ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
jremiTOi.
Ontmaskerd.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
E. BOOM—BLIEK
BRESKENS
29e Jaargang
Woensdag 29 September 1920
Nummer 2559
Y olksweerbaarkeid.
Gemeenteraad.
BRESKENSCHE COURA
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25
met 10 cent dispositiekosten.
Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent
Elke regel meer 12 cent. Bij abonnement lager tarief
Telefoon
No. 21
Drukker-Uitgever
Postgiro
17704
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
slechts 13.000 man instede van
23,000 's jaars worden geoefend,
doch deze 13.000 moeten dan
ook volle 20 jaar soldaat blijven.
Dat wil in andere woorden zeg
gen, dat de landstormers ach
ter de soldaten verdwijnen, en
deze laatsten danig verouderen
zullen. Als equivalent zal nu de
landstorm naast de soldaten waar
van de opleiding na de mobili
satie werd onderbioken, weder
ter hand worden genomen. Wie
niet onder de 13.000 valt, zal
voor lokalfe oefening kunnen wor
den aangewezen.
Dit stelsel, waarin de algemee-
ne plicht tot weerbaarheid er
kend wordt, heeft voorstanders.
Het is natuurlijk niet mooi, in
tegendeel, het is, kortweg ge
zegd, leelijk, met soldaten van
30 tot 40 jaar voor den vijand
te gaan, terwijl mannen van 20
tot 30 jaar de lokaal geoe-
fenden eerst bezig zijn hun
oefening te voltooien. Doch men
moet bij de beoordeeling van
het stelsel willen rekening hou
den met de noodzaak van ver
mindering van financieele en
personeele lasten.
Dat willen ook wij al is het
stelsel niet het onze. Wij be
schouwen een stelsel van lokale
oefening, nu ieder te recht of
ten onrechte, beu is van militaire
opleiding, als onuitvoerbaar
tenzii daarmede eenig voordeel
te behalen is, als de mogelijk
heid van vermindering van oefen
tijd in het leger.
Aan de praktische resultaten
van een 'nieuw schutterijstelsel
gelooven wij echter niet. Nu wil
len wij daarom er aan de regee
ring nog geen verwijt van ma
ken, dat zij wel geloott in de
verwezenlijking van haar weer
baarheids-plannen. Geenszins.
Doch wat haar verweten mag
worden is dit. Door het voor
stel, reeds voor de lichting 1921
de contingensterkte te vermin
deren, opdat aan deze lichting
,geen zwaardere lasten worden
opgelegd, dan die welke in het
in uitzicht genomen legerstelsel
voldoende worden geacht", wordt
het nieuwe stelsel ingeluid, voor
dat nog iemand weet, hoe het
er uitziet en, wat het ergste is,
of het ooit komen zal. Een der
gelijke regeeringspoliliek is ons
de geaardheid van het volk
kennende onbegi ijpelijk. De
beslissing, terloops van de Ka
mer voor de lichting 1921 ge
vraagd, is principiëel, omdat het
contingent, eenmaal verminderd,
bij de algemeene actie tegen
wapening nooit meer vermeer
derd zal worden. De con
tingentsvermindering had het
onderpand behooren te zijn om
de z.g. weerbaarmaking van het
volk te regelen op wettelijken
grondslag. De indiening van dit
wetsontwerp is prematuur. Deze
sprong in het duister is niet te
aanvaai den.
Er is echter een drijfveer in
het spel, waarvan ook wij de
kracht niet wegcijferen willen.
De minister wordt tot bezuini-
ging gedrevenhij is te veel
chef van den«staf nog om zelf
te kunnen gelooven aan de kern
achtigheid van zijn kernlegger,
waarin 30- tot 40-jarigen nau
welijks herinnering aan hun oefen
tijd zullen hebben bewaard. Doch
waarop anders te bezuinigen dan
op het contingent De minisfêr
kan de beroepssoldaten toch
niet aan den dijk zetten.
Volkomen terecht zoekt de
minister het in het contigent,
doch naar ons inzicht doet hij
dat op een geheel verkeerde wij
ze. Wij willen, zooals ook Al-
ting von Geusau wilde, het con
tigent houden, doch de bezuini
ging op den oefenduur vinden
en daarbij nog verder gaan dan
laatstgenoemde bewindsman. Die
richting nu is naar het oordeel
van den Raad van Defensie fu
nest.
