Spaarboekjes. ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Bank-Associatie, Wekelijksch Omzicht eene Spaar-Afdeeling VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM—BLIEK TNo.,02°in BRESKENS 30e Jaargang Zaterdag 6 November 1920 Nummer 2570 Met ingang van heden is aan ons kantoor opgericht (Spaarboekjes, rente 4.08 pCt.) Nadere inlichtingen en boekjes ten kan tore verkrijgbaar. BRESKENS, 1 November 1920. Kantoor: BRESKENS. Ontmaskerd. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 10 cent dispositiekosten. A d v e r t e n t i e p r ij s v a n 1 5 regels 60 cent Elke regel meer 12 cent. Ingez. Meded. 30 ct. p. regel. Drukker-Uitgever Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Ingcz. Mededeeling. Het is beter ten halve gekeerd dan ten heele gedwaald. Dat heeft blijkbaar de Engelsche regeering ook ingezien. En zij toont dit nieuwe inzicht ten op zichte van zoowel ten aanzien van Duitschland als de mijn werkers, die staken willen. Ten aanzien van Duitschland is het gebleken uit de mededee ling aan de Duitsche regeering, dat Engeland geen gebruik zal maken van de bepaling in het vredestractaat, die haar het recht geeft tot het in beslag nemen van Duitsche eigendommen en allerlei andere oeconomische en financieele verbods- en vergel dingsmaatregelen. Die mededee ling heeft haar intusschen het ongenoegen, zoo niet de vijand schap van de Franschen op den hals gehaald. Het gaat meer zoo. Zoolang er een gemeenschappelijke vijand of mededinger te bevechten valt, ia men dikke vrienden. Maar wanneer die concurrentie van de baan gewerkt is, begint de on derlinge concurrentie en worden de vrienden van straks, op eigen voordeel en aandeel in den be vochten buit bedacht, vijanden. Zoover is het tusschen Engeland en Frankrijk nog wel niet, maar toch De toon van de Fran- sche pers klinkt beslist vijandig. En deze laatste ruzie was niet meer nooüig, om de wereld ervan te overtuigen, dat Enge land en Frankrijk het op de meeste punten niet bijster eens meer zijn. Frankrijk is tot het inzicht nog niet gekomen, dat het beter is halverwege op zijn dwaling terug te komen dan tot het einde toe erin te volharden. Misschien ook ziet het de dwaling van Versailles nog niet. Wanneer het eigen rechtstreeksch voordeel erin betrokken is, gaan de oogen veelal niet zoo makkelijk open. Zelfs Wilson praat nog van dit einde van den oorlog alsof het een reddig der wereld gold. En dat weten ze nu toch allemaal 55) Met tegenzin kon hij de gra felijke familie in den diefstal betrekken. De oude graaf en zijne echtgenoote waren de voor naamheid in persoon, hij kon hen niet van zulke ongehoorde daad verdenken. Mogelijk waren zij zelf, op eene ongehoorde wijze misleid geworden. Dan weder dacht hij aan de verdwenen schuldbekentenissen van meer dan een millioen, en die lieten geen twijfel bij hem aan de medeplichtigheid der grafelijke familie. Zij moesten van den diefstal afweten en lie ten de avonturierster voor jonge gravin van Rheinsburg spelen, om zich het fortuin van den ouden molenaar te verzekeren. De onderzoeksrechter was buitengewoon eerzuchtig als hij wel, nietwaar dat die vrede als een centenaarslast op het uitgeputte en neergezonken Eu ropa drukt en haar het opstaan uiterst moeilijk zoo niet onmoge lijk maakt, In Engeland beseft men het al. Maar dat besef is het niet alleen, waaraan Duitschland de jongste tegemoetkomendheid dankt De vrees voor beslagleg ging belemmerde het handels verkeer tusschen Engeland en Duitschland, hield de Duitschers ervan terug hun goederen aan Engelsche schepen toe te ver trouwen. En de Engelschen, goede kooplieden als zij zijn, hebben dat begrepen en zich gehaast dat beletsel weg te nemen, waartoe de Franschen, die zich nog altijd blind staren op hun doel, Duitschland's ver nietiging, maar niet kunnen be sluiten. De Engelschen zijn altijd prak tisch en weten rekening te hou den met mogelijkheden en met hun voordeel. Zij