ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEBEN
Herschijnt woensdags en zaterdags in alle plaatsen van zeeuwsch-vlaanderen
e. boom—bliek
BRESKENS
29e Jaargang
Zaterdag 29 Mei 1920
Nummer 2524
Wekelijks Overzicht
Ontmaskerd,
President Deschanel
aan den dood ontsnapt.
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden -f 1.—
met 10 cent dispositiekosten.
Advertentieprijs van 1 5 regels 60 cent
Elke regel meer 12 cent. Bij abonnement lager tarief
Telefoon
No. 21
Drukker-Uitgever
Postgiro
17704
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Tijdelijk verhoogd met 20 pCt.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
Het is nog altijd een voor
beeld, al is het bijna tweedui
zend jaar geleden, dat het ge
steld werd. Wij kijken er nog
naar en wij luisteren. Doen we
er ook naar „Gaat gij henen
en doet des gelijks." liet lijkt
toch zoo moeilijk niet. Wie het
eens met zijn hart gedaan heeft,
weet, dat het een zoete voldoe
ning geeft, die alle moeite en
opoffering rijkelijk beloont. En
toch De priester en de Le
viet gingen voorbij. Maar de
Samaritaan knielde bij den ge
wonde neder. Het is het hart,
dat het hem doet. „De barm
hartige" noemen -we hem ook.
Dat is het. Er staat ergens
„met innerlijke ontferming be
wogen." Die ontferming moet
de beweegreden zijn, moet tot
de daad drijven met onweer
staanbare kracht. Dan alleen
smaakt men de waarlijk zoete
voldoening, die alle hulpverlee
ning schenkt. Maar dan juist
heeft die voldoening en de ge
dachte eraan, niet noodig. Het
is de onweerstaanbare kracht,
waaraan men gehoorzamen moet
op straffe van zich onvoldaan
en ongelukkig te voelen. De in-
i nerlijke ontferming kan ook het
gebod ontberen, zoo goed als
de belooning. Maar die ontfer
ming is het ten slotte, waarop
het gebod een beroep doet.
„Gaat gij henen en doet desge
lijks".
Het waren heilige lippen, die
eenmaal dit gebod uitspi aken.
Er zijn anderen geweest, die het
herhaald hebben al de tweedui
zend jaren lang. Want altijd
opnieuw heeft de wereld be
hoefte gehad aan de barmhar
tigheid van den Samaritaan.
Aan zijn daad niet alleen, maar
aan de barmhartigheid ook, die
tot die daad drijft. Die behoefte
is er nu meer dan ooit, wordt
nog bijkans dagelijks sterker.
En met die behoefte wordt ook
het beroep dringender en zwelt
aan tot een kreet van mede-
9)
Ik bevond mij in de reddings
boot, die de vrouwen en kinderen
het eerst van 't schip wegbracht.
Uwen vader toen wist ik
immers niet wie of hij was,
stond nog op het schip, ik zag
hoe hij de flesch met het briefje
erin en voor zijne familie bestemd,
in zee wierp. De golven dreven
de flesch de reddingsboot na. Ik
buigde mij zoover mogelijk uit
de boot, waarbij ik nog bijna
oorzaak was dat hij omsloeg,
vatte echter de flesch, ik was
nog te jong om te begrijpen in
welk groot gevaar wij allen
verkeerden, en ook veel later
eerst kreeg ik een begrip van
"den zin der flesch, tot welk doel
deze in zee geworpen was.
Uw vader, ging die ook met
het schip onder, vroeg Gerda.
Mijn vaderHij sprak met
doogen en om mededoogen, tot
een al luider herhaald gebed
om hulp. Als het zware, angstige
gelui van een noodklok is het,
die aldoor en al angstiger luidt
over ons land en over anderen
Dreigend wordt het en beangsti
gend. Daar ginds zijn menschen,
millioenen menschen in doods
nood. Maar, als bij een prairie-
brand of een watervloed, het
gevaar waarvoor zij de hulp
inroepen, gaat straks ook ons
bedreigen. De noodklok luidt
ter waarschuwing ook. Wat zul
len we dan doen De kreet om
mededoogen wordt een kreet om
behoud van het menschelijk ge
slacht. En het is niet enkel onze
ontferming meer, het is ons diep
ste levensinstinct, waarop een
beroep wordt gedaan. Wat zul-
we doen
Hoort ge niet het beangsti
gend gelui, dat als een storm
aanzwelt, in zware toonen uit-
dreunen over ons land Het
gevaar is dichtbij. Mannen en
vrouwen uit ons land, van allerlei
stand en richting, roepen u op.
Ze wijzen u op den schrijnenden
nood, den honger en de ellende
van millioenen naast onze deur,
in Duitschland en Midden-Eu
ropa en stellen opnieuw het
voorbeeld van den barmhartigen
Samaritaan, het oude gebod
herhalend „gaat gij henen en
doet desgelijks". Maar het aan
zwellend dreunen van de nood
klok doet hunne woorden verloi en
gaan in den storm van geluid.
Niet enkel Duitschland. Europa
is in gevaar.
Een mensch niet alleen, ook
een volk, ook een menschheid
went aan gevaar. Bijna vijf jaar
lang hebben we er mee gespeeld.
En door het resultaat van het
spel staan we nauwelijks meer
verrast. Tcch is't de moeite wel.
Engeland, Frankrijk, Duitsch
land en Oostenrijk-Hongarije
hebben gezamenlijk 17,1 millioen
menschen verloren. Dat is niet
omdat er zooveel sneuvelden.
Hun aantal bedraagt slechts 5,7
millioen. Maar door verhoogde
mortaliteit en achteruitgang der
eenigen weemoed dat woord uit.
Wij meenden, mijne moeder en
ik, dat hij in de golven om
gekomen wag. Op de lijst der
dooden kwam hij niet voor. Ech
ter hoorden wij nooit weer iets
van hem. Wij hadden alleen
het naakte leven gered. Voor
mijne moeder begon toen daar
over de zee, een Engelsch
schip had ons opgenomen en
terug naar New-York gebracht,
een leven vol bitterheid en
ellende.
Toen ik 10 jaar oud was,
moest ik reeds als slotenmakers
leerling op eene fabriek, door
vlijt en oppassendheid wist ik
het spoedig zoover te brengen,
dat wij ons het hoogst noodige
konden verschaffen. Mijn tijd
gaat echter voorbij, ik beloof u,
wij zullen elkander wederzien.
Ik ga nu naar Bremen en verder
weder, per schip naar New-York,
om eenige dringende zaken te
regelen. Later, later zal ik tot
u terugkeeren, als tenminste
geboorten. En ondanks deze
verliezen blijven ze doorvechten
in Polen en Rusland en Perzië
en Klein Azië en Ierland. Het
ergste daarvan is nog niet eens,
dat er nieuwe menschenlevens
verloren gaanmaar dat de
wereld en de uitgeputte mensch
heid nog aldoor niet tot de rust
kunnen komen, die ze in de
allereerste plaats behoeven.
Het lijkt soms wel, of we van
die rust aldoor nog verder af
raken. Hier in Europa kan er
misschien aan dat oorlogen nog
gauw een eind komen, voorloo-
pig althans. De Polen raken
leelijk in de Russische knel. En
omdat ze de grootste ontruststo
kers zijn van het oogenblik, kan
dat onze rust ten goede komen.
Tsjecho-Slowakije heeft om de
gebeurtenissen in Teschen de
diplomatsche betrekkingen al met
hen afgebroken. En wanneer nu
de bolsjewistische successen blij
ven aanhouden, zal hun krijgs-
lust allicht wat bekoelen.
De Hongaren accepteeren, zij
het noodgedwongen, het vredes
verdrag, dat de Entente hun op
legt en zullen dus voorloopig ook
de rust nog wel niet verstoren.
En in Frankrijk -zijn de mislukte
stakingen aan een eind. Maar
de bolsjewiki hebben Perzië in
opstand gebracht tegen de En-
gelsche overheersching en trach
ten het nu met Perzen en Turken
gezamenlijk aan te leggen. De
Ieren blijven politiekazernes in
brand steken en zullen het nu
ongetwijfeld de blokhuizen gaan
doen, die Engeland wil aan-
leggen. En de Engelsche arbei
ders kiezen tegen de Poolsche
politiek hunner regeering partij
en zullen weigeren ammunitie
voor Polen te verschepen. Van
die kanten hebben we dus voor
loopig geen bevordering van de
lang gewenschte rust te wachten.
De President van de Fransche
Republiek, Deschanel, is Zon-
eene toekomstige gravin van
Rheinsburg den eenvoudigen
machinebouwer wil ontvangen.
Hij vertrok.
Gerda ging mijmerend de
oude molen binnen. Op hare
slaapkamer gekomen, kon zij
echter den slaap niet vatten,
steeds was het de grootste angst,
die haar hart beving, want spoe
dig toch moest zij de plek, die
haar zoo dierbaar was, verlaten,
om bij lieden te gaan, die zij
nooit of nimmer zou kunnen
liefhebben, die zij geheel en al
verafschuwde. Hoe zou zij be
scherming of redding vinden
Uren en uren achtereen brak zij
daarmede haar hoofd, doch niets
gaf uitkomst. Toen kwam de
gedachte bij haar op te vluch
ten, zulks scheen haar een betere
toekomst toe, dan op het grafe
lijk slot te moeten gaan Teven.
Liever in eene betrekking, dan
als slotjufler haar leven te moe
ten doorbrengen bij menschen,
die haar geen goed hart toe
dagavond ternauwernood aan
den dood ontsnapt. Hij begaf
zich met den trein van Parijs
naar Montbrison Reeds had hij
eenigen tijd gerust, toen hij zich
omstreeks 11 uur ongesteld ge
voelde tengevolge van de warmte
en zijn kamerdienaar schelde.
Deze was blijkbaar ingeslapen
en kwam niet. De president
stond vervolgens op, om het
raam van de coupé te openen.
Daar dit zeer moeilijk openging,
leunde hij er met kracht tegen
aan. Het raam schijnt toen
plotseling opengegaan te zijn,
waarop de president zijn even
wicht verloor en uit den trein viel.
Het persoi eel schijnt het on
geval niet gemerkt te hebben,
en de trein ging door. Niet
tegenstaande zijn val, verloor
Deschanel zijn bewustzijn niet.
Na zich van den spoorweg te
hebben verwijderd, liep hij on
geveer twee kilometer in het
duister voort. Toen kwam hij
een spoorwegbeambte tegen en
vertelde dezen, wat hem over
komen was. De arbeider hielp
hem den naasten wachtpost be
reiken. Plier bestelde men per
telefoon een automobiel, die
Deschanel naar Montargis bracht,
waar hem de eerste geneeskun
dige hulp werd verleend.
De „Matin" deelt mede, dat
Deschanel, toen hij door het
coupé-raam naar buiten viel, in
wit nachtpak gekleed was.
Gelukkig droeg hij tevens
pantolfeU, zoodat hij a'thans de
nachtelijke wandeling langs-den
spoordijk niet op bloote voeten
heeft behoeven te doen. Verder
vertelt het blad, dat de spoor
wegwachters, die Deschanel ten
slotte ontmoette en aan wie hij
zich bekend maakte, hardnekkig
weigerden te gelooven, dat hij
de president van de Republiek
was. Ook de vrouw van den
wachter, dicht bij het station
Lorcy, kon het niet gelooven.
Zij heeft den president, die bij
den val zijn handen en zijn
linkerbeen ontveld had, liefderijk
verpleegd, maar zij zeide het
uit den grond van haar hart
dragen. Snel kleedde zij zich
aan, pakte het hoogst noodige
samen en verliet de kamer.
Reeds was zij aan de tuin
deur, die ook toegang tot het
bosch verschafte, doch neen,
weggaan zonder haar grootvader
nog eenmaal te zien en hem te
omhelzen kon zij niet. Zij sloop
de trap nogmaals op, opende de
deur der kamer van haar groot
vader en drukte hem een kus op
zijn voorhoofd. Gerda bemerkte
in hare overspanning niet hoe
koud zijn voorhoofd, hoe rogge-
lend zijn keel, hoe stram de
hand van den ouden man was.
Ijlings verliet zij het vertrek,
sloop de trap af, als was zij
bang gehoord en teruggehouden
te worden, opende de deur en
liep het bosch in.
V.
Toen de dienstmeid des mor
gens den ouden molenaar het
ontbijt bracht, vond zij hem stijf,
met strakken blik, geheel onbe-
tegen Deschanel Neen, op den
president van de Republiek, daar
lijkt u niets op 1
Het heeft, volgens de „Matin"
ook heel lang geduurd, namelijk
den geheelen nacht, vóór de
onder-prefect van Montargis in
de baanwachters-woning ver
scheen, waar Deschanel naar bed
was gegaan. De telefonische
verbinding had geweldig lang
laten wachten, en zoo was het
half zeven toen de onder-prefect
aangetuft kwam. Gelukkig her
kende hij den President terstond.
De wisselwachters en de vrouw,
die Deschanel niet op zijn woord
hadden willen gelooven, stamel
den hun excuses en een hunner
zeide noger zijn ook zooveel
bedriegers op de wereld 1 Een
half uur later was de president
in het huis van den onder-prefect
te Montargis.
Over het wedervaren na zijn
val uit den trein geeft het blad
het volgende relaas
In zijn pyama en op pantof
fels ontmoette hij een wegwer
ker, die naar huis ging na de
lijn te hebben geïnspecteerd in
verband met het voorbijrijden
van den trein van den president.
„Wat doe je daar op de spoor
baan riep de cheminot hem toe.
Vriend, antwoordde de heer
Paul Deschanel, ik ben de pre
sident der republiek.
De ander barstte in lachen uit
en zei ironisch, terwijl hij den
president zijn lantaarn voor het
gelaat hield
Zóó, in nachtgewaad en wan
delend op de spoorbaan, op het
platteland, te Lorcy 1
Te Lorcy
Ja, op 1 i K.M. van Montargis.
Maar hoe laat is het dan
Tien minuten over twaalven.
Dat komt uitIk ben gister
avond met een specialen trein
uit Parijs vertrokken en uit mijn
wagon gevallen.
En hebt u niets gebroken
Neen, alleen een paar kneu
zingen. Ga met me mee naar
het dichtstbijzijnde station, dan
kan ik laten telefoneeren. Ik
weeglijk op het bed liggen.
Met roggelende stem sprak
hij na eenige oogenblikken het
woord Gerda uit, meer echter
was niet te verstaan. De meid
spoedde zich zoo snel hare voe
ten dit konden naar de kamer
van Gerda, om deze te roepen,
doch vond haar niet. Haar roe
pen werd niet beantwoord. Ger
da was weg 1
De meid stuurde terstond een
dienstknecht naar den genees
heer in het dorp en gaf met een
de boodschap mede dat deze
eene verpleegster zou aanwijzen
daar zij zich daar onmogelijk
mee kon belasten.
De geneesheer kwam en con
stateerde beroerte. Hij schreef
zulks toe aan de overspanning.
Door massage zou hij misschien
de verlamde hand en beenen
weder bruikbaar maken, of hij
echter ooit de spraak zou terug
krijgen betwijfelde hij ten zeerste.
(Wordt vervolgd.)