Rechtzaken. en in uitgaaf 54808.56l/2, slui tende met een batig saldo van 1945.8 l'./j. Eveneens de rekening van het Distributiebureau tot een geza menlijk bedrag van 5932.38, waaronder begrepen zijn beta lingen van 1918, omreden enkele rekeningen van het Rijk nog niet konden betaald worden. Zoomede de rekening der Elect. Centrale, welke beliep 4594.85. Op voorstel van den Voor zitter zullen deze voor het pu bliek ter inzage liggen en door den Raad worden nagezien, en bij goedbevinding in een volgen de vergadering worden goed gekeurd. Een schrijven van den Com missaris der Koningin, betref fende het opmaken van een voordracht van zetters. Deze voordracht wordt op gemaakt, welke bestaat uit de heeren Joh. Risseeuw-Becu (aftr.) en F. van der Meulen, Iz. de Hullu (aftr.) en A. Risseeuw-v. d. Plassche. Eenige af- en overschrijvingen dienst 1920 worden goedgekeurd. Hierna gaat de vergadering over in gesloten zitting. Na heropening vraagt de heer I. Becu-van Dijke den Voorzit ter vergunning om een inter pellatie te mogen houden over persoonlijke feiten. De Voorzitter, na de overige leden gevraagd te hebben of zij hiertegen bezwaar hebben, ver leent de heer Becu-van Dijke het woord, tot het hooren eener interpellatie over een persoon lijk feit. De heer Becu-van Dijke het woord verkrijgende, zegt, dat er een gisting is onder de men- schen, over de redenen, waarom dhr J. B. Been Sr., aanvankelijk bedankt hebbende als lid van den Raad dezer gemeente, op deze beslissing is teruggekomen. De reden hiervan meent spre ker te kunnen begrijpen. Hij wil echter voorop stellen dat hij deze questie zakelijk wil behandelen en dat hij daarmede slechts op het oog heeft en wil bevorderen uitsluitend het belang der ge meente. Spreker vraagt aan den Voor zitter of het geoorloofd is om over het behandelde in een ge heime zitting te mogen spreken. De Voorzitter zegt, na gevraagd te hebben op welke zitting de heer Becu doelt, dat de zitting, waarin het kohier van den H. O. is behandeld, geen geheime zit ting is geweest en geeft een uit voerige uiteenzetting van het onderscheid tusschen het begrip „geheime zitting" en „besloten vergadering". Hierna vangt de heer Becu met zijn interpellatie aan. Spreker deelt mede, dat in de zitting, waarin het kohier werd behandeld, de heer J. B. Becu Sr. boosaardig was, wat zich in verschillende uitingen demon streerde, o. a. door de vraag van dien heer: wie is J. Risseeuw- Becu, alsof hij dus niet wist, wie of met zijn eigen zuster was getrouwd. Spreker kon zich voor stellen, dat de heer J. B. Becu Sr zich zou kunnen hebben vergist dat genoemde heer J. Risseeuw- Becu inderdaad niet hoog staat aangeslagen, maar zou dit alleen kunnen voorstellen indien ge noemden heer zelf op zijn plaats had gestaan in het kohier. Een aanslag echter van f4775 netto van den heer J. B. Becu Sriemand, die 260 gemeten eigendom heeft, daarnaast nog als dijkgraaf eenige honderden guldens verdient, bovendien een Effectenzaak heeft, Commissaris is van den Coöperatieve Suiker fabriek, enz., enz., is zoo beneden alle waarschijnlijk, wat haar juistheid betreft, dat deze heer zeker in de laatste plaats het recht zou hebben cretiek te oefe nen op de aanslagen van anderen, laat staan die van zijn eigen zwager. Ik heb daarna, vervolgt spre ker, gewezen op de groote ver schillen, wat de aanslagen betreft in de rijksinkomstenbelasting van L. van Dijke, die voor 13700, J. B. Becu-Verhage, die voor 20.000, S. Braet, die voor ƒ21.000 staan aangeslagen en J. B. Becu-de Hullu, die voor 12.000 staat aangeslagen, en daarbij betoogd, dat naar mijn meening al de genoemde per sonen ongeveer gelijk, en wel voor 16000 zouden kunnen wor den aangeslagen. Van den heer Braet wist spr. reeds, dat hij waarschijnlijk la ger zou worden aangeslagen en wel voor ƒ16000. Spreker vervolgt dande Voorzitter vroeg daarop aan den heer J. B. Becu Sr., wat deze van een zoodanige aanslag van zijn eigen zoon dacht. Deze gaf daarop geen