laten nie, gemakkelijk tot uitersten koment wetend, dat uitersten gewoonlijk schaden. Hoe dreigend zag het er een paar weken geleden niet met de mijnwerkersstaking uit 't Was, of het tot een strijd op leven en dood zou komen tusschen de mijnwerkers en de regeering. Maar mijnwerkers en regeering zijn beide Engelschen. En als verstandige Engelschen zijn ze er over gaan praten. Nu zal het wel weer terecht komen, is het misschien al terecht. Dat is wel hoofdzakelijk aan de tegemoet komingen van regeering en mijn-eigenaars te wijten. De mijnwerkers krijgen onmiddellijk verhooging, maar en hierin zal de regeering haar zin krij gen de verhoogde loonen zijn op den duur afhankelijk van de verhoogde productie. Die tegemoetkomendheid komt evengoed als die tegenover Duitschland de geheele wereld ten goede. De belangen dezer wereld zijn zoo dooreen gewe ven in onzen modernen tijd. Dat maakt ook het herstel dier wereld er kon in slagen, den sluier die dat familiegeheim omzweefde, te onthullen, zonder dat de zaak aan het oor van het publiek kwam, zeker zou hij eene hoogere betrekking, waarnaar hij lang had uitgezien, bekomen. Zoover het mogelijk was, had de onderzoeksrechter alles wat hein uit het vroegere leven van Lucie Enders kon te pas komen, uitgevorscht. Ook had hij ver nomen, dat zij in Amerika ver toefd en daar eene plaats als onderwijzeres bekleed had. Thans was hij er op bedacht nader met de grafelijke familie bekend te worden. Onder den aangenomen naam van vrijheer van Eckhardthoff, had hij zich als lid eener voorname club laten inschrijven, waarvan ook Egon v. Rheinsburg deelmaakte. De jonge graaf had groote zucht tot spelen, en Hellern had spoedig bemerkt, dat hij hooge sommen verloor. Hij legde het zoo moeilijk, zoolang de toestand in Midden- en Oost-Europa als een kankergezwel aan de ge zondheid van ons werelddeel vreet, zoolang ze er hongerlijden en vechten en hun bovenste best doen den boel nog verder in 't honderd te jagen en wij, anderen, in plaats van dat tegen te gaan, nog een beetje aanwakkeren en helpen verergeren. In Rusland schijnen ze nu van de Sowjet-heerschappij toch wel genoeg te krijgen De berichten over opstanden te Moskou en elders houden aan. Ze heeten in bloed gesmoord en men krijgt den indruk, dat de bolsjewiki den toestand niet lang meer meester zullen blijven. Maar dit is al zoo vaak gezegd, dat men een dergelijken indruk en de berichten, die er de oorzaak van zijn, begint te wantrouwen. Het zou trouwens de vraag zijn, of het er wel veel beter mee zou worden. Menschen, die Rusland kennen, verwachten van de in eenstorting van het Sowjet-be- wind niet anders dan wanorde en bloedige strijd tusschen de verschillende partijen en groe pen, die in Rusland elkaar de heerschappij betwisten. Misschien valt het nog mee. Die gedachte is eigenlijk de beste troost, waarover we tegen woordig te beschikken hebben. Een erg steunvolle troost is het niet. Maar het is toch iets. De Duitschers denken er aan en de Russen en wij allemaal. En zoo sukkelen we verder. Alleen kijken we wat raar op, wanneer presi dent Wilson ons deze toestand nog als het eldorado wil uitschil deren, die zijn geestkracht en beradenheid voor ons hebben besteld en klaar gemaakt. Hij zegt het in een verkiezingsstrijd, waar het ging tusschen demo craten en republikeinen om den presidentieelen zetel. Misschien is dat een excuus. Laten we hopen, dat benoe ming van den nieuwe President Harding mag leiden tot het be ëindigen van den oorlogstoestand. er op aan, meer van nabij met den graaf in relatie te komen. Dit gelukte hem spoedig, zelfs was de vriendschap zoo groot geworden, dat Hellern hem op een avond, dat hij vee! verloren had, eene groote som voorschoot. Hellern zelf speelde nooit, hij was slschts toeschouwer. De graaf sloot zich meer en meer bij hem aan, zij troffen elkaar ook reeds op andere plaatsen, maakten ook rijtoeren, en het was bij zulke gelegenheid