ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Woensdag 8 December 1920 Ontmaskerd. Wat zullen de onderwijzers doen? BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden met 10 cent dispositiekosten. Ad vertentieprijs van 1 5 regels 60 cent Elke regel meer 12 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel Telefoon No. 21 Drukker-Uitgever BOO M—B LI E K BRESKENS Poetgiro 17704 Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Nummer 2579 Onze toestand, en ons vertrouwen. Het gaat nog altijd niet zoo heel goed in de wereld. Het oeconomisch leven kan zich van den slag, dien het door den oorlog ontvangen heeft, nog niet herstellen. En zoolang dat niet het geval is, zal zich ook de toestand niet van beteekenis wijzigen. Weliswaar dalen van sommige artikelen de prijzen, maar ten opzichte van de eerste levensbenoodigdheden handhaaft zich de duurte. En het onge lukkige is, dat we deze duurte noodig hebben, willen we niet in een crisis geraken, die een nog fatalere uitwerking op ons oeconomisch leven zal hebben. Trouwens deze crisis en een algemeene malaise, grooter nog dan we thans beleven, zal toch moeilijk te ontgaan zijn. We doen nog als verarmde kapita listen, die het laatste restant van hun rijkdom in dwazen overmoed verteren. Dit moet ten slotte vastloopen in een algemeenen noodtoestand, waaruit we ons maar moeilijk zullen kunnen opheffen en waaruit we zeker eerst na jaren weer tot het peil onzer vroegere welvaart zullen kunnen stijgen. Dit zijn sombere voorspellin gen, maar waartoe de wereld toestand als van zelf noopt. Nie mand kan in de toekomst zien en bij slot van rekening kunnen de zaken zich nog altijd keeren op een ongedachte wijze. Maar daarop mogen we niet rekenen. We moeten ons zeiven van den ernst van den toestand bewust maken omdat dit ten slotte de eenige weg is tot ontkoming aan nog grooter rampen. Maar dit bewust maken gaat moeilijk. De mensch gelooft niet graag het slechte, aUans niet voor zich zelf. En dit is iets, wat ons allemaal aangaat. Maar juist dit feit ver hoogt het gevaar en maakt het meer acuut. We geven ons nog onvoldoende rekenschap van wat ons bedriegt en zien nog de wereld als ze was voordat de ygüïMaBTOK. groote ramp van den oorlog haar trof. Met den Volkenbond, die de zer dagen haar eerste algemeene vergadering hield, en nog zoo'n paar van die dingen houden we ons zoet, in plaats van ons be reid te houden voor het nemen van maatregelen, die,-^.zooveel dat mogelijk is, het gevaar nog kunnen keeren. De mogendheden ook gaan voorop op den ouden weg en een enkele stem, die waarschuwt, als Barnes op de Volkenbondsvergadering, dat het zoo niet gaat en dat we zeilen moeten bijzetten en dus ook de medewerking der Csntralen ge zocht moet worden, wordt nau welijks gehoord. Nooit misschien nog is het imperialisme, dat deze ramp op zijn geweten heeft, zoo sterk geweest als nu. De weg, die Wison's woorden haar trachten te wijzen, heeft de menschheid moedwillig ter zijde gelaten. In plaats van de nieuwe wereldorde te aanvaarden, waar van Wilson's program en Wil son's Volkenbond spraken, heeft zij den ouden toestand van on derlinge vijandschap, baatzucht, militairisme en verbonden, die nieuwe oorlogen voorbereiden, bestendigd en nog verstevigd. En het tragische is, dat Wilson zelf daarin is voorgegaan en dat alle staatslieden, die zijn schoone woorden naspraken, zich gehaast hebben om in hun daden deze zelfde woorden te verloo chenen. Want dit is een der kenmerken van dezen tijd, dat nooit nog als nu met woorden gespeeld is en nooit nog misschien zoo groote onoprechtheid, zoo weinig trouw aan het eens gegeven woord, zoo weinig ernst met gegeven beloften zich in het publieke leven heeft uitgesproken. Dit is mede een der redenen, waarom het nog altijd niet zoo heel goed gaat in de wereld. Niet alleen ons oeconomische en politieke leven is in den druk, ook ons moreele. En de staats lieden, die de wereld regeeren, schijnen zich geen rekenschap er van te geven, welk een fatale 64) Twee groote tranen rolden hem over de wangen. Als hij zijn hoofd na een lange wijle ophief, was zijne gelaatsuitdruk king hard en koud. De molenaar deed een poging, na zijne beide handen om den zwaren stok te hebben gevat, zich zonder hulp op te heffen. Tweemaal mislukte hem deze poging, omdat hem de kracht ontbrak. Hij groef de tanden in zijne