positief antwoord, waarop de discussiën over het al of niet wenschelijke van zoo danige aanslagen werden voort gezet. De Voorzitter herhaalde dan zijn vraag aan den heer J. B. Becu Sr. waarop deze zeer boosaardig antwoordde ik zit hier niet voor kwajongen, ik heb reeds gezegd, dat ik ook geloot dat er wel wat bij kan, doch dat ik er niet voor insta, dat hij niet reclameeren zal ik ben echter te oud geworden om op een zoodanige wijze te worden ondervraagd. Daarop antwoordde de Voor zitter den heer J. B. Been Sr., dat hij zeker d - laatste zou zijn een der raad. leden als kwa jongen te behandelen, doch dat hij de overtuiging had, dat geen der raadsleden het met den heer J. B. Becu Sr. eens was, dat hij als kwajongen door den Voor zitter zou zijn behandeld. De heer Becu-van Dijke ver volgt in verband met de toen maals door den heer J. ff. Becu Sr, gedane uitlatingen, dat, in dien deze zich inderdaad te oud acht, om in belastingzaken te worden ondervraagd, deze wij zer deed, maar te bedanken als lid van den Gemeenteraad en zijn plaats over te laten aan jongere krachten, die zeker in staat mogen worden geacht de belangen der gemeente wel te kunnen behartigen. Dan, vervolgt interpellant, heeft diezelfde heer zich de vrijheid gepermitteerd te zeggen dat ik nooit lid van den Raad had moeten worden, waarbij hij zich uitdrukte „Die kwajongen had nooit lid van den Raad moeten worden". Ik zou willen vragen, durft de heer J. B. Becu Sr. soms ont kennen, dat hij deze uitdrukking heeft gebezigd Op de herhaalde vraag van den heer Becu-van Dijke blijft de heer J. B. Becu Sr. het stil zwijgen bewaren. Ik wil, vervolgt de interpel lant, niet aan den leiband loopen van den heer J. B. Becu Sr., doch heb deze interpellatie aan gevraagd, omdat ik betreur dat, waar in de vorige vergadering door het optreden van den Voor zitter een goed voorbeeld was gegeven om samenwerking te verkrijgen, door het optreden van den heer J. B. Becu Sr., die samenwerking illusoir wordt ge maakt, en daarmede de belangen der gemeente niet worden be hartigd, maar benadeeld. Spreker brengt dan in her innering het request, door ge meenteraadsleden een vorig jaar opgezonden aan Ged. Staten, over het beleid van den Burge meester. Hem is gebleken, dat de heer J. B. Becu Sr. dit request uitsluitend en alleen ondertee- kende, omdat hij vrees had, bij de toen voor de deur staande verkiezingen niet te zullen wor den herkozen, indien hij, bij weigering om dat request te teekenen, als vriend van den Burgemeester zou bekend staan, terwijl hij weet, dat de heer J. B. Becu Sr. toen, wat het beleid van den Burgemeester betrof, het geheel met dezen ee^ was. Ooit hierop, hoewel door den interpellant gesommeerd, het tegendeel te durven volhouden, zwijgt het aangevallen raadslid. De heer J. B. Becu Sr., ver volgt interpellant, verbeeld zich zelf dat hij een groot man is. Dat hij dat wil zijn, vindt ik best; maar laat hij dit dan ook toonen, o.a. door te willen be talen en in dit opzicht niet krenterig te zijn, maar bovenal door hier, op de raadzaal, per sonen van zaken te weten te onderscheiden. Wanneer wij hier als Gemeenteraad zitten, zijn wij hier om de belangen onzer ge meente naar onze beste weten te behartigen; dit gebeurt thans niet door het optreden van den heer J. B. Becu Sr., en het is om deze reden, mijnheer de Voorzitter, dat ik deze interpel latie heb aangevraagd en hier bij de volgende motie aan U overreik, met verzoek deze te willen in behandeling brengen, in de hoop, dat het resultaat daarvan moge zijn, in vervolg ojT Uw daad, om vrede in de gemeente te krijgen, in de vorige vergadering gepleegd, dat een betere samenwerking en meer onderlinge waardeering bevor derlijk moge zijn aan het be hartigen van de belangen dezer gemeente. De Voorzitter doet daarna voorlezing van de door den heer Iz. Becu—van Dijke ingediende motie, luidende: De Raad, Gehoord de mededeelingen, inzake het optreden van het lid uit zijn midden den heer