3EMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Van oud op nieuw, Melijhch Oveizicht. VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM—BLIEK 30e Jaargang Zaterdag 1 Januari 1921 Nummer 2586 Ontmaskerd RRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 10 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent Elke regel meer 12 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever TNo.f°2? BRESKENS p,°7sW4ro Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Er ia niets bizonders aan de zen dag, aan dezen avond. Als uil» Hairen en avonden zijn ze tig verloop hun- i wisseling van sg en scheme- jzaam de duis- t cht beslag legt. in, dat we ze oelen, dat we een andere atmosfeer om ons weten en dat we zeiven anders zijn, stiller, aandachtiger, na- denkender vooral Wie ouder zijn, hebben het al zoo vaak beleefd. Ieder jaar is het teruggekeerd, ieder jaar hetzelfde en ieder jaar anders. En toch juist wie ouder zijn, staan in gedachten stil, om ach ter zich te zien naar de velden van hun verleden. En wanneer de schemering daalt en straks de kerkklokken luiden over de donkere velden en huizen, dan bevangt hen een vreemden wee moed als bij het scheiden, wee moed, om wat voorbijgegaan en VArlnran et, omdat deze Oude- deze Oudejaarsdag Is het symbool is van i wisseling van het het komen en het Ie eeuwige rustelooze die afsnijdt en tel kens nieuwe dingen voor onze oogen en voor ons hart stelt Wij hebben het zelf gemaakt. In den rusteloozen stroom der dagen, waarin de toekomst het verleden wegdringt, hebben w- een kunstmatig overgangspunt geschapen als een heden, van waaruit we verleden en toekomst overzien. En telkens wanneer we dit overgangspunt bereikt liebben, wordt in ons het be-* wustzijn klaarder van de duren de verandering, die het leven s en zien we onwillekeurig op isar wat we achter ons lieten in Jen voortgaande!) stroom. We zien terug, maar we zien iok vooruit. Het verleden, dat s, wat we waren. De toekomst, 0) De vreeselijke schrik, die zich an haar had meester gemaakt oor de plotselinge médedeeling an haar geheim, en de doode ngst voor hetgeen nu zou vol- en, had hajr in onmacht doen allen. Gerda werd op dit gezicht- oor medelijden bevangen en ilde Lucie oprichten. Doch >en zij Lucie met hare zachte nraak,te, scheen dit als vermiddel op haar te prong op als had men iet een gloeiend ijgpr aan- t, de onmachtsaanval was j, zij kwam weder tot aarzelve en staarde Gerda met ijdgeopende oogen, die echter jk tegelijk een diepen haat ^tuigden, aan. dat is, wat we zijn en zullen zijn. Daar is verband. En wie ouder geworden is, zoekt het op dezen avond, wanneer hij zichzelf reken schap geeft van zijn doen en denken. Dat is het goede van dit stil staan, waaruit we voor ons ver der leven de vrucht kunnen plukken, die onontbeerlijk is voor ons geluk. Het is niet alleen om den weemoed der herinnering, om de teederheid van het scheiden, dat deze Oudejaarsavond ons tot overpeinzing stemmen moet. We weten wel, dat alles eindig is en we niets kunnen vasthou den in dit leven, dat het een het andere wegdringt en we vaak het liefste het eerst ver liezen. We kennen welde hard heid van het leven, die ons voortjaagt en opjaagt vaak juist van de plek, Waar lieflijk de levensstroom [ruischte, En vroolijk uit bloemhof en dal De wildzang der vogelen bruischte En 't hart sloeg met jubelgeschal. En ons de eeuwige wet van komen en gaan bewust, hebben we maar al te vaak dit ervaren „Wij gaan en wij komen niet [weder, Waar 't luchtje zoo mild was [en zacht." Maar we weten ook, dat alle komen en gaan zich aaneenrijt tot een onverbreekbaren keten, waarin elke schakel haar betee- keuis heeft. We hebben begre pen, dat er niets is van wat achter ons ligt, of het zal in onze toekomst zijn invloed doen gelden en dat dit verleden ook geen onsamenhangende rij van gebeurtenissen is, maar een vaste ineenschakéling van oorzaak en gevolg. Ên dat begrijpend, tas ten we naar de schakels, die ons het leven, ons leven zullen doen begrijpen. Wanneer we stilstaan op den Oudejaarsavond en achter ons zien, dan is het ook om te kennen en te weten. Want dit weten Wie zijt gij bracht Lucie met moeite en