ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN Al Lt PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM -BLIEK 29e Jaargang Zaterdag 24 Juli 1920 Nummer 2540 Provinciale Staten. Wekelijks Overzicht yBgHf&gYOK. Ontmaskerd- BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.25 met 10 cent dispositiekosten. Drukker-Uitgever Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Elke regel meer 12 cent. Bij abonnement lager tarief TNo,(20r HRESKENS p°7s*§'4ro Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur de vertwijfelende menschheid van thans nog op de been kan houden. Hoop doet leven Maar deze uitroep krijgt steeds duide lijker een spottenden en cyni- schen klank. Wanneer we niets meer hebben om ons aan vast te houden en alle vertrouwen verloren, dan herinneren we er ons zeiven nog aan met een iro- nischen glimlach Hoop doet le ven Het is wel een magere uitkomst van een oorlog, die de vernieu wing der wereld brengen zou. Uit de zitting van Dinsdag, welke door alle leden werd bij gewoond, willen wij een en an der, wat voor onze lezers van belang is, mededeelen Op het verzoek van de Stoom tram Maatschappij Breskens-Mal- deghem om verhooging van het renteloos voorschot voor den aanleg en de exploitatie van een tramweg Breskens-Knocke met zijlijnen, hadden Ged. Sta ten voorgesteld atwijzend te beschikken. De heer Erasmus het woord verkrijgende, zegt Ik moet tot mijn spijt te ken nen geven, dat Ged. Staten ge meend hebben geen ander voor stel te kunnen doen, dan het verzoek van Breskens-Maldeghem af te wijzen. Waar zij toch zeggen, een en ander eischt voor den aanleg met den Minister van Waterstaat, evenals met de Maatschappij Breskens-Malde ghem en de betrokken streek een onderhoud, had ik verwacht, dat zij het voorstel zouden ge daan hebben het verzoek aan te houden. Toen ik dat voorstel voor het eerst las, meende ik dat Ged. Staten van de Prov. Staten een uitspraak wilden uitlokken om aanleg van die tramlijn geheel van de hand te doen. Dit kan en mag toch de be doeling niet zijn.' Volgens het Algemeen Verslag heeft een Lid van Ged. Staten dan ook verklaart, dat het de bedoeling is de aanvrage aan te houden en verdere onderhande lingen te openen. Het zal mij genoegen doen, deze verklaring ook in deze Vergadering te hooren mede deelen. Het is gewenscht, dat Ged. Staten hunne volle mede werking verleenen om die lijn tot stand te brengen. Het voornaamste bezwaar ligt, volgens Ged. Staten hierin, dat de finantiëele toestand van de Provincie eene verhooging van 140 */0 niet toelaat, om aan het verzoek te voldoen. Dit bezwaar mag juist wezen, maar men kan als argument niet aanvoeren dat de Z.-Vlaam»che Tram-Maatschappij slechts 42 °/0 heeft gekregen want in wer kelijkheid was die 42 het volle '/3 der meerdere kosten van aanleg, ontstaan door het duurder worden van de mate rialen, die tijdens den oorlog werden aangekocht, waar een deel der lijn reeds voor of in het begin der mobilisatietijd werd voltooid. Voor den aanleg der Spoor wegen op Zuid-Beveland is wel is waar ook slechts 42 °/o ver hooging toegezegd, doch men moet wel in oogenschouw ne men, dat daar de aanleg ge schiedt door de veel krachtiger Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Door de aangrenzende Polders en Gemeenten in Z.-Vlaanderen kunnen zeer bezwaarlijk veel hooger subsidiën worden gege ven dan thans zijn toegezegd. Mij thans neerleggende bij het voorstel van Ged. Staten, verwacht ik dat dit college krachtig zal willen medewerken om de zoo zeer gewenschte verbinding te verkrijgen en er bij den Minister van Waterstaat op aan te dringen, dat het Rijk met een extra subsidie in de kosten van aanleg zal voorzien. De heer Van Zuijen zegt, dat er volgens zijn inziens tegen spraak is in hetgeen Ged. Staten Hoop doet leven. En daarom zijn wij, menschen, allemaal nog op de been en blijft de wereld haar gang gaan, zooals ze dat nu al meer dan zesduizend jaar gedaan heeft. Het is goed, dat we deze gedachte vasthouden. Niet het geluk is het. Dan waren we er al bijster slecht aan toe, want geluk is er toch maar bitter weinig. Maar de hoop, dat het geluk zal komen. En daarom moeten we die hoop kweeken, doen we het vanzelven. Onze zucht naar zelfbehoud zelf dringt en drijft er ons toe. En drijft ons des te sterker naarmate de levenomstandigheden benarder