J. B. Becu Sr.; Gelet op de discussies ter dier zake, spreekt zijn afkeuring uit over 't genoemd raadslid en gaat over tot de orde van den dag. De Voorzittier vraagt of deze motie voldoende wordt onder steund, en constateerd, nadat de heeren Lombaard en de Bliek hierop bevestigend antwoordden dat de motie een punt van be raadslaging kan uitmaken. Op zijn vraag wie van de heeren hierover het woord ver langt, volgt een algemeen stil zwijgen zelfs het aangevallen raadslid rekent zich blijkbaar niet in staat de tegen hem uit gebrachte beschuldigingen te ontzenuwen. Dan vraagt de Voorzitter, daarover blijkbaar verwonderd, of niemand stemming verlangt over de motie. Opnieuw zwijgt heel de vergadering, opnieuw zwijgt het aangevallen raadslid, en als het ware aarzelend, laat de Voorzitter eindelijk, na het aangevallen raadslid nog eens te hebben aangekeken, alsof hij zeggen wil, „man, verdedig je toch, als je kunt", den hamer vallen en constateert dan, dat de motie met alg. stemmen is aangenomen en dus mag wor den aangenomen dat ook het aangevallen raadslid zich onder werpt aan de tegen hem gerichte cretiek, met de motie volmondig medegaat, daardoor dus schuld bekennende. Hij hoopt dus, dat hiermede de laatste wrijving zal verdwij nen en voortaan bij alle leden duidelijk moge voor oogen staan het feit, dat wij hier slechts zijn om algemeene belangen te be hartigen met terzijdestelling van alle persoonlijke veeten. Het doet hem genoegen uit de woor den van den interpellant de conclusie te mogen trekken dat deze, in het belang der gemeente, tot samenwerking bereid is. De Voorzitter vraagt of een van de heeren nog het woord verlangt. De heer Lombaard, Wethou der, zegt, ook nog iets in het midden te willen brengen en wel naar aanleiding van de uit drukking van het raadslid J. B. Becu Sr. in de vorige vergade- ring gedaan, toen de subsidie aanvrage van het Muziekgezel schap Eendracht maakt Macht aan de orde was en de heer Becu Sr. op de vraag van den Voorzitter, nadat deze uiteen gezet had, de redenen, waarom B. en W. meenden, met een af wijzend advies bij den Raad te moeten komen, zeide: „Mijn heer de Voorzitter, ik zal er niets meer op zeggen, het is toch vechten tegen de bierkaai". Spreker vraagt of de heer Be cu Sr. zich bewust is, dat hij daarmede den Gemeenteraads leden op één lijn stelde met personrn, die behooren tot het uitvaagsel der Maatschappij, die in zekere gemeente de bierkaai bevolken. Ik meen toch dat dit niet de bedoeling van den heer Becu Sr. is geweest. De heer Becu Sr. is in de gelegenheid gesteld hierop te antwoorden, blijft opnieuw angst vallig zwijgen, waarop de Voor zitter, blijkbaar met medelijden bewogen, door het feit, dat steeds de heer Becu Sr. wordt aan gevallen, deze in bescherming neemt en zegt, overtuigd te zijn, dat de heer J. B. Becu Sr.„loen hij die uitdrukking bezigde, ze ker niet de bedoeling had den Raadsleden daarmede te belee- digen. Na nog een vraag van den heer de Bliek over verbreeding van den St. Bavodijk te hebben beantwoord, alsmede een vraag van den heer J. B. Becu Sr., over verlichting van de Parochie- put ter gelegenheid van het Festival op I Augustus a.s., waarbij de Voorzitter onder bijval van den Raad toezegt, dat het Electrisch licht daarvoor tegen kostprijs zal worden be rekend, sluit de Voorzitter de vergadering. Breskens. Zondagmorgen ging -n velen, zooals gewoonlijk naar de eerste boot. Toen zij bij de brug kwamen zagen zij dat er iets wonderlijks was ge beurd. Bij den hoogen Water stand die des morgens om drie uur had plaats gehad was een vlot gedreven op beide palen, die langs weerszijden der brug stonden, en blijven liggen, zoodat bij laag water de brug er bleef ophangen, iets wat met menschen- handen onmogelijk toescheen. Hoe het mogelijk was dat die enkele planken zoo'n gewicht men schat dit op ongeveer 50000 K.G. dragen konden, begrijpt niemand. Het geheel blijft echter voor velen nog een raadsel. De boot moest wegens dit