ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Nummer 2516
29e Jaargang
iie Kolenvoorziening en
en verkorten arbeidstijd.
Ontmaskerd
Woensdag 28 April 1920
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.—
met 10 cent dispositiekosten.
Advertentieprijs van 1 5 regels 50 cent
Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Vraagt condities.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
eri ander per dienst ten minste
één uur, veelal zelf nog langer,
is gemoeid, bedraagt tegenwoor
dig de effectieve werktijd per et
maal van Maandag tot en met
Vrijdag stellig niet meer dan
zeven en op Zaterdag niet meer
dan vijf uur, of in het totaal 40
uren per week.
Indien inderdaad de verblijf
tijd op zeven uren per etmaal
bepaald moet worden, hetgeen
wel de bedoeling van den Ne
derlandschen mijnwerkersbond
c.s. zal zijn, beteekent dit, dat
de tegenwoordige 8 uur ver
blijftijd op Maandag tot en met
Vrijdag met één uur zou moeten
worden verkort, hetgeen den
effectieven werktijd zou ver
minderen met 5 uren per week
of percentsgewijze berekend, met
12.5
Het behoeft geen betoog, dat
deze verkorting van den werk
tijd een aanzienlijke verminde
ring van de kolendelving tot
gevolg zou hebben. De totale
delving der Limburgsche mijnen
op 3'/2 millioen tonnen per jaar
stellend, zou op een achteruitgang
in de productie van pl.m. 440.000
tonnen per jaar gerekend
moeten worden. Ook de invoe
ring van den verkorten verblijf
tijd op Zaterdag sedert 1 Febr.
j.l. verminderde de productie
op die dagen circa 25°/0.
Hierbij komt, dat de delfkos-
ten tengevolge dezer productie
vermindering natuurlijk belang
rijk zouden stijgen. De vaste
lasten, welke op het mijnbedrijf
drukken, blijven dezelfde, ter
wijl de loonen uitteraard zoodanig
verhoogd zouden moeten wor
den, dat de arbeiders geen
geldelijke nadeelen van de ver
korting van den werktijd onder
vinden. Het is duidelijk, dat de
kolenprijzen hierdoor in niet
geringe mate beïnvloed zouden
worden.
Wanneer wij nu nog even
zien, hoe de ondergrondsche
werktijd in de belangrijkste
kolen-produceerende landen van
West-Europa is geregeld, dan
zal ook daaruit bij vergelijking
blijken, dat op dit stuk de po
sitie van den Nederlandschen
mijnwerker geenszins onvoldoen
de mag worden geacht en de
actie voor invoering van den
7-urendag hier te lande weinig
oppertuun kan worden genoemd.
In de mijnen van Groot Ilrit-
tanië bedraagt de ondergrond
sche verblijftijd volgens de Coal
Mines Act zeven uur per etmaal,
gerekend volgens het tijdstip,
waarop de laatste arbeider eener
ploeg afdaalt, en de eerste ar
beider opstijgt. Voorts zal, wan
neer na het einde van dit jaar
is gebleken, dat „the oconomic
position of the coal industry"
verdere verkorting van het aan
tal werkuren toelaat, de verblijf
tijd met ingang van 13 Juli 1921
tot zes uren verminderd worden.
Men houde hierbij in het oog,
dat in den Engelschen verblijf
tijd niet, in den Nederlandschen
echter wel is begrepen het af
dalen der ploeg. Om den En-
gelschen verblijftijd te vergelij
ken met den Nederlandschen,
moet men daaraan dus toevoegen
den tijd, benoodigd voor het
neerlaten der ploeg, waarmede,
al naar gelang van haar sterkte,
40 a 45 tot 60 a 70 minuten
gemoeid zijn
Ingevolge Kon. besluit van
18 April 1919, is in België de
ondergrondsche verblijftijd, wel
ke op 9 uren per etmaal was
bepaald, met ingang van 1 Dec.
j.l. tot 8 uren verminderd. De
verblijftijd wordt gerekend van
het begin van het neerlaten tot
het begin van het ophalen der
ploeg, welke regeling overeen
komt met de in Nederland gel
dende.
