ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Ons bezoek aan Wennen, VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN 30e Jaargang Woensdag 5 Januari 1921 Nummer 2587 yTOflEsLBYOK. Ontmaskerd. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 10 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent Elke regel meer 12 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK ™oe,°°n BRESKENS p?7s$4ro Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Wij willen onze lezers een beknopte beschrijving geven van een reis naar de Donaulanden, welke wij de vorige week heb ben ondernomen, zoomede een beschrijving over den toestand te Weenen, de wereldstad, wel ke thans uithongerd. Dinsdag 21 December, des morgens half elf, vertrokken wij met de Prov. Boot naar Vlis- singen, om van daar met de trein naar Nijmegen te gaan, en aldaar aansluiting te krijgen met de D.-Trein, welke recht streeks naar Weenen loopt. Onze eerste ontgoocheling was te Roosendaal, waar ons werd medegedeeld, dat we de reis naar Nijmegen niet konden ma ken van 's Hertogenbosch, over Rosmalen, vanwege een spoor weg-ongeluk te Rosmalen, waar door de lijn versperd was. Nu was het zaak om tijdig de D- Trein te halen, het beste was tot Geldermalsen te rsizen, daar de trein uit Rotterdam op te wachten en door te gaan tot Kesteren, om aldaar nog tijdig de D-Trein te kunnen halen. Te Geldermalsen gekomen, stelden we ons in verbinding met den stationschef, teneinde ver zekering te hebben, te Kesteren de D-Trein te halen. Door de welwillende medewerking van den chef werd dadelijk telegra fisch bericht gezonden naar Kes teren om de D-Trein te doen wachten op .aansluiting met den trein uit Rotterdam, met welke trein wij zouden medegaan. En zoo kwamen wij dan, na deze koit<", doch inspannende reis, behouden in de D-Trein, ds trein, welke ons naar de Donaustad zou voeren. Met deze trein kwamen wij te Nijmegen aan, alwaar de eerste visitatie plaats had. Dit is eene bedrij vigheid. Daar de douane niet streng zijn, ging alles nog al voorspoedig, en konden wij plaats nemen in een zeer gemakkelijke voor ons gereserveerde coupé, 71) Koud, ijzig koud gleed zijn blik over Lucie, die hij als eene vreemde aanzag. Lucie had reeds lang gemerkt, dat hij niet 't minste voor haar gevoelde. Doch hij was aan haar geketendHij zou 't niet dur ven wagen, meende zij, haar op zijde te stellen 1 Met een gevoel van innige vreugde dacht zij aan de schuldbekentenissen op Rheinsburg, die bij den rechter Bernhardt goed bewaard werden. Een wenk van haareen regel schrift van hare hand, een tele gram met haar onderteekening en die rechter zou den brief openen, dien zij hem met het pakket ter hand gesteld had, en dan wee de Rheinsburgers En bij deze gedachte ver en stoomden wij ons Vaderland uit, om te Cranenburg, het eerste station in Duitschland, weder te worden gevisiteerd. Hier werden ook de paspoorten nagezien. Een viertal reizigers mochten niet door, omreden de passen niet in orde waren. Onze pas sen waren goed, dus konden wij verder reizen. Het bij ons aan- wezige geld moest worden op gegeven, waarvoor een bewijs werd verstrekt. Intusschen was het negen uur geworden, zoodat we van het natuurschoon wat onze reis zou bieden niet konden genieten. Na in den spijswagen de in- wendigen mensch te hebben ver sterkt, begaven wij ons te rusten. Woensdagmorgen om 7 uur wakker wordende, stond de trein onder de overkapping van een station, hetwelk Frankfort aan de Main bleek te zijn. Tot onze verbazing bemerkten wij, dat de daar staande wagons met sneeuw bedekt waren. Buiten het sta tion ontwaarden wij een heerlijk winterlandschap. Wijngaarden, bosschen en bergen, alles was bedekt met sneeuw. Intusschen werd het lichter, zoodat wij een prachtig vergezicht te aanschou wen kregen. Aan de stations der steden, welke wij passeerden, heerschte veel bedrijvigheid de opkomen de handel in Duitschland ken merkt zich allerwege. Na ont beten te hebben, konden wij rustig genieten van het natuur schoon wat Duitschland biedt. Intusschen hadden wij kennis gemaakt met een medereiziger, de Beeldhouwer Ambrosi, wo nende te Weenen. Deze, een nog jonge man, had gedurende den oorlog in het Oostenrijksche le ger gediend bij het zware ge schut. Tengevolge van de door stane ellende en het bedienen van het zware geschut was hij het gehoor en de spraak