bevend uit, Ger- da's behulpzame hand ter zijde werend, als was zij eed giftig insect, ,die het waagt, zulke ongehoorde beschuldiging tegen mij te doen. Gij zijt een waan zinnige en zullen u in het gek- ken-huis laten brengen. Graaf Egon had intusschen uit voorzichtigheid de vleugel deuren van de salon gesloten, om te verhinderen, dat een der hotelbedienden, soms getuige van dit tooneel zijn zou. Wie ik ben Gerda liet daar na een lange blik op Lucie rus ten, zij liet hare oogen met beteekenisvollen uitdruk over de kleederen heen gaan, die Lucie droeg, daarbij op de halssiera den en de talrijke brillante rin gen aan hare vingers wijzende. Wie ik ben, hebt gij zeker wel lang geraden 1 Ik ben Gerda Steifen, door mijnen vader gra vin van Rheinsburg zal ons van dienst zijn, wanneer we straks na dien avond van overpeinzing het nieuwe leven weer aavatten. Zoo we ons le ven overzien, laten we dan erkennen, dat het zoo wezen, .dat het zoo worden moest. Het geraken tot deze erkenning is pijnlijk vaak. Het is ais een biecht en een schuldbekentenis. Maar we kunnen er niet aan ontkomen, wanneer we eerlijk met ons zeiven willen zijn In ons leven, als in elk leven, is er niets, dat om niets ge schiedde en dat niet zijn uit werking heeft getoond. De er kentenis daarvan zal ons doen begrijpen. En het is dit begrip, dat tot berusting voert en straks met nieuwen moed en nieuw vertrouwen ons bezielt. Wanneer we het zoo graag anders gehad hadden, dan is het niet enkel de hardheid van het verhinder de, maar dan is het ook ons eigen doen en laten. Uit dit doen en laten moest dit resul taat voortkomen. Maar wanneer dit zoo is, dan hebben we ook te letten op de waarde, die dit feit hebben kan voor onze toekomst. Nadat de twaalfde slag van den Oudejaarsavond is wegge- trild in de eindelooze ruimte der eeuwigheid, staan we voor het nieuwe leven, dat de toekomst is. Nu komt het er op aan ons voordeel te doen met de lessen van het verleden. En zoo we geleerd hebben, dat iedere daad van ons in ons later leven haar uitwerking zal toonen, dan is de conclusie gemakkelijk. We heb ben niet neer te zitten nu in berouw of spijt. Maar we hebben op te staan en de handen uit te steken naar het leven, dat voor ons ligt. Dat moeten we doen in vol vertrouwen en met nieuwen moed. Want aarzeling maakt onzeker en een onzekere hand grijpt naast het doel. Maar we moeten het doen met de herinnering aan wat het verle den ons leerde in het hoofd. Den Nieuwjaarsmorgen hebben we te beginnen met de mijme ring van den Oudejaaravond Terwijl Lucie steunend inden zetel, waarop zij zich gezet had, Gerda aanzag en daarna haar aangezicht met de handen be dekte, als vreesde zij iets schrikt vvekkends, was een lichte kreet den mond van den jongen graaf ontsnapt. Spoedig was hij op Gerda toegetreden en had met een warmen druk hare hand gevat en riep Gerda 1 Mijne nicht Gerda, kwam het vreugdevol over zijne lippen, en Gerda kon niet ver hinderen, alhoewel zij er zich tegen verzette, dat hij een kus op hare handen drukte. Terug, roer mij niet aan zeide zij inet een hoogmoedig gebaar, het hoofd afwendend. Wij heb ben niets met elkander gemeen, de Rheinsburgers en ik, dan dat mijn vader, die een Rheinsbur- ger was, van de zijnen verlaten en verstooten werd! Als deze vrouw, en zij wees naar Lucie, nog in de oogen, maar met den glimlach van het vertrouwen om den mond. Langzaam met nauw-hoorba- ren tred, al langzamer, als on gaarne en onwillig, gaat hij, een oud gebogen man door de schemering der korte dagen. Hij aarzelt, treuzelt en in de hooge poort staat hij nog even stil en kijkt achter zich. Een vreemde, hittere glimlach trekt om zijn mond. Maar de duistei- nis dekt den lande en zware slagen dreunen door de nacht. Dan haastig, als verschrikt, ver dwijnt zijn gestalte. En op den drempel komt een jonge man, een kind nog met den glim lach van het vertrouwen om de donzige lippen, vast kijkt hij de nieuwe wereld in, waar de grijze nevels opklaren en een nieuwe zon haar eerste blijde licht over de ontwaakte velden schijnt. En vol verwachting stapt hij binnen met luchtigen stap. Daar staat hij blozend en sterk, met glim lachende oogen, waarin de