worden. Want deze hoop is het tegengif tegen het langzaam wer kende vergif der teleurstellingen, dat onze levenskracht ondermijnt en te vernietigen dreigt. Wij moeten hopen, willen we het volhouden tegenover de bekom mernissen, het leed en de ellende en de ontgoochelingen van het leven. En we doen het ook. We hopen altijd. En al klinkt het dan vaak als een grimmige spot lach, we spreken er toch ook onze levenswil in uit, wanneer we in tijden van veel narigheid en snijdende ontgoocheling, ons zeiven trachten op te beuren met de bemoedigende woorden, dat hoop leven doet. Het is ook nu de troost, want veel anders is er niet. We had den giootsche verwachtingen, dat de conferentie van Spa alles of ten naastenbij alles terecht zou brengen wat die van Versaillesbe- dorven had. En nu hij is afge- loopen, weten we niet anders dan dit eene hoop doet leven. Het is een magere uitkomstmaar het is er een. Want het is toch maar niet zoo in den wind weg gesproken wanneer we na deze conferentie zeggen, dat hoop le ven doet. Zij heeft ons niet ge bracht, wat we verwachtten, bij lange niet, in velerlei opzicht eer het tegendeel. Onderhandeld is er nog niet, wel geboden. En 25) Dit alles had een verlangen naar die dierbare plaats, in haar wakker geroepen, haar hart als het ware vervuld met smart en weemoed. Des avonds waren de gasten in de woning van den fabrikant vereenigd Het was een warme, heldere zomeravond, klaren he mel met fonkelende sterren, die als het ware wedijverden met de honderden lampions, die het park der villa Weller verlichtten. Het souper vereenigde de gas ten in de eetzaal, waaraan de muziekzaal grensde, waarin een prachtige vleugelpiano met pal men omgeven stond, waaraan 'Derda plaats genomen had, en ;de heerlijkste tonen aan het instrument ontlokte. Toch was Herda met een onzegbaren wee moed bevangen. Hoe wenschte onderhandeld zal er moeten wor den, w 1 de wereld tot samen werking en tot herstel komen. En wat er geboden is op het stuk van ontwapening en ko- lenleveranties, is ook niet erg bemoedigend. Maar niettemin is er hoop en, wat nog meerder en beter is, reden voor hoop. Er is, zijn het als 't ware ter sluiks, een aarzelend begin ge maakt met de onderhandelingen, die de wereld zullen moeten redden, en er is het nieuwe uit zicht, dat de voorgestelde con ferentie van Genève biedt. Laten we dus hopen We moeten het immers ook, omdat we toch leven willen en er niets anders is om ons arme lijk leventje op de been te hou den, niets anders, hier niet en daar niet en nergens. Spa is niet het eenige. Het zal nu spoedig twee jaar geleden zijn, dat de oorlog tot stilstand kwam, een oorlog die de men schen zeggen deed, dat dit de laatste zou en moest zijn. En de nieuwe oorlog is er al, niet op een enkel plaatsje, maar overal, vrijwel overal waar men nog een restje kracht overgehouden heeft om oorlog te voeren. Op den overgang tusschen Oost- en Mid den-Europa is er nog geen stil stand geweest. Daar hebben de Polen voor gezorgd en de bol- sjewiki en hun Russische tegen standers, de witten. De Entente probeert er nu een eind aan te maken, aan den oorlog tusschen Polen en Rus land tenminste. Maar of het haar lukken zal, is nog de vraag. En intusschen heeft zij zelve door haar drijven een nieuwen oorlog ontketend in het Oosten, waar de Grieken bezig zijn overwin ningen tegen de lucht te be vechten en de Turksche natio nalisten in het binnenland van Klein-Azië terugtrekken om ter gelegener tijd weer voor den dag te komen. De Turken en de Grieken zijn er niet de eenigen, die roerig zijn. De oorlog met zijn overechtsche resultaten heeft het geheele Oosten weer in be- zij zich toch ver van deze men schen Gevoeld gij u niet wel, mijn kind Het was de stem van den fabrikant, die Gerda tot de werkelijkheid terugriep. Gij moet u buiten in het park begeven, de frissche lucht zal u verkwik ken. Daarna kunt gij u bij het overige gezelschap voegen. Vriendelijk streek de fabrikant onder het spreken dezer woor den over het haar van Gerda en keek deelnemend in haar doods bleek gelaat. Hij schrikte plot seling voor haren aanblik. Andermaal steeg de herinne ring zijner jeugd in hem op, en zijn aangezicht verried een in nerlijk strijden doch met geweld onderdrukte hij zijne gedachten aan het verleden De koele fabrikant Alfred Weller had toch met zijn vroe ger leven