lippen om de razende smart te verbijten, die deze beweging hem veroorzaakte. Doch zijn ijzeren wil zegevierde ten laatste. Met een ruk sprong hij op, en deed tot de grootste verbazing der verpleegster eenige schreden heen en weder. Inderdaad, de Rotbachmolenaar invloed deze publieke immorali teit op het moreel der volken moet hebben. De onwaarach tigheid van het staatkundig leven, de onoprechtheid, die met woorden goochelt om de werke lijke bedoelingen te verbergen en dit op zoo onbeschaamde wijze doet, dat feitelijk niemand meer de dupe wordt, wreekt zich in een algemeene inzinking van het moreel. Maar gelukkig hebben zij ook een andere uitwerking. Hoe lan ger hoe meer openbaart zich een wrevelig verzet. Want de illusies en idealen, die uit de wanhoop van den ooi log geboren zijn, zijn nog niet gestorven. Er is een nieuwe geest, die zich op maakt ter bestrijding zoowel van deze publieke immoraliteit als van alles, wat, verergerd nog, uit de oude wereld van voor den oorlog in dezen tijd mee is over gegaan, van het imperialisme en militairisme, van de nationale vijandschappen en baatzucht van onrecht en heerschzucht. En deze nieuwe geest is de hoop der menschheid in dezen tijd van ellende, en bedreiging. Zoo de vooruitzichten sombere voorspellingen wagen, in dezen nieuwen geest rijst ons dageraad van een beteren dag. Hij recht vaardigt de hoop, die ondanks alles levend blijft. Want alleen door dezen geest kan ook ons oeconomisch leven zich weer herstellen. Het is de geest, die in verzet tegen het oude niet alleen, maar ook tegen de ho peloosheid, die zich van ons dreigt meester te maken, de vernieuwing van ons leven wil en die daarom ook naast dezen wil het vertrouwen vertegen woordigt. Wanneer we op hem letten, dan gaan we weer ge- looven aan, weer rekenen op de uitkomst, die er ondanks alles wat het tegendeel te voorspellen schijnt komen zal. De toestand blijft ongetwijfeld donker, maar zoodra het eerste licht gloort, weten we ook, dat de nieuwe dag komen zal. had de kracht in zijne lede maten teruggekregen. Van dat oogenblik af verbeterde zijn toe stand in het oog loopend, dage lijks maakte hij eens grootere wandeling voor den molen, en op een goeden morgen trad hij onverwacht en tot de grootste verbazing der oud* dienstmeid en dsr verpleegster, gekleed tot uitgaan in het vertrek. Op de verwonderde vraag, waarheen hij zich wilde begeven, gaf hij een kort, norsch antwoord, ging de deur uit en sloeg de richting van het bosch in, en nam daarna den weg, die naar het slot Rheinsburg leidde. De oude Rijksgraaf en zijne echtgenoote zaten aan het de jeuner. De bediende was op een wenk der gravin vertrokken. Men wilde zich zelf bedienen om alleen te zijn. Er waren brieven uit Amerika gekomen. De jonge graaf en Een verslaggever van het Hbl. had Zaterdag een onderhoud met den heer Lamers, Algemeen Secretaris van den Bond van Nedeilandsche Onderwijzers, en Secretaris van 't Salariscomité uit de verschillende vereenigingen. Op de vraag of do onderwij zers zouden gaan staken, meende hij 't antwoord schuldig te moe ten blijven, daarover is de eind beslissing nog niet gevallen. Maar zoowel met als zonder staking, acht hij 't gebeurde een ramp voor ons lager onderwijs. Niet dat de onderwijzers tot kleine middelen, als 't niet mee doen aan Sint-Nicolaasfeest, de Kindervoeding en andere niet verplichte diensten en die zijn vele hun toevlucht zullen nemen. Geen der besturen denkt er over tot zulke actie te advi- seeren, en ook de leden zullen, wanneer zij wat tot kalmte komen, niet opzettelijk het arme prole- tariérskind, en evenmin de andere kinderen doen lijden voorwat de Regeering heeft gedaan. Niet opzettelijk, maar huns ondanks zal toch het kind de dupe worden van de historie, meent de heer Lamers. De onderwijzers zijn gegriefd, diep gegriefd door deze Regee- ring. Hun stemming is er ten van diept verslagenheid en van wanhoop. Hun levensvreugde is gedood, en dit kan niet nalaten zijn invloed te oefenen op den geest in hun klasse, den geest van opgewektheid bij de onder wijzers en dus ook bij de kin deren, die van meer beteekenis is, dan alle extra bevoegdheden, die de Minister in zijn ontwerp als troostprijs voor de slechte salarieering in uitzicht heeft ge steld. De geest van den onder wijzer ie ook die der kinderen, en dit zal voor 't onderwijs fataal worden. Want