ver wachtingen droomen, de handen sterk voor het wachende werk. Daar komt hij met stevigen, vasten tred, onbekommerd en vol levenslust. Hij kijkt ons aan en lacht en knikt. En wij glim lachen ook en knikken hem toe. Welkom Nieuwjaar En aange stoken door zijn jonge levenslust en blijde hoop, kijken we ver wachtingsvol de wereld rond. Het is, of we er ook iets nieuws aan ontdekken, iets jongs en frisch 1 En met gretige handen grijpen we naar het nieuwe werk. i Dat gaat ieder jaar zoo. Tel kens wanneer er 365 dagen voor bij zijn, denken we, dat de we reld nieuw wordt en de men- schen anders. We laten ons ver leiden door den zonnigen glim lach en het blijde vertrouwen van den nieuwen held. Maar straks o, allang voor er 365 dagen om de rol van gravin van Rheins burg verder spelen wil, is mij hetzelfde, dat zal mij niet be kommeren Maar mijnen ouden grootvader, zult gij niet wagen, nog verder te bedriegen Hij is door mij, van uw gepleegd be drog op de hoogte gesteld. Gij zoudt mij in uwe familie willen brengen zei Gerda, ter wijl zij een vsrachtelijken blik op den graaf wierp. Ik dank voor die eer! Jaren lang heeft mijn grootvader, voor de rech ten van zijn kind, mijne arme moeder,' gekampt. Hare stem beefde nu van aandoening, en hare tranen moest zij met moeite bedwingen. Een bastaard werd ik door de Rheinsburgers ge noemd, een kind, dat geen het minste recht had stand en naam van gravin van Rheinsburg te dragen 1 Iedere brief, die uit het slot in handen van mijn grootvader, den molenaar Stef- fen, kwam, was vol tallooze ver zijn, schudden we het hoofd en bekennen onszelven, dat alles gebleven is, zooals het was en zooals het misschien wel altijd blijven zal. En we herinneren ons den vreemden glimlach om den mond van het oude, dat heenging en begrijpen. Want zoo gaat het altijd 1 De verwachting, de twijfel, de ont goocheling. Wat Niet altijd? Nou goed dan, niet altijd. Daar is bevrediging en verrassing en blij geluk, zeker. Maar u, die tegenwerping maakt, bent toch zeker nog erg jong. Het nieuwe jaar is ook vol verwachtingen en verlangens. En wij zijn het zelf allemaal weer, als het ons toelacht en zijn sterke handen toont en boven hem de blauwe lucht lacht Maar dat oude jaar, dat wegsloop, en stil bleef staan, omdat het niet scheiden kon en vreemd glimlachte, terwijl het omkeek Als je vooruit kijkt in een nieuw jaar en in een nieuwe wereld dan is de glim lach altijd anders dan wanneer je achterom kijkt. En toch, toch aarzel je nietwaar en bent on willig om heen te gaan en over ziet nog eens wat achter je ligt. Is dat niet een teeken, dat je toch ondanks alles, als dat oude jaar Neen het is zoo erg niet, dat verwachting en teleurstelling el kaar opvolgen. Want op de teleurstelling het gaat immers altijd zoo door volgt nieuwe verwachting en nieuwe twijfel en nieuwe teleurstelling en nieu we verwachting. Dat is het tra gische, maar ook het heerlijke van het leven. En wie niet ach terom kijkt naar het verleden, wordt dat gewaar, ook zeis wan neer dat verleden hem maar weinig goeds heeft gebracht. Het heeft ons allemaal maar weinig goeds gebracht. De her innering aan den oorlog leeft nog in onze hoofden en in onze harten, des te duidelijker naar mate we er dichter bijgestaan hebben. In Oostenrijk hebben ze er zoo dicht bijgestaan, dat de oorlogsvlammen hen al hun heb ben en houden van het lijf heeft nederingen voor mijne moeder 1 Zelfs ontzag men zich niet haar na haar dood nog te beleedigen. En gij denkt, dat ik zulks ooit zou vergeten Gerda's slem werd scherper en hare slanke gestalte richtte zich hoogmoedig voor hem op. Er is geene brug, die ooit eene toenadering tus- schen mij en de Rheinsburgers zal kunnen brengen 1 Mijn groot vader heeft aan 't gerecht voor mij den titel van gravin van Rheinsburg verkregen, doch ik wijs hem vrijwillig af 1 Na deze verklaring richtte Lucie haar hoofd omhoog en liet hare handen van haar aangezicht glijden. Er kwam weder eenige hoop in hare ziel. Zij waagde het zelfs een blik met den graaf te wisselen, op welks gelaat zij echter niets kon bemerken van 't besluit dat hij nemen zou. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1921 | | pagina 1