verloren. Met potlood en papier werkende, verhaalde hij ons zeer veel van zijn wederwaardigheden, alsook van de schitterende omgeving waarheen onze reis liep. Wij* van onzen kant lieten hem ge- lichtte een ademtocht hare borst, een schitteren in hare oogen verried eene innerlijke vreugde. Thans ^tond zij op en zei op hoogmoedigen toon tot Gerda Ik verzoek u deze scène te beëindigen. Gij zijt eene be driegster, die zeker op geldaf persing zijt toegerust. Indien uw driest optreden eenigen indruk op mij gemaakt en mij aan 't weenen gebracht heeft, zijn de schuld daarvan alleen mijne zwakke zenuwen. Ik wensch echter dat gij u nu van hier ver wijdert. Waag het niet ons in Duitschland in den weg te tre den, want dan zult gij het bit ter betreuren 1 Gelijk het sissen eener slang klonken de woorden, die zij tot Gerda richtte. En haar daarbij met donkere blikken bedreigen de! ging zij voort Van twee vechtenden zal steeds de zwakste verliezen. En dat zult gij in dit geval zijn. nieten van de door ons meege brachte spijzen, welke hem in verrukking brachten. Een en ander smaakte hem heerlijk, doch veel kon hij niet gebruiken, daar z'n maag niet meer aan goed voedsel gewoon was. De geheele reis is hij onze medereiziger ge weest. Om negen uur kwamen wij onder de rook van Wurz- burg. Steeds stijgen wij bergop waarts tot we plotseling in een tunnel komen en ruim tien mi nuten in angstwekkende duister nis zitten. Voorbij Wurzburg krijgen wij het rotsgebergte te aanschouwen, met beneden dor pen, als tegen het gebergte aan geplakt. Wij zijn nu ongeveer 260 meter boven de waterspie gel. Overal waar onze oogen heenblikken een verrukkelijk win- tergezicht. Een beambte komt de paspoorten nazien, daar wij de Staat Beijeren zijn binnenge komen. Steeds stijgt de trein puf fend de bergen op, zoodat wij bij Neurenburg een h#ögte van 500 meter boven de waterspie gel hebben bereikt. Nu gaat het berg af, steeds tusschen bos schen en rotsgebergte door, be dekt met sneeuw, terwijl het zonlicht het gehvel een nog meer fantastischen aanblik geeft. Om vier uur komen wij te Passau, in Oostenrijk. Nog meer dan in Duitschland krijgt men hier het natuurschoon te aan schouwen. Soms is het of we te veel krijgen en onze hersenen al het schoone niet kunnen ver werken, we geven ons dan ook geheel aan al het genieten over. Links ontwaren wij de Donau gevuld met drijfijs, links geberg te met schilderachtige dorpjes. Aan het station gekomen moe ten wij uitstijgen. Hier heeft wederom visitatie plaats, alsmede afstempeling der passen, hetwelk zeer secuur gaat. De passen moeten goed in orde zijn, anders komt men Oostenrijk niet binnen. Het was donker toen wij Passau verlieten om over Linz langs de Donau naar Weenen te reizen. Des nachts om twaalf uur stoom den wij het groote station West- baanhof te Weenen binnen. Wie zijt gij toch? Fen wegge- loopen avonturierster, die hier in Amerika door 't geven van spraakonderrichtuw leven rekken moet. De sterkere ben ik, dat merkt gij wel, miss Steffen Ik ben gravin Gerda van Rheins burg, die glansrijk die plaats inneemt en zal blijven innemen. Ik ben erkend als gravin van Rheinsburg door mijn schoon ouders. Doch wie zijt gij Be wijs toch met een enkel stuk, dat gij de kleindochter zijt van den molenaar Steffenen toen barstte zij in een schaterlach uit. „Ha, ha!" De oude, door eene beroerte getroffen man, die de spraak verloren heeft, zal niet meer in staat zijn dit te bevestigen. En als hij daartoe in staat was, zou men hem niet gelooven, wijl door de beroerte zijne hersens gekrenkt zijn, en degeneesheeren elke gezonde redeneering uit sluiten. Ga nu en zoek uw recht, De indruk welke wij van Wee nen kregen was bedroevend. De stad was schaarsch verlicht. Aan beide zijden der straten opgehoopte sneeuw, welke ter gelegenertijd zou weggeruimd worden. De stad is te arm om dadelijk in te grijpen en die kosten te betalen. Na des nachts in ons hotel te hebben uitgerust van de reis, waren wij Donderdagsmorgens frisch, en vol moed om de stad en hare omgeving te bezichtigen. Wat ons eerst opviel was, dat in de kamers hooge steenen kachels in de hoekan van het vertrek stonden, en niet, zooals bij ons, ijzeren kachels in het midden van het vertrek. Verder viel ons op straat op, dat rij en voertuigen niet rechts, doch links uitwijken. De dag brachten wij door in Weenen, bezochten deNepthon- grot, Gloriëtte, Belvedère, als mede het Keizerlijk Lusthof Schünbronn. Als merkwaardig heden bezichtigden wij in het Lusthof de Gobelinzaal, Beeld houwwerken, voorstellende Maria Thereiia en familie, enz. Een zeldzaam fantastischgezichtheeft men vanaf Gloriëtte over het Keizerlijk Lusthof, wier tuinen in Franschen stijl zijn aangelegd. Des avonds brachten wij een bezoek aan de groote Schouw burg, waar op schitterende wijze werd opgevoerd het tooneelstuk „Hollandsch Madchen". Het binnentreden dezer Schouwburg bracht ons in verrukking door de weelde, welke het gebouw biedt met haar schitterende de coraties. Na de Schouwburg, welke om 10 uur uitgaat, be zochten wij een cambaret, alwaar men het uitgaand publiek vindt, allen vreemdelingen. De bevol king van Weenen gaat niet meer uit. Dezen dag was wel besteed en zeer voldaan begaven wij ons ter ruste om krachten te ver zamelen voor den volgenden dag. Vrijdag werd besteed aan een auto-tochtje naar Mödling en Gieshübel in het Weener Woud. Tot aan het gebergte per auto en verder per slede het gebergte als gij den moed daartoe hebt Graaf Egon had tevergeefsche moeite gedaan om Lucie te doen zwijgen, doch evengoed had hij eene rivier kunnen doen ophou den te vloeien. Als zij eenmaal een kwade bui had, was niets of niemand in staat haar te doen zwijgen. En op dit oogenblik zou zij voor niets zijn terruggedeinsd. Gerda was door de meede- deeling van de ziekte haars grootvaders, die zij hier zoo on verwacht vernam, zoo verschrikt, dat zij als versteend stond. Haar aangezicht kreeg eene lijkkleur. Het was alsof het lichaam ge weken was. Thans wist zij, dat er voor haar maar een weg was, zij moest naar huis terug, naar den Rothbachmolen 1 Zij mocht den ouden grijsaard niet hulpe loos alleen laten en door vreem den verplegen. Open de deuren! zeide Gerda, met van tranen verstokte stem—ik op. Een bezoek werd gebracht aan de Huzarentempel, 500 M. boven de waterspiegel. Overal waar men z'n blikken slaat, ont waard men bosch, bergen en wijnvelden. Met zonlicht de bergen op, gingen wij met maan licht de bergen af. Des avonds te Weenen teruggekeerd, bleek ons dat alles gesloten was, zelfs de Theaters en Schouwburgen, vanwege den Weihnachtsabend, welke in geheel Oostenrijk op plechtige wijze word gevierd. Dezen Weihnacht maakten wij mede in de Kathedraal. Een aandoenlijke plechtigheid. Met kwistige hand zijn overal de kerstboomen versierd. Hiervoor wordt door de bevolking het geheele jaar gespaard. Dit is het feest voor de bevolking. Zaterdagmorgen stelden wij ons in verbinding met de Lohn- auto-Unternemung für Uberland fahrten, directeur de heer Anton Skala, een zeer humaan mensch, welke zich persoonlijk aanbood, om met ons, Hollanders, een autotocht over de bergen te ma ken. Van hem was ook een doch tertje in Holland ter verpleging geweest Uit dankbaarheid aan de Hollanders wilde hij ons per soonlijk vergezellen. En wat ons dezen dag bracht aan heerlijke vergezichten en schitterende panorama's is hier niet weer te geven. Nooit zullen wij deze tocht vergeten. Met een reuzen- auto-bergbeklimmer ging het door 't Weener-woud. Prachtige dorpen, gelegen aan de berghel lingen werden door ons bezocht. Perchtaldsdorf en Laxenburg zijn schitterende stadjes; een prach tige waterval bevindt zich te Laxenburg. Te Rax ontmoet men hoog rotsgebergte. Onze tocht ging over spiegelgladde ijswegen naar St. Pölten, alwaar wij een familie zouden bezoeken van een kind, dat te Schoondijke verpleegd wordt. Aldaar aange komen hebben wij kennisgemaakt met die familie. De man was Ingenieur welke betrekking wordt bezoldigd met pl.m. 5000 kronen per maand, wat voor ons in Hollansch geld 6 gulden per moet weg Zij trok haastig den sluier voor haar aangezicht. Zij had zich tot den graaf met een lichte buiging gewend en deze kwam terstond haar wensch tegemoet en opende de deur. Gelijk gij verlangt lieve nichtl zeide hij op zoetsappigen toon. Ik hoop dat wij elkaar weder zien Ik zal de brug bouwen, op dewelke wij ons zullen be jegenen. Gerda voelde eene koude huivering over haar lichaam gaan, toen zij den blik van den graaf op haar gevestigd zag. Zij zag dien blik nog, toen de deur van het vertrek zich reeds achter haar gesloten had, en zij de lift besteeg, die haar bene den bracht. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1921 | | pagina 1