ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN 29e Jaargang Het woningvraagstuk. Woensdag 8 September 1920 Ontmaskerd. Mijii werkersstaking Nummer 2553 BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 10 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent Elke regel meer 12 cent. Bij abonnement lager tarief Drukker-Uitgever E. BOOM-BLIEK tNo,02T BRESKENS p°7s^lr° Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterljjk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Een der nrjpendste vraagstuk ken, voor welker oplossing ons de wereldoorlog geplaatst heeft, is zeker wel het woningvraag stuk. Het isweliswaaar niet een zuiver oorlogslegaat. Reeds lang voor den oorlog was er een be langrijk tekort aan woningen, een tekort, dat zoowel in abso- I luten als in relatieven zin steeds nijpender werd. In absoluten zin, doordat het tekort zich voort durend uitbreidde, in relatieven zin, omdat veranderde opvattin gen, toeneming van de welvaart en sociaal begrip ons dit tekort steeds pijnlijker deed voelen. Maar de wereldoorlog heeft ook hierin zijn allerongunstigsten in vloed doen voelen, dat dit te kort er angstwekkende en nood lottige afmetingen door kreeg en dat het woningvraagstuk hier door in zóó acuten vorm ge raakte, dat het niet alleen de volksgezo ïdheid, maar ook den bloei van ons maatschappelijk le ven ja onzen beschavingstoe stand begint te bedreigen. De vraag, waar een volk woont, en hoe het woont, is niet van zuiver stoffelijken aard. Haar op lossing doet op alle gebied van menschelijk leven haar invloed gelden en beteekenis reikt dan ook ver buiten het gebied der volksgezondheid, waartoe het woningvraagstuk gewoonlijk gerekend wordt. Wie woning zegt, zegt gezin. En deze ge- dachtenassociatie opent voor iedereen het uitzicht op de uit- gestrekste gebieden van mensche lijk leven en menschelijke cul tuur. Het historisch verband, dat er tusschen de woningen en den beschavingstoestand van een volk bestaat, wordt er duidelijk door. Gezinsvorming veronderstelt al een zekere cultuur en duidt een hoogere trap aan in de ontwik keling der menschheid. Zij tee kent meerdere bewustwording, die afscheiding van de massa, maar daarnaast ook toename van het verantwoordelijkheidsgevoel en opheffing van den staat van Ibruut egoïsme ten gevolge heeft. P8) De onderzoeksrechter deelde jdan op verzoek mede, dat de ■jonge Amerikaan verdacht was in den Rothbachmolen eenen jpooten diefstal gepleegd te ïebben aan schuldbrieven, akten en geld. Hem werd ten laste gelegd, eene kast van den mo maar Steffen, terwij! de laatste hulpeloos op het ziekbed lag, jopengebroken, en den inhoud geroofd te hebben. Als zijne schuld niet bewezen wordt, zoo zal mijnheer Weiier freder op vrije voeten gesteld Vorden. In afwachting daarvan loeten wij ons van zijn persoon lerzekeren, vooral daar hij uit- fnder is. De lichte spottende toon van Jen onderzoeksrechter, dreef red het bloed in het aangezicht. Uit deze gezinsvorming komt de moderne maatschappij, zooals wij die sinds zoovele eeuwen kennen, op. En van deze maatschappij blijft het gezin de grondslag en de hoeksteen. Maar wanneer dit zoo is, dan volgt daaruit een noodwendig, dat die maatschappij gezinsbe scherming en overwegend belang heeft. En die gezinsbescherming wordt wel het doeltreffendst uit geoefend door den zorg voor de woning. Een woning is een noodzakelijke voorwaarde voor een gezin en een goede woning onontbeerlijk voor zijn bloei. Het ontbreken van wonin gen werkt belemmerd voor de gezinsvorming, maar het ontbre ken van goede woningen betee- kent veelal de verkommering van het gezinsleven, de materi- eeele en geestelijke achteruit gang. En deze achteruitgang wreekt zich rechtstreeks op de maatschappij, omdat in en door het gezinsleven het kind tot een goed en deugdelijk mensch moet opgroeien, omdat in de eerste plaats in het gezin de beste voorwaarden aanwezig zijn voor den lichamelijken en geestelijken opgroei van het komend geslacht. Het is niet enkel in het belang der volksgezondheid, het is even zeer noodzakelijk voor den gees telijken welstand, voor den bloei van het maatschappelijk leven en van onze cultuur, dat er goede en voldoende woningen aanwezig zijn. En dit maakt het oplossen van het huidige woningvraag stuk van zoo ingrijpende betee kenis voor ons leven en voor onze toekomst. Het tekort aan woningen, dat