In Frankrijk bedraagt de
ondergrondsche verblijftijd 8 uren
per etmaal, gerekend van het
begin van het neerlaten tot het
einde van het ophalen der ploeg.
In den Franschen verblijftijd
is wel, in den Nederlandschen
niet inbegrepen het ophalen der
ploeg.
Voor het Rhurdistrict is ein
delijk, de ondergrondsche ver
blijfplaats bepaald op 7 uren
per etmaal. In aanmerking dient
echter te worden genomen, dat
nader is overeengekomen, dat
van 23 Februari j.l. af, wekelijks
twee bij den normalen dienst
aansluitende overdiensten, elk
van 3', 2 uur, verricht zullen wor
den. In den verblijftijd is de
duur van het neerlaten en op
halen van den individueelen ar
beider begrepen. Behoudens het
hieruit voortvloeiende verschil
van ten hoogste enkele minuten,
komt deze regeling overeen met
de in Nederland geldende.
Nederland gedenkt zijn
slachtoffers der
Marine.
Het Comité tot oprichting van
etn monument, gewijd aan de
nagedachtenis van de mannen
onzer vloot, die in dienst van
het Vaderland als slachtoffers van
hun plicht zijn omgekomen bij
rampen, die Hr. Ms. Zeemacht
gedurende de oorlogsjaren heb
ben getroffen, mag zich in de
hooge eer verheugen, dat onze
geëerbiedigde Koninginne, als
„Beschermvrouwe" dit streven
wil steunen.
Gedurende de mobilisatie zijn
slachtoffers gevallen bij de vol
gende rampen
Het springen van een aange
spoelde mijn op West-Kapelsche
zeedijk bij het demonteeren.
Mijnongeluk in de Wielingen
a/b Hr. Ms. „Triton" bij het
lichten van een oorlogsversper-
ring.
Het vergaan van een defen
siesloep op de Maasvlakte.
Torpedo-ontploffiing uit on
derzeeboot „O 5" te Vlissingen.
Ongeluk in mijnpistolen-berg-
plaats a/b Hr. Ms. „Triton".
Ketelontploffingen a/b Hr. Ms.
„Gelderland", torpedobooten
„G 14" en Hr. Ms. „Zeeslang".
Ongeluk machinekamer a/b
Hr. Ms. torpedojager „Lynx".
Ongeluk bij stormweer a/b
Hr. Ms. torpedobooten „G 12"
en „G 5" en Hr. Ms. Loodsboot
no. 12.
Het op een mijn loopen van
Hr. Ms. Mijnenveger „Frans
Naerebout", torpedoboot G 11
Uit Limburg wordt aan het
[andelsblad het volgende mede-
edeeld
Uit mededeelingen, door den
Jirecteur der Rijkskolenvoorzie-
ning, mr dr W. Frowein, aan
3en Nijverheidsraad gedaan, is
ivederom gebleken, dat hoewel
Be tegenwoordige kolenpositie
tan ons land op het oogenblik
bevredigend kan worden ge-
loemd, de situatie toch niet van
pien aard is, dat de toekomst
Lat betreft onze kolenvoorzie-
ting groote zekerheid oplevert.
Tengevolge vooral van allerlei
luitenlandsche invloeden blijft de
oekomstige kolenpositie hoogst
nzeker.
Het maakt in dit verband een
reinig aangenamen indruk, dat
iettemin van bepaalde zijde
oortdurend wordt geageerd tot
erdere en liefst onverwijlde
erkorting van den dagelijkschen
rerktijd der ondergrondsche ar-
eiders, werkzaam in de Lim-
urgsche mijnen.