Dit college sluit de de oogen
voor de nadeelen eener contin
gentsvermindering, mit8maar niet
aan de oefenvoorwaarden van
1913 wordt getornd. Minister
Pop wil blijkbaar van onze
richting niet weten hij heeft de
oefenvoorwaarden van Geusau
overgenomen, zooals hij trouwens
van zijn voorganger veel accep
teert, en zet de schaar in het
Onder dit opschrift, deelt de
ST. R. Crt het navolgende mede
Waarschijnlijk zijn wij niet
100 heel ver van de waarheid
rerwijdej-d, als wij de weerbare
nanschap van ons land op dit
jogenblik schatten op 200.000
Boldaten en 200.000 landstor
mers. Die 200.000 soldaten, die
gekleed, uitgerust en in verban
den georganiseerd zijn, worden
geleverd altijd grosse modo,
want de toestand is in werke
lijkheid niets anders door 11
lichtingen van 23,000 man. De
200,000 landstormers zijn op iet
wat andere wijze ontstaan. Ten
eerste automatisch, door over
gang van de afgediende solda
ten, die tot hun 40e levensjaar
in reserve moeten blijven, en ten
tweede door de spoedopleiding
gedurende de mobilisatie van een
groot aantal vrijgestelden en
vrijgeloten der soldaten-lichtin
gen. Men zou dus kunnen zeggen
dat organiek de landstormers,
deels achter, deels naast de sol
daten staan. Doch ten slotte staan
üij toch allen achter het leger,
omdat zij buiten het legerver-
band zijn geraakt, zoodat wij
den toestand het beste kunnen
ypeeren door van 200.000 ge-
kleede soldaten en van 200.000
ongekleede landstormers te spre
ken.
Werkten de dienstplichtwetten
weder regelmatig voort, dan zou
het mobilisatiepotje landstormers
geleidelijk verdwijnen, en ten
slotte onze weerbare macht be
staan uit 11 lichtingen soldaten
en 9 lichtingen landstormers daar
achter, of, om de gedachte te
bepalen, en rekenening houden
de met het verloop, uit resp.
200.000 en 100.000 hoofden.
De regeering heeft thans twee
wetsontwerpen ingediend, waar
van het eerste, tot wijziging van
de Militiewet, de verandering
van dezen, zooeven geschetsten,
dienstplichtgang inluidt. Zij re
deneert aldus. De 200.000 sol
daten moeten blijven, doch te
vens verkregen worden langs
joedkooperen weg. Er zullen
14)
Hij liet bij het naderen der
jestalte, een licht gehuil hooren
ds wilde hij zijne vreugde te
tennen geven.
Stil Nero, zeide eene zachte
vrouwenstem, gij zult mij toch
niet verraden.
Eene vrouwengestalte boog
zich neer en sloeg haar arm om
den grooten hond, die zich tegen
de gestalte aandrukte.
Een kapmantel omhulde de
jestalte, die van koude beefde.
Gerda, want zij was het, was
«dert zij het huis van den fa-
vrikant Weller verlaten had, nog
n iet tot rust gekomen, steeds
verd zij voortgedreven. De plot-
elinge gevangenneming van
fred Weller had haar zoo aan-
edaan, dat zij steeds voort, ver
veg van de stad geloopen was.
Gerda gevoelde zich tot ster-
vens toe bedroefd. Gaarne had
zij ergens op eene afgelegen
plaats haar vermoeid lichaam tot
de laatste rust neergelegd. Wat
wilde zij nu eigenlijk hier
Waarom was zij hier terug
gekeerd, waar haar tehuis toch
niet meer was, daar de grafelijke
familie toch hare rechten op
haar gelden deed?
Zij zou hare aanwezigheid
hier niet durven openbaren, als
zij zich niet aan het gevaar wilde
blootstellen, van de Rheinsberg-
sche familie een leven opgedron
gen te krijgen, dat zij in haar
binnenste haatte.
Gerda's vrijheidlievende ziel ver
zette zich tegen iederen dwang.
Haar bloed zou steeds in op
stand zijn gekomen tegen de
voorschriften, waaraan zij zich
zou moeten onderwerpen, indien
zij dezelfde rechten als de gra
felijke familie had willen genieten.
Bovendien haatte zij de hoog
moedige, hartelooze familie, die
hun eigen zoon, om wille der
liefde voor haar moeder, ver-
stooten had.
Er was geen band, die haar
met die der Rheinsbergers bond,
want zelfs de herinnering aan
haar vader was eene droeve,
daar zich haar vader ook tx ou
weloos aan zijne verplichtingen
jegens vrouw en kind onttrok
ken had. Misschien leefde hij
nog ergens onder een aangeno
men naam, daar de zijne niet
op de lijst der dooden bij de
schipbreuk was voorgekomen.
Gerda gevoelde in het geheel
geen verband met de Rheins-
bergsche familie, als door de
afstamming van haar vader alle
warme gevoelvolle herinnerin
gen uit hare jeugd waren slechts
die van haar verblijf in den ouden
moien. Daar was haar tehuis.
En het heimwee had haar na
het vertrek in de Wellersche
fabriek zoo aangegrepen, dat zij
contingent zelf. Zoo zeilt hij tus
schen beide richtingen door.
Daarmede is een thesis op
geworpen, die de gemoederen
van vaderlandlievende mannen
in 1921 in beweging zal moeten
brengen. Het gaat niet erom, een
luttel aantal mannen minder te
oefenen, het gaat om de hand
having van onze weerbaarheid.