reeds voor den oorlog bestond, heeft zich door en na den oorlog belangrijk uitgebreid. Tijdens den oorlog, toen alle productieve krachten over heel de wereld in destructieve richting werden aangewend, is ook de woning bouw vrijwel geheel stopgezet, ook in die landen, die niet rechtstreeks in den oorlog be trokken raakten. En nu na den oorlog belemmeren de duurte der materialen en de stijging der Gerda was als met lamheid geslagen. Zoo iemand dan wist zij, dat Fred Weller valschelijk beschuldigd werd. Zou zij dur ven spreken? Neen, zij zou zwij gen. De onsi huid van Fred zou toch spoedig bewezen worden en in tegenwoordigheid van deze menschen kon zij zichzelf niet verraden, als de kleindochter van den bestolene. De onderzoeksrechter, die den toorn van Fred aan zijne op gewondenheid toeschreef, wegens de onverwachte gevangenneming zeide spotlachend Gij zult tijd hebben om te overleggen, hoe gij handelen en zeggen zult. Doch eene open lijke belijdenis zal zeker de rechters tot groote toegevend heid stemmen. Hij boog voor de echtgenoote van den fabri kant. En vroeg nogmaals ver ontschuldiging Dan wende hij zich tot zijne ondergeschikten, en gaf bevel een rijtuig te ont- arbeidsloonen een sneller aan bouw, zoodat ook thans de woningnood nog voortdurend stijgt. Overtuigd van 't belang der zaak en van de noodzake lijkheid in dezen nood zooveel mogelijk te voorzien in het be lang van enkeling en maatschappij beide, zoekt men naar middelen om dezen nood te lenigen en dus den aanbouw te bevorderen. Maar men begrijpt, dat dit niet ten koste van de woning mag gaan en men niet om maar woningen te krijgen slechte wo ningen kan gaan bouwen. En waar staat, gemeenten en par ticuliere vereenigingen premies uitloven ter bevordering van den aanbouw en ter vermindering van de bouwkosten, stellen ze voorwaarden, die het ontstaan van slechte woningen zoo goed mogelijk verhinderen. Maar deze voorwaarden drukken natuurlijk weer den aanbouw, doordat ze de bouwkosten doen stijgen. En van meer dan één zijde wordt de vraag gesteld, ot het niet beter is met deze voorwaarden een beetje de hand te lichten en liever een mindere woning te aanvaarden dan het gebrek aan woningen onverminderd te laten voortbestaan. Men strijdt daar bij vooral ook over de vraag ol alcoofwoningen, die men tot voor kort vrij algemeen veroordeelde, weer moeten worden toegelaten. De beslissing over dergelijke technische vragen kan men zeker aan architecten, aannemers, hy- giënsten en andere deskundigen overlaten. Maar in 't algemeen moet men er op wijzen, dat een slechte woning nadeelig is niet alleen voor de volksgezondheid, maar voor het gansche leven van enkeling en maatschappij en het daarom niet opgaat te zeggen beter een slechte woning dan in 't geheel geen woning. Wanneer het ging om opheffing van een oogen- blikkelijk euvel en het bouwen noodwoningen het doel was, dan was zoo'n redeneering verklaar baar. Maar de thans gebouwde woningen blijven en oefenen nog jaren en jaren hun schadelijke werking. Dat moet men bedenken en liever wat meer geld uitge geven en wat meer moeite be steden voor het bouwen van goede woningen. Het is waar, het gaat om kleinigheden. De woningen moeten bij honderd duizenden aangebouwd worden. En men moet daarom in geen geval aan andere dan beslist noodzakelijke eischen vasthou den. Maar die dienen dan ook ge handhaafd. De moeilijkheid is echter om te bepalen welke dat zijn. En de strijd daarover maakt de oplossing van het woning vraagstuk veel moeilijker. Men moet woningen bouwen, veel woningen, en men moet dat zoo goedkoop mogelijk doen, omdat het geld ontbreekt. Maar goedkoopere woningen zijn vaak ook slechtere woningen. En het bouwen van slechte woningen verbiedt het maatschappelijk belang in den uitgebreidsten zin. Hoe nu Uit deze impasse moeten de heeren deskundigen ons helpen. bieden, dat spoedig verscheen. Fred Weller wierp bij het uitgaan een smeekenden blik op Gerda, die echter hiervoor koud bleef, om zich niet te verraden. De fabrikant, die door dit voorval geheel van zijn stuk was, greep naar een enveloppe, die hij voor het binnentreden van Fred reeds klaar gelegd had. Deze bevatte eene grootere som, dan Gerda te vorderen had. Hij schoof ze haar toe met de korte woorden Hier is uw loon, mejuffrouw Steffen. Zijne stem klonk duister, als kwam ze uit een graf. Gerda dankte