ongeval aan den steiger aan- leggen. Schoondijke. Op verschil lende plaatsen onder deze ge meente is onder het vee het mond- en klauwzeer uitgebroken, waarbij met doodelijken afloop. Aardenburg. Het gehou den Festival mag goed geslaagd heeten. Twaalf Zustervereni gingen namen er aan deel. Liet tegen den middag het weer zich duister aanzien, na den middag klaarde het weer op en een heer lijke zonnetje verhoogde de feestvreugde. Des Maandags hadden de volksspelen plaats. Waterlandkerkje. In de Maandag gehouden Raadsver gadering werd met vier 4 van de 7 stemmen benoemd tot Hoofd der School alhier de heer J. D. Bareman, onderwijzer te IJzen- dijke. De heer Th. Overtveld, Hoofdonderwijz :r te IJzendijke, kreeg 3 stemmen. Aan den heer A. Hoolhoist werd tegen 1 October a.s. eervol ontslag verleend als Hoofdonder wijzer. Tot leden van het college zetters werd herbenoemd de heer M. Wadde van Roon en in de plaats vanJ.J. A. Risseeuw, die wegens hoogen leeftijd en geschokte gezondheid niet meer in aanmerking wenschte te ko men, werd benoemd de heer Iz. Contant. Groede. Onder deze g deze meente langs den straatwe: verli naar Schoondijke had Maandaj wat middag wederom een ernstiibedi ongeluk plaats. Een dame, ziiovei tende achter op een motor, kwait ovel door het breken van een de To veeren onder de duozitting na i achterover te vallen, waarbimak zij ernstige verwondingen be alle kwam aan hoofd en knie. wan Per auto is de dame welk doo buiten kennis was, vervoerd. diet den bre: Bij de gisterenavond alhie gehouden veiling van de gebou wen voor de Evang. Luth. Gem Groede werd kooper de Gem Groede voorde som van f 1010,*— Zaterdagmorgen geraakte'vH aan den torenweg alhier een] Belgisch motorrijder, door te; E groote draai, met zijn motor van den weg en kwam in de sloot [ej; terecht. Deerlijk verwond werd hij, na verzorgd te zijn, verder vervoerd. jee tan 5eI IJzendijke. Nabij Stropuit kwam Zaterdagnam. de heerS.,; opzichter te Breskens, bij het omdraaien eener hoek in botsing met de wielrijdster mej. H. Beide hadden signalen gegeven, doch deze werden blijkbaar niet ge- gehoord. De heer S. bekwam ernstige verwondingen aan het hoofd, en moest per rijtuig wor den vervoerd. Zijn achter op de motor zittend zoontje kwatn met den schrik vrij. Mej.H. bekwam enkele schrammen. GRENSVERKEER Retranchement. Van hier wordt gemeld, dat door bovengenoem de gemeente en het naburige Cadzand pogingen worden ge daan om ook alhier passen te bekomen voor grensverkeer van toeristen die Zeeuwsch-Vlaande- ren wenschen te bezoeken. De goede gelegenheid, de ver binding met de naburige bad plaatsen, zoomede den korsten verbinding zou dat aan een groote behoefte voldoen en de neiing- doenden der beide genoemde gemeenten zekerwel ten goede komen. Met leede oogen wordt aangezien zooals nu de toestan den zich voordoen. Ie pla lei Jri }ii >e Ie '>j iel Ie we in. >i< !f Hoogwatergetij Breskens. Vanaf 5 April Zomertijd. DAGEN. vm. nam Woensdag 21 Juli 6.01 6.25 Donderdag 22 6.52 7.16 Vrijdag 23 7.51 8.15 Eerste Kwartier Donderdag 22 Juli v m. 8.40. Arrond.-Rechtb. Middelburg. Naar het Huis van Bewaring te Middelburg is overgebracht A. Dh., kantoorbediende der posterijen te Oostburg, tegen wien door de Rechtbank rechts ingang met gevangenneming was bevolen ter zake van verduiste- ring van een aangeteekenden brief met 45000 francs. Hij was in Antwerpen gearresteerd. Zitting van 20 Juli. Veroordeeld wegens landlooperijE. D., 43 j., werkman, Oostburg, gedetineerd, 3 dagen hechtenis en 1 jaar R. W. I. dierenmishandelingA. d. B., 47 j., varkenskoopman te Sluis, tot l4 d. gev. straf. Iiig-ezoiideii. Mijnheer de Redacteur 1 Met beleefd verzoek een klein plaatsje in uw blad. J.l. Donderdag werd door mij een bankbiljet van 1000 ge vonden, hetwelk door een be diende van de Firma Weijkman en Schippers wa9 verloren Wan hopig liep de bediende met zijn chef een uur lang te zoeken, In

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 2