II ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Een oièelhi complex. Idi VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN t E. BOOM—BLIEK tl 29e Jaargang Woensdag 2 Juni 1920 Nummer 2525 Ontmaskerd- De Kolenvoorziening. Ramp in Engeland. BRESKENSCHE COURANT T, DN TE it Abonnementsprijs per drie maanden f 1. met 10 cent dispositiekosten. Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent Elke regel meer 12 cent. Bij abonnement lager tarief Drukker-Uitgever TNof020in BRESKENS p°7s$4ro Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Tijdelijk verhoogd met 20 pCt. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur C( ,2( 50 15 20 Naar aanleiding van de plot selinge weigering van tie Belgi sche regeering om de tractaten ter herziening van die^van 1839 te teekenen, deelt de N. R. Crt. hiervan het volgende mede De plotselinge weigeiing der Belgische regeering die tractaten te teekenen, eischt meer ophel dering, dan er tot nu toe over verspreid is, om er de portee van te kunnen begrijpen. De Belgische regeering ver schuilt zich ter verdediging van haar besluit achter de Wielin- ger kwestie. Maar hierin kan toch nauwelijks de oorzaak ge vonden worden voor de folte- face der Belgische regeering. Deze kwestie immers is heden niet voor het eerst op het tapijt gekomen. Zij was reeds her haaldelijk besproken, en er was in gemeen overleg eene rege- ling gevonden, waardoor de be slissing over de souvereiniteit van de Wielingen, waarop Bel- giü zoowel als Nederland aan spraak meenen te kunnen maken, werd verdaagd, terwijl België alle voordeden, die het politieke en het economische verdrag met Nederland aan dat land deel achtig deed worden, onmiddellijk zoude verkrijgen. Op het laat ste oogenblik gooit nu België alles wat binnen zijn bereikt lag overboord, om eene nevenkwes tie, wier beteekenis, hoe men haar ook beschouwt, niet in de schaduw kan staan van de car- dinale punten, welke in de ge reedliggende ontwerp-tractaten tot oplossing waren gebracht. Er moet iets anders achter de onverwachte frontverandering der Belgische regeering zitten, dan tot nu toe aan het licht is gekomen, maar welke geheime drijfveer aan het werk geweest is, zal voorloopig nog wel in het duister blijven. Wat de Wielinger kwestie zelve aangaat, daarover valt op het oogenblik voor ons moei lijk een oordeel te vellen. Van 10) Dit was het oordeel van den geneesheer. Er moest spoedig voor een verpleegster gezorgd worden, want alleen door zeer goede oppassing zou men den ouden molenaar nog kunnen redden. Hij zelf zou er naar omzien. Het is te begrijpen dat deze op een dorp niet zoo gemakke lijk te vinden was. Na lang zoeken en aanhouden wilde zich de dochter van een schrijver, een meisje van ongeveer twintig jaar er mede belasten. Spoedig was deze dan ook yaan het ziekbed. Doch hoe vatte zij hare taak op Zij zat in onverschillige houding bij den zieke. Wat had zij ook voor den ouden molenaar over Zij had alleen de taak op zich ge actueel belang is zij niet. Wie over de Wielingen souverein is Nederland of België, doet in tijden van vrede weinig ter zake, en tijden van oorlog zijn, mogen wij aannemen, in dit gedeelte van Europa toch in de eerste decenniën niet te verwachten. Mochten er nogmaals zulke aan breken, dan zullen zij geheel an dere politieke verhoudingen en combinaties doen zien, dan er in den jongsten oorlog geweest zijn, zoodat op het oogenblik niet te voorspellen valt, welk van de beide landen, België of Nederland, het meeste belang bij de souvereiniteit hebben. De Wielinger kwestie scheen daar om bij uitstek geschikt, gelijk in het aanvankelijk voornemen der Belgische en Nederlandsche regeering lag, hangende te blijven om, zoo men het er niet onder ling over eens kon worden, aan eene onpartijdige en be- langlooze instantie ter beslis sing te worden voorgelegd. Het geldt hier per slot van rekening eene zuiver volkenrechtelijke kwestie, die sine ira et studio kan worden uitgemaakt. Men kan niet ontkennen, dat de Belgische regeering vóórhaar standpunt stevige argumenten te voorschijn gebracht heeft. Men moet evenwel aannemen, dat onze regeering, welke bij de onderhandelingen aan de Bel gische wenschen steeds zoover mogelijk is tegemoet gekomen zóó ver, dat men er hier te lande wel eens verbaasd over is geweest ook argumenten kan aanvoeren, die niet van gewicht zijn ontbloot, dat zij zoo stijf op haar stuk is blijven staan over de aangelegenheid, die, oppervlakkig geoordeeld, voor ons niet van vitaal belang schijnt Het is te hopen, dat onze rgee- ring, de gelegenheid, die haar door de vragen van Mr. Troel stra geopend is, te baat zal nemen, om ons ook eens wat meer van haar opvatting om trent de Wielinger kwestie zelve te doen weten, dan nu daarvan bekend is. Tot zoolang schorten wij ons oordeel erover op. nomen omdat zij dacht goed betaald te worden. Reeds had zij drie dagen aan het ziekbed doorgebracht, doch alles, behalve haar plicht gedaan. Op haar niet onaangenaam uiter lijk lag een ontevredene blik, Lucie Enders was de dochter van niet geheel onbemiddelde menschen, zij had eene zeer goede opvoeding genoten en zelfs examen als onderwijzeres afgelegd, doch wilde eene der gelijke betrekking niet aanvaar den. Zij wilde vrij zijn 1 Van hare jeugd af, had zij niets an ders gekend dan mooie kleeren en weinig doen. Haar streven was altijd geweest boven anderen uit te blinken. Steeds was haar droom een rijk heer met grooten titel te kunnen huwen. Zij had zich dan ook door een kleinzoon van graaf Rheinsburg het hoofd op hol laten brengen. Deze jonge graaf was luitenant in het Garde Wat de directe gevolgen van het besluit der Belgische regee ring aangaat, deze lijken voors hands voor België nadeeliger, dan voor ons. Wij hebben reeds vroeger herhaaldelijk te kennen gegeven, dat ons de tot stand koming van de tractaten tamelijk onverschillig kan laten. De poli tieke tractaten brengen in Neder lands internationale positie geen verandering hoegenaamd. Deze hebben voor ons land slechts een bijkomstig belang, inzooverre zij, België van de voogdij der mo gendheden formeel en officieel vrijmakend, ook ons de gelegen heid zouden verschaffen, onze zaken met België te regelen zonder eenige inmenging van de Belgische voogden. Het is altijd aangenamer te overleggen met een land, dat geheel zelf standig kan handelen en beslissen naar eig- n inzicht, dan met een dat bij voortduring de inmenging van derden te vreezen heeft, in ieder geval niet die volkomen vrijheid bezit, die in sommige omstandigheden gewenscht kan zijn. Met name een buurstaat, met welken men ieder oogenblik in betrekking komt, zou men ten volle onafhankelijk, en vrij van de verplichting om anderen naar de oogen te zien of hun oordeel of goedkeuring vragen, te wen schen. Maar per slot van reke ning is het Belgisch belang, om geheel op eigen beenen te staan en op eigen verantwoording te kunnen beslissen, toch oneindig grooter, dan het onze. In zoo verre kan men verwonderd zijn, dat de Belgische regeering zich dit voorstel te elfder ure laat ontglippen w ij zullen er niet lang over rouwen. Het economisch tractaat biedt ons land geen voordeel. Ons belang bij het complex der trac taten is, op eene zeer kleine uitzondering na, beperkt tot de bovengeschetste vrijmaking van België in de politieke tractaten. Er zijn in Belgie enkele stemmen opgegaan, om de politieke trac taten van het oeconomische tl ac- taat af te scheiden, en alleen het laatste tot stand te brengen. regiment der hoofdstad en kwam van tijd tot tijd eenige dagen op het slot doorbrengen. Spoe dig ontwaarde Lucie Enders echter, dat hij den spot met haar dreef en geene liefde voor haar gevoelde, hoewel hij haar zulks steeds bevestigde. Na eenigen tijd had de jonge luitenant haar dan ook niet de minste aandacht meer geschon ken. Hierover koesterde zij eene geheime wraakzucht tegen den luitenant en hoopte altijd zich een maal op hem te kunnen wreken. Lucie Enders riep, als zij aan hem dacht, Wraak wraak De oogen van het jonge meisje blikten door het vertrek als zocht zij iets. De omgeving van de vervallen molen interesseerde haar weinig, doch zij wist dat de oude molenaar rijk, buiten gewoon rijk wasZij had ook iets over het proces gehoord, dat hij tegen de grafelijke fa milie gevoerd had, en welke Dit zou natuurlijk voor ons land onaannemelijk zijn. Het éénige tegenwicht, hoe betrekkelijk ge ring ook, dat ons tegenover de concessies, die wij in het oeco- nomisch tractaat aan Belgie doen, wordt gegeven, ligt juist in de politieke tractaten verscholen, waardoor voor den vervolge België de vrijheid erlangen zal, die het behoeft, om op den duur eene aangename tegenpartij bij oeconomische zoowel als politieke onderhandelingen te kunnen zijn. Werd aan Nederland dit voor deel, dat voortvloeit uit het complex der tractaten, die als een geheel zijn