den fabrikant voor de vriendelijkheid, waar mee hij haar steeds bejegend had en weenend verliet zij het vertrek en daarna het huis. Waarheen Met deze vraag op de lippen, ging zij een nieu we onzekere toekomst tegemoet. De Londensche correspondent van het Hbid. deelt het volgende mede over de kans op een mijn werkersstaking. Voor zoover het de mijn werkers alléén betreft is de teer- ling geworpen een meerderheid van rond 368.000 stemmen (dat is 43.000 méér dan de vereischte twee derden) heeit zich voor staking uitgesproken. In ieder geval is er óók een zeer aan zienlijke minderheid, die zich tegen directe actie heeft uit gesproken, al behoeft men zeker geen ijdele hoop te koesteren dat die minderheid wanneer de staking mocht doorgaan niet solidair zou blijken. Het zou een dwaas optimisme zijn, daarop te willen rekenen en nu Smillie zijn vereischte meerder heid gekregen heeft, zal het nog niet zoo gemakkelijk zijn er hem van af te houden daarvan gebruik te maken. Wat Smillie en zijn volgelingen dan eigenlijk willen De quaestie der nationa- XII. Op het oogenblik, dat de jonge graaf Rheinsburg in het vertrek van zijn grootvader trad, ging eene siddering door Lucie's lichaam. Hierheen was hij ook geko men om haar te bespieden. Zij had een gevoel alsof zijn on- heimelijken invloed op haar zoo ver ging, dat hij zelfs hare ge dachten raadde. Hij had een blik, scherp en doordringend als een arend. Wat zie ik, mijn lieveling? Reeds zoo vroeg in het werk- kabinet van grootvader I Hebt gij dan zaken te regelen De jonge graaf was een voor treffelijk komediant op het too- neel des levens. Zijn toon tegen over Lucie was die van een zachtaardig en bezorgd echt genoot. De magere vingers van den schrijver balden zich tot eene lisatie nog even in het midden latend, kan hun standpunt als volgt worden weergegeven Toen de steenkoolprijs des tijds met 14 s. 2 d. verhoogd werd, zagen de mijnwerkers daarin het begin van een poging om 'de armere" mijnen voortaan in staat te stellen, zichzelf te bedruipen zonder steun derrijkere gebieden. Dat wilde de regee ring éérst bereiken, alvorens de mijnen terug te brengen onder het beheer der eigenaars. En in dit opzicht was de opvatting der mijnwerkers lijnrecht met die van de regeering in strijd. Eerstgenoemden toch hebben er al jaren op aangestuurd, dat men de industrie in de veel en weinig opbrengende gebieden als éen geheel zou beschouwen en de meerdere opbrengst van de ,rijke" mijnen zou gebruiken om hooger loon te kunnen uit betalen aan de arbeiders in de schachten, waar de steenkool schaarscher of van minder goe de kwaliteit is. Zuid-Wales bijv., dat overvloedig uitstekende kwa liteit kolen opbrengt, zou moeten bijdragen voor het loon der arbeiders in Lancashire, die en in deze opmerking ligt wel iets waars even lang en even hard moet werken om een ton minder goede steenkool aan de oppervlakte te brengen. Wanneer de leiders dus thans de prijsvermidering van 14 s. 2 d. per ton zouden weten door te drijven, dan zullen vele mij nen met verlies gaan werken. De eigenaars zullen er dan niet bij ster happig op zijn om weer het begeer te krijgen over een bezit, dat slechts bankroet voorspelt en de natie zal of ze wil of niet tot n^ionalisatie over moeten gaan óf en dit is een consequentie die ook wel eens onder de oogen gezien mag wor den de niet betalende mijnen eenvoudig aan haar lot moeten overlaten. Natuurlijk zou dat dui zenden arbeiders werkloos maken, doch Smillie begrijpt ook wel, dat het land te veel behoefte aan steenkool heeft, dan dat men tot deze drastischen maatregel vuist. Wist de jonge graaf het bedrog en den diefstal, die ge pleegd was Het moest zijn Want hoe zou het mogelijk zijn, dat Egon van Rheinsberg d i t komediespel niet doorgrond had. Wist hij, dat het niet Gerda, doch Lucie was, die hij gehuwd had Hij meende, dat zulks onmogelijk was. Maar was ook hij niet bedro gen Was hij ook nog niet tot voor weinige oogenblikken in twijfel geweest, of zij, die daar voor hem zat, wel wezenlijk zijne dochter Lucie was, die zoo beminnenswaardig de rol van gravin van Rheinsberg speelde? Cn zou hij zich zelfs op dat oogenblik weder niet vergissen Neen, nu vergiste hij zich niet. Ellendig bedrog was het, dat hier, om eene millioenenerfenis te verkrijgen, werd afgespeeld. (Wordt vervolgt.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 1