hij is niet van voorbijgaanden aard, hij zal blijven, onverbiddelijk. Honder den onderwijzers hebben zich, vertrouwende op de adviezen van alle zijden aan de Regeering gebracht, in schulden gestoken. Zij kunnen die nu niet aflossen. Hun gezinnen lijden gebrek, hun vrouwen, die zich niet de minste hulp kunnen veroorloven, lijden een slavenleven, zij zijn wasch- vrouw, werkvrouw, verstelnaai- ster, kleermaakster voor de jon ge kinderen, zij zijn alles tegelijk. Is zoo iemand geschikt om kinderen te onderwijzen en op te voeden vraagt de heer Lamers. Velen sullen d* nu betaalde niet vereischte bijakten halen, Fransch, Duitsch, Ëngelsch boek houden. En zij zullen lessen geven, lessen geven van den morgen tot den avond zij moe ten immers leven. En in de school zullen ze onmachtig zijn hun werk naar behooren te doen. De orde zal verloren gaan, en zij gaan in de school als onder wijzer ten onder. Een afgemat, prikkelbaar onderwijzer is een ramp voor de school, eer een nadeel dan een voordeel voor de kinderen. Wat zullen de onderwijzers gaan doen vroegen we. Dat staat alles nog niet vast. Maar dit is zekerberusten zullen zij niet, omdat ze niet kunnen. Ze voelen 't recht aan hun zijde, en zullen elk middel, dat hun doelmatig lijkt gebrui ken, ook al zal daardoor tijdelijk nadeel gebracht worden aan 't onderwijs. De salarisactie in haar meest scherpen vorm zal nu eerst voorgoed beginnen. En zij hopen daarbij op de hulp van ons geheele volk, van onzen intellectueelen, van de pers, vooral van de pers, die in de laatste maanden, op enkele uit zonderingen na, zoo sympathiek tegenover onze actie stond. Blij ven wij die hulp behouden, dan is alles nog niet verloren. Indien alle onderwijzersorganisaties als tot nog toe één lijn blijven trek ken en daar is hoop op indien we daarnaast de verkre gen steun behouden en nieuwen steun verkrijgen, dan zal de Re geering ook deze, ten slotte wel toe moeten geven. Reeds lang leveren de groote zijne gemalin hadden geschre ven, dat zij zich voorstelden spoedig terug te keeren. Wat verlangt gij vroeg de graaf op norschen toon aan den bediende, die in het vertrek was teruggekomen. Het gesprek van den graaf en der gravin liep over familie aangelegenheden, en ook de naderende dood van den Roth- bachmolenaar, wiens einde de graaf spoedig tegemoet zag, had een deel van het onderhoud uit gemaakt. De graaf vreesde, dat de bediende soms iets had af geluisterd. Zonder zijn aangezicht ook maar het minst te vertrekken, zei de goed geoefende bediende De molenaar Steffen, uit den Rotbachmolen wenscht door den graaf ontvangen te worden. Indien een bliksemstraal plot seling voor de voeten van den graaf was nedergevalien, of een donderslag alles in zijns om geving had vernield, hij zou niet zoo ontzet geweest zijn als door deze mededeeling. Alvorens de graaf tot bezin ning gekomen was, en eenig antwoord had kunnen geven, was de molenaar reeds achter den bediende verschenen en dezen, die hem den weg wilde versperren op zijde duwend, waaraan men kon zien dat zijne krachten geheel en al waren wedergekeerd, stond hij een oogenblik later op het terras voor het grafelijk paar. Laat maar, zeide hij, ik zal mij zelf wel aandienen en sneed om zoo te zeggen den bediende de woorden afT De gravin wier zenuwen zulke brutaliteit niet konden trotsee- ren, kreeg een lichten aanval van onmacht en moest tegen de kussens van haar zetel leunen. Zij blikte op de plompe boeren- gestalte als op een spookgestalte. Ds molenaar was ook bijna als uit het graf opgestaan, ver sohenen, want de doodgewaande of tenminste stervende, stond eensklaps in dreigende houding voor hen, met van haat fonke lende blikken, als ware het sen uit het graf weergekeerde wraak- gestalte. De graaf kreeg het eerst zijne zelfbeheersching terug. Met een volkomen beheersching van een man der groote wereld, verwij derde hij den bediende door een wenk en nam dan eene voorname houding aan. Wat wilt gij Hoe durft gij hst wagen hier te komen zeide hij op hoogdravenden toon tegen den molenaar. Deze stond als een standbeeld, niets aan hem verroerde zich, zelfs het gevoel van haat, dat zijn binnenste doorwoelde, en die zich op zijn aangezicht weer spiegelde, was er als het ware op ingeêtst, zoo koud en onbe wegelijk waren zijne trekken. (Wordt vervolgt)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 1