gebroken, alles moest voor hem vergeten zijn. Alleen de toekomst scheen hem te be koren. Hij kterde zich om en weging gebracht. Tegenover het annexionisme der Grieken staan de Turken en Bulgaren in steeds heftiger oplaaiend verzet. De Arabieren zijn op het oorlogs pad zoowel tegen de Engelschen als tegen de Franschen. De Engelsche politiek tegenover Turkije, zich in de bezetting van Konstantinopel het duidelijkst uitsprekend, brengt geheel de Mohammedaansche wereld in beroering en schijnt de rust in West-Azië voor jaren buiten te sluiten. En het uiteenvallen van de Donau-monarchie, de uit breiding van de Servische macht en het verschijnen der Italianen aan de Dalmatijnsche kust, heeft de strijd om de Adriatische Zee en haar Oostelijke kust een nieuw karakter gegeven en een zoo scherpe tegenstelling tus schen Zuid-Slaven en Italianen geschapen, dat een oorlog tus schen deze twee bondgenooten van zooeven ieder oogenblik dreigt uit te breken. De aan vallen op Italiaansche officieren, de verwoesting van het Zuid- Slavische clubgebouw te Fiume en de gewelddaden tegen Kro- aten en andere Zuid-Slaven in Triest, heeft tot een uiterst ge spannen verhouding geleid, die reeds in twee ultimata tot uit drukking is gekomen. Zoodat het op 't oogenblik haast on denkbaar lijkt, dat de vrede nog bewaard zal kunnen blijven. Maar een dergelijke oorlog kan geen onderonsje tusschen Italië en Zuid-Slavië blijven. De Entente kan er zich niet buiten houden en Jriekenland, dat aspi raties heeft met Albanië, wil er zich waarschijnlijk niet buiten hou den. De uitwerking op den Bal kan is onberekenbaar en de ge volgen voor Europa zijn het even eens. Het eenige, wat nog hoop kan geven is de algemeene uit- pfutting, die oorlogvoeren vrij wel onmogelijk maakt. Het is een vrij sinistere hoop. Maar he( is niettemin, als alle hoop, ook een hoop, die leven doet. En zoo blijkt ook hier, hoe deze gedachte de eenige is, die liet Gerda alleen. Zij bleef nog eenigen tijd aan de piano zitten, dan stond zij zuchtend op en ging naar hare kamer, waar zij in tranen uitbarstte. IX. Gelijk iemand, die in een droom verkeerde en de werke lijkheid niet voor zich terug roepen kon, zoo schreed de jonge graaf Egon van Rheinsburg met loodzware schreden de trap op naar de torenkamer. Daar was het in elk opzicht eenzaam en niemand in het slot, zelfs de nieuwsgierige blikken der bedienden of kamermeisjes zouden hebben vermoed, dat het jonge paar dit afgelegen oord voor eene samenkomst voor hun vertrek hadden uitgezocht. Graaf Egon droeg reeds zijn reisc<'Stuum. Zijn flii.ke militaire houding kon hij moeilijk hou den, zijn hootd hing als het ware op de borst en zijn gang was traag. Zijn gezicht was vaal en wee dien ondergeschikte, die hem iets in den weg gelegd zou hebben, op dit oogenblik. Zijne donkere oogen gloeiden als het ware van verkropte woede en het scheen alsof hij plotseling eenige jaren ouder geworden was. Met onrustige schreden, het horloge in de hand, ging hij door het vertrek. Eindelijk hoorde hij een lich ten tred op de trap. Lucie trad daarna binnen. Zij had zich in een kleed van eenvoudigen snit gestoken. De graaf had intus schen den tijd gehad, over het opzienbarend voorval, dat hem overkomen was, na te denken. Als hij ook het raadsel niet vermocht op te lossen, hoe het mogelijk geweest was, dat Lucie Enders zoo lang voor Gerda Steffen had kunnen doorgaan, in het slot dringen en deze rol tot den huwelijksdag had kunnen spelen, zoo was hij nu toch reeds zoover van zijn schrik bekomen, dat hij inzag, dat hij een middel moest vinden, om deze onheb belijke zaak zonder ophel voor de wereld, af te wikkelen. In koude, doodsvijandelijke houding, met het uitzicht van een streng rechter, trad hij Lu cie tegemoet. Ik wensch in de eerste plaats te weten, hoe het mogelijk ge weest is, deze belachelijke ko medie, die mij mijn rang als militair doet verliezen, af te spelen, zeide hij koud, voor Lucie staan blijvend, en haar toornig aanziende. Gij wenscht Lucie lachte spot achtig en bootste de sarrende spreekwijze van den graaf na. Gij hebt niets te „wenschen" of te „gebieden", maar u al leen in het onvermijdelijke te schikken. Naar den duivel met uwe uitdrukkingenriep de graaf uit, den voet woedend voor Lu cie op den grond stampend. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 1