dat hij ook de jonge gravin van Rheinsburg leerde kennen. Hellern was verrast over hare voorname houding en hare waar lijk innemende manieren. Hij gaf toe dat menig jonge ling door hare schoonheid be- tooverd werd, zonder verder op iets acht te geven. Lucie zag er den morgen, dat zij aan den nieuwen vriend van haren man Hellern, als vrij heer van Eckardthoff voor Monumenienzopg in Zeeland. Door Ged. Staten van Zeeland is advies uitgebracht over de verzoeken van Burg. en Weth. van Kapelle om een subsidie van 10 000 voor het herstel van den toren aldaar, van Burg. en Weth. van Nisse om 5275 voor het herstel van den toren en van Kerkvoogden der Ned. Herv. Kerk en 5000 voor het Kerk gebouw aldaar. Hoewel in het advies van den directeur van het Rijksbureau voor de monumentenzorg inzake de aanvrage, de voorgenomen verbouwingen worden toegejuicht en het verleenen van een Pro vinciaal subsidie wordt aanbe volen, kunnen Ged. Staten geen vrijheid vinden een daartoe strek kend voorstel te doen. Op zich zelf achten zij het een gelukkig verschijnsel, dat monumenten als de kerk te Kapelle voor onder gang worden behoed, worden hersteld en tot hun vorige schoon heid worden teruggebracht. Met terzijdelating van de be langen van archaelogischen en kunsthistorischen aard, welke bij deze verbouwing betrokken zijn, meenen Ged. Staten zich te gesteld werd, bijzonder frisch uit, dank de kunstmiddelen die zij steeds gebruikte. Een oningewijde zou het moei lijk geweest zijn dit te ontdek ken, doch van Hellern bedroog zij niet. Deze ervaren rechter wist tot welke middelen men veelal zijne toevlucht nam, om zich onkenbaar te maken en zijn uiterlijk te veranderen. Spoedig had hij dit alles ook in Lucie ontdekt en haar schijnbaar ge lukkig gelaat verried in zijn oog angst, kommer en ontroering. In waarheid is ze ouder dan Gerda Steffen zijn kan, dacht hij en onderhield zich met Lucie op levendige wijze, terwijl hij naast haar reed. Hij bracht het gesprek ook op Rheinsburg en bemerkte spoedig, dat, als hij daarover sprak, zij licht ont roerde. Hellern en Lucie reden alleen; de graaf was met het overige gezelschap iets achtergebleven, moeten bepalen tot de over- weging of de toestand der Pro vinciale kas de toekenning van subsidie al dan niet toelaat. Het antwoord kan h. i. niet twijfel achtig zijn. Thans wordt 20.275 gevraagd, en Ged. Staten wijzen op de mogelijkheid, dat de ramingen te laag zijn en nadere aanvra gen voor deze werken zullen volgen. Maar met de genoem de monumenten is men niet aan het einde. Volgens den Direc teur van het Rijksbureau bezit Zeeland „nog tal van schoone bouwwerken" waarvan de mees te „in meer of minder verwaar loosden toestand verkeeren". Behalve de torens te Kapelle en Nisse en de kerk aldaar noemt de heer Kalf de kerken te Goes en te Kloosterzande, terwijl het Ged. Staten bekend is, dat voor de kerken te Vrouwenpolder en Gapinge plannen van restauratie in overweging zijn en hem reeds eene aanvraag bereikte om voor het huis „In de Steenrotse" te Middelburg een subsidie van 3000 uit de Provinciale kas te bevorderen. De inwilliging van de thans aanhangige aanvragen zou een eerste stap zijn op een weg, waarlangs op de Provincie Hellern poogde de gang van zijn paard ongemerkt te ver snellen, zoodat zij spoedig een voorsprong op de andere ver kregen. U zit flink te paard, zeide Hellern op vleienden toon. Men zou zeggen dat u reeds vroeg te paard reed en dit is toen immers het geval niet, nietwaar, daar ik hoorde, dat u langen tijd in een kostschool door gebracht hebt De Rothbach- molen was ook zeker zeer een zaam voor u En het gezelschap van uwen grootvader, die naar men zegt, zeer zonderling is, zeker niet altijd aangenaam. Onder het spreken had hij Lucie scherp bespied, geen trek in haar gelaat ontging hem. En hij bemerkte, dat eene bleeke kleur op haar gelaat kwam. (Wordt vervolgt.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 1