gedacht, ont houden, bleef België, door het niet tot stand komen van de po litieke tractaten, in eene half slachtige internationale positie, die aan dit land de gelegenheid of den plicht zou opleggen, op elk ongelegen oogenblik in de aangelegenheden, die slechts Nederland en België feite'ijk aangaan, andere mogendheden te betrekken, dan zou aan ons land de totstandkoming van het economisch tractaat volstrekt niets meer bieden, wat de moeite van een handteekening waard was. Indien dus de plotseling, te gen de aanvankelijke afspraak in, opgeworpen Wielinger ver sperring tot de onderteekening van de tractaten, een handig heidje zou zijn, om tot de totstand koming alleen van het econo mische tractaat te geraken, dan moge men aan de andere zijde van de grens zich er rekenschap van geven, dat op zulk een toe leg onzerzijds een non possumus zal moeten volgen. De politieke tractaten en de economische overeenkomst vormen voor ons een complex, dat ondeelbaar is. In tegenspraak met loopende geruchten, dat vermoedelijk het volgende jaar tot inperking der Rijkskolendistributie zal kunnen worden overgegaan, weet het plannen hij had, betreffende de kleindochter van den molenaar. Zij dacht aan die kleindochter, die eenmaal de erfgename moest worden van den ouden man, die daar hulpeloos lag, dan weer dacht zij aan Egon van Rheins burg en hare oogen fonkelden als die eener tijgerin. In haar brein rijpte een plan, dat zij moest zoeken ten uitvoer te brengen. Misschien kon zij dan hare wraak volvoeren Hare oogen gloeiden op dat oogenblik van wraak. Zij zag naar den zieke, die onbewegelijk daar lag, en wiens oogen strak op de kast gericht waren, zoo dat ook Lucie hare opmerkzaam heid daaraan schonk. In het huis heerschte een vol komen stilte, alleen het kloppen van het waterrad en het ruischen van den waterval, hoorde men door het venster. Niemand als de zieke molenaar en de ver pleegster waren aanwezig. Alle Ned. Corr. Bureau uit de beste bron te melden, dat dit, gezien den kolennood van de verschil lende landen, zeer onwaarschijn lijk is en dat de kolenvoorzie ning nog geruimen tijd een voorwerp van zorg der Regee ring zal moeten blijven uitmaken. Voorzoover in bedoeld gerucht op eventueele afschaffing der Rijksbemoeiïng met de huisbrand voorziening mocht gedoeld zijn, kan worden medegedeeld dat daarvan geen sprake kan zijn, zoolang de prijs van de fabrieks- kolen nog hooger is dan die, waarvoor de huisbrandkolen wor den verstrekt. Mocht dit prijsverschil verdwij nen, dan zou de bemoeiing der Regeering zich tot de zorg voor voldoenden aanvoer van kolen kunnen beperken en zou het pu bliek vrij kunnen worden gela ten in het koopen van de be- noodigde hoeveelheden, zondsr dat gevaar bestond dat deze aankoopen met speculatieve doel einden geschieden. Intusschen wijst voorshands niets erop, dat het bedoelde prijsverschil binnen atzienbaren tijd tot het verle- dene zal behooren. Aan door van de zijde van de industrie kenbaar gemaakten wensch, den prijs van den huisbrand en de industriekolen te egaliseeren, kan de Regeering niet voldoen. Zij blijft zich op het standpunt stel len dat de kolen van de Lim- burgsche mijnen, die thans aan de huisbrandverbruikers tegen kostprijs geleverd worden, in de eerste plaats moeten dienen voor verwarming. Een noodlottige overstrooming, veroorzaakt door een waterhoos of wolkbreuk teisterde Zaterdag de stad Louth in het Engelsche graafschap Lincoln. De water massa viel over een afstand van zeven of acht kilometer van de stad af, alwaar niemand er iets van bemerkte voordat de rivier te Louth des middags tegen half vijf snel begon te wassen en in knechten en meiden waren in 't veld bezig, ook was het of de zieke op dat oogenblik in een diepen slaap verzonken was. Hiervan gebruik makende ging Lucie naar de oude kast en opende deze. Geheel bovenop lagen de do cumenten en akten, die Gerda Steffen, zoo noemde men haar, als gravin von Rheinsburg er kenden. Lucie stiet ze achteloos ter zijde, want iets anders zochten hare begeerige oogen. Het waren de schuldbrieven der grafelijke familie, die de oude molenaar onder zijn bezit had. Zij wist van haar vader, welke waarde deze schuldbekentenissen hadden. Deze zich toeëigenen was haar plan Zou het gelukken Zou zij niet gestoord worden Met koortsachtigen ijver, doorwoelde zij de papieren. Eindelijk, daar waren ze 1 (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 1