duitsche staatsliedenzoudenmoe-
deloos geworden zijn onder de
machtigste militaire instelling,
die de wereld ooit gekend heelt,
terug te brengen tot een leger
van 100,000 man en het regelen
van de schadevergoeding, die
Duitschland moet betalen. De ge
allieerden waren in de loop van 1
week tot een gemeenschappe
lijke regeling gekomen. De han
del zou niet weer tot bloei ko
men, voordat de geregelde toe
standen in midden Europa weer
gekeerd waren. Niet de teeke-
ning van het vredesverdrag al
leen was van belang, maar ook
het herstel van den geest van
de vrede, 't herstel van de goede
buurschap onder de volken. De
eerste voorwaarde hiervoqr was
gelegen in de eerbiediging der
vredesverdragen. Een met voeten
getreden verdrag beteekende een
steeds dreigenden oorlog. Met
name twee voorwaarden moes
ten door Duitschland in acht ge
nomen worden. In ~de eerste
plaats de ontwapening. Sinds den
wapenstilstand heeft Duitschland
in dien zin groole vorderingen
gemaakt door de inlevering van
groote hoeveelheden wapens,
maar het heeft nog altijd teveel
oorlogstuig en te veel geoefende
mannen onder de wapenen in on
geregelde formaties De Duitsche
revolutie was hiervoor een ver
ontschuldiging geweest eu daar
om kon hij (Lloyd George) er
wat van door de vingers zien,
maar de geallieerden hadden
niettemin besloten, dat Duitsch
land het verdrag van Versailles
moest nakomen, met name wat
betreft de inrichtingen voor het
molen is vertrokken en ik de
zelfde nacht zwaar ziek gewor
den ben."
De woorden van de ouden
man kwamen nog met moeite
uit zijn mond en werden door
zuchten onderbroken het spre
ken viel hem nog altijd moeilijk
en hij moest het onderbreken.
Het hoofd was bijna tot op zijne
borst gezonken, als ging hij on
der veel kommer en last gedrukt.
Fred deed of hij de woorden
niet verstond. Beliegen wilde hij
den ouden man niet en de waar
heid durfde hij hem ook niet
zeggen. Sedert het oogenblik,
dat hij was aangehouden in het
werkkabinet van den fabrikant,
waar Gerda was bij tegenwoor
dig geweest, had hij niets meer van
haar vernomen. Hij wist echter
niet of hij goed zou doen, mede
te deelen dat zij bij den fabri
kant in dienst geweest was. Fred
gaf hem een ontwijkend ant
woord.
maken van kanonnen. Frankrijk,
dat vreeselijk is geteisterd heeft
het recht te ei3chen, dat het zoo-
iets niet meer kan overkomen.
Nopens de schadevergoeding
zei de eerste minister, dat
Duitschland zedelijk verplicht
was te betalen voor de schade,
die het moedwillig aangericht
heeft, maar men kan van een
schuldenaar niet halen, wat hij
niet bezit. Echter, aan Duitsch
land mocht niet vergund worden
te betalen, op een wijze, welke
onrechtvaardig zijn zou jegens
het land, dat de betaling ont
vangt, b.v. door de levering van
goedkoope goederen.
Wat het wisselkoersvraagstuk
betreft, wees de eerste minister
er op, dat Duitschlands tijdelijk
bankroet voor de deskundigen
een alle beschrijving te boven
gaande moeilijkheid opleverde,
zoodra zijn waren over zijn
grenzen kwamen.
Met al deze moeilijkheden voor
oogen, hadden de geallieerden
de vorige week zekere besluiten
genomen en de rekening was
berekend opeen bloeiend Duitsch
land. Een niet bloeiend Duitsch
land zou ni.it kunnen betalen.
Kwam het tot blois, dan kon
het dat wel en zou het dat ook
moeten. Von Simons had er over
geklaagd, dat hij niet de volle
rekening had gekregen. Nu,
daaraan kon gauw tegemoet
gekomen worden, want zij lag
geheel gereed.
Als het Duitsche volk, zoo
ging de eerste minister voort,
zijn gedachten maar eens van
den oorlog afwendde en op den
vrede richtte, zou het spoedig
weer tot bloei komen.
Vervolgens gafLloyd George
Duitschland den raad de reke
ning te aanvaarden, zich niet
door zijn hartstocht te laten
meeslepen en de dwaasheden
van het verleden niet te her
halen. Hij wees er op, dat
Duitschland zich nog niet zulke
zware belastingen opgelegd had
als Engeland of Frankrijk. Het
was onduldbaar, dat het volk,
dat den oorlog ontketend had
en aan de oorlogsschade ont-
Daar hij nog in de fabriek
moest, om zich te kleeden en
zijn werktuigen en gereedschap
pen te verpakken, die hij later
zou laten afhalen, verzocht hij
Stetfen eenige oogenblikken op
hem te wachten.
In de fabriek werd hij vande
arbeiders omringd en met vra
gen bestormd. Aller handen kwa
men de zijne drukken om af
scheid van hem te nemen allen
betreurden het, dat hij ging ver
trekken. Ook de oude werk
meester Waller kwam naar hem
toe, toen hij hoorde, dat Fred
Weller zoo plotseling ontslagen
was. Uit het vergramde aange
zicht van Waller sprak een diepe
droefheid over dit verlies, want
zoo iemand, dan was hij zeer
aan Fred gehecht.
Vergeet mij toch niet, mijn
heer Fred, ik bid u er om, ver
geet mij niet 1 zeide hij, met
eene van ontroering bevende
stem, (Wordt vervolgd)