Het Kamerlid De Jong heeft
et zijn bekende motie in de
'weede Kamer een mislukte
oging gedaan om voor de on-
er-grondsche mijnwerkers in
hering van den 7-urigen arbeids
leg te verkrijgen, en ook de
poderne Nederlandsche mijn-
erkersbond stuurt daar op aan.
en nieuwe actie werd nu weer
oor dezen bond opgezet, in
ereeniging met een drietal klei-
ïre vakbondjes in 't mijnbedrijf,
n einde de onlangs tot stand
ekomen regeling tusschen de
erkgevers in het Limburgsche
Knbedrijf en den Christelijken
ijnwerkersbond, vooral op het
mt van den arbeidstijd herzien
krijgen.
Het groote argument bij deze
tie is, dut er tal van bedrijven
jn, welke heel wat minder van
lichamelijke kracht der ar-
iders vormen dan het mijn-
drijf en waarbij het gevaren-
rcentage aanzienlijk geringer
in welke bedrijven slechts 8
De zon neeg ter kimme, na
i ganschen dag de aarde met
ar heerlijke stralen te hebben
toesterd.
De warme dag zou weldra
ats maken voor een heerlijke
Mdkoelte. In de vervallen
ning van den ouden molenaar
d een elegant gekleede jon-
dame binnen, en viel den
len molenaar liefkozend om
i hals uitroepende, Grootva-
lieve grootvader, nu heb ik
der een tehuis 1 Hoe aange-
im, hoe heerlijk, dat woord
mogen uitspreken tehuis
let vreugdevolle oogen zag
jonge meisje, hetwelk een
ot contrast vormde met den
t landelijken molenaar, de
ner rond.
uren per dag wordt gearbeid.
De ondergrondsche mijnwer
kers, zoo redeneert men, mogen
derhalve wel aanspraak maken
op den 7-urigen arbeidsdag.
Indertijd lijkt deze argumen
tatie, oppervlakkig bezien, on
redelijk in het midden gelaten
de vraag, of de algemeene in
voering van den 8-uren-dag bij
den huidigen ontwrichten econo-
mischen toestand, generlei beden
king biedt.
Of het thans echter het juist
gekozen moment zou zijn voor
het invoeren van een verkorten
arbeidsdag voor die categorie
mijnwerkers, welke het meest tot
de kolenproductie bijdraagt,
mag o.i ernstig worden betwij
feld. De totale productie der
Limburgsche mijnen was verle
den jaar reeds minder dan in
1918 (in 1919: 3.533.868 ton, in
1918: 3.548.447 ton) en het valt
te voorzien, dat bij verdere ver
korting van den werktijd de
productie nog meer zal terug
kopen.
Ingevolge art. 242, tweede
lid, van het mijnreglement 1906,
mogen de mijnwerkers niet lan
ger in de ondergrondsche wer
ken verblijven dan gedurende
8V2 uur. Als verblijf wordt ge
rekend de tijd, voorkopende
tusschen het begin van het neer
laten van den ploeg, tot het be
gin van het weder ophalen er
van.
Sedert 1 April 1919 bedraagt
deze verblijftijd bij alle Limb,
mijnen 8 uur, terwijl met in
gang van 1 Febr. 1.1., ten be
hoeve van de Zondagsrust, de
verblijftijd op Zaterdag tot 6
uur is verminderd. De totale ver
blijftijd der ondergrondsche ar
beiders bedraagt thans dus 46
uren per week.
De effectieve werktijd op de
„posten" is echter aanmerkelijk
korter dan de verblijftijd, wijl
in dezen laatsten begrepen is
de tijdruimte, benoodigd voor
het gaan van de mijnschacht naar
het werkpunt, bij het begin van
den dienst, en omgekeerd, bij
het einde ervan, alsmede de
schafttijden. Aangezien met een
Het vertrek bevatte alleen de
hoogst noodzakelijke huisraad
eener boerenwoning. De geheel