De passus uit de troonrede, noch
de vage beschouwingen in de
M. v. T. kunnen ons ten deze
gerust stellen. Wij wenschen de
contingentsvermindering te zien
beoordeeld in eng verband met
de latere wetsvoorstellen voor de
lokale oefeningenen daartoe
wenschen wij eerst meer te we
ten van 's ministers plannen no
pens legersterkte, en gedetail
leerd daarover te worden inge
licht wij wensche ook te weten,
wat hij voor heeft met de uit
rusting en met de oefening van
Hoofdstuk VIII af te wachten,
waarbij zijn financieel beleid zal
blijken. Als dit voorstel er door
gesleept zou worden, dan zou
de Kamer hebben getoond, dat
de groote lijnen van het defen-
sievraagstuk, voor ons volk zoo
zijn vervaagd, dat volksweer
baarheid een holle klank is ge
worden.
Maar zal men tegenwerpen
de minister heeft, juist om
de nadeelen van de contingents
vermindering af te wenden, een
belangrijke wijziging van de
landstormwet voorgesteld. Wij
willen trachten de beteekenis
van het ter zake diende wets
ontwerp duidelijk te maken. De
zaak is deze.
De 200,000 landstormers, die
wij de „ongekleede" hebben
genoemd, komen geheel los van
het leger te staan. Als er weder
een mobilisatie zou noodig zijn,
zou niemand hunner zijn weg
weten, en zou er een hopeloos
lange tijd verloren' gaan met
administratief geploeter, eer al
die geoefende krachten weder
zijn samengevoegd en hun oefe
ning in verbanden weder kon
aanvangen.
Dat de Minister dus voor
stelt, reeds in vredestijd de be-
aan den drang om er nog eens
terug te keeren, alvorens, zooals
haar plan was om voor goed
weg te gaan, had moeten toe
geven.
Gerda had toch het vertwij
feld besluit genomen, bevreesd
als zij was dat zij in het grafe
lijke slot zou moeten verblijven,
om naar Amerika terug te kee
ren en daar haar brood als onder
wijzeres te verdienen. Nu dat
besluit eenmaal in haar opgeko
men was, wilde zij het ook ten
uitvoer brengen. Zij had haar
koffer reeds door een expedi
teur naar de havenplaats laten
brengen, waaruit binnen eenige
dagen een schip naar New-York
zou afvaren.
Van Amerika uit, als zij zich
in volkomen zekerheid waande,
niet meer door de grafelijke
familie ontdekt te worden, zou
zij aan Fred Weller schrijven
en aan het gerecht mededeelen,
hoe de diefstal in den molen
stemming van die land storm-
plichtigen te regelen en aan elk
dier mannen een spoorkaartje in
de hand te geven met de ver
plichting, dit 10 tot 20 jaar te
bewaren, op straffe van een
maand dienst, is goed gezien.
Immers de Generale Staf kan
die legerreserve nu weder or-
ganiseeren en als de Minister
ook de gelden aanvraagt, haar
uitrusting voorbereiden. Het los
laten van die mann uit leger-
verband is een hopelooze stom
miteit, die moet worden hersteld.
De minister ziet dit zeer goed
in. Doch wat dit te maken heeft
met de plotselinge vermindering
van het contingent voor 1921
is ons niet duidelijk. Ook zonder
contingentvermindering is deze
maatregel noodig. De nadeelige
gevolgen van een contingents
vermindering spreken niet oogen-
blikkelijk. Zoo n jongste lichting
gaat niet eens te velde in alle
gevallen. Die nadeelige gevol
gen spreken eerst na jaren, wan
neer een jongeie generatie tot
de conclusie zou kunnen komen,
dat in het jaar 1920 toen de
wereld nog in hopelooze ver
warring lag, tusschen drempel
en deur, een bessling zou zijn
genomen, die aan onze weer
baarheid op bedenkelijke wijze
afbreuk heeft gedaan.
Breskens.
Zaterdagmiddag kwam de Raad
onzer Gemeente in voltallige
zitting bijeen.
Na opening worden de notu
len der vorige vergadering ge
lezen en goedgekeurd.
Ingekomen is een schrijven
van Ged. Staten behelzende
goedkeuring verhooging presen-
tie-geld der leden.
Een schrijven behelzende goed
keuring spreekuur der plaats-
vervangenden Secretaris-Ont
vanger, en wel 's Maandags,
Dinsdags, Donderdags en Vrij
dagsmiddags van 2.30 tot 5 uur.
Een Kon. goedkeuring, wijzi-
moest gepleegd zijn, zoodat alle
verdenkingen aan de schuld van
Fred Weller, zouden opgeheven
worden.
Het gerecht zou toch moeten
inzien, dat de diefstal eerst ge
pleegd was op den dag volgende
op den nacht, nadat hij ver
trokken was.
Gerda wilde dan voor hare
afreis naar Amerika nog eenmaal
in den Rotbachmolen gaan om
haar grootvader te zien. Zij had
gedacht om ongezien in het
vertrek van den ouden man te
kunnen sluipen. Zij wist dat
zijn slaap vast en zwaar was.
Zij meende het te durven wagen
in zijn slaap tot in zijne nabij
heid te komen, hem een kus tot
afscheid te geven, voor al het
goede dat hij haar bewezen
had, want volgens menschelijke
meening moest, met het oog op
zijn hoogen ouderdom, dit wel
de laatste afscheidsgroet geweest
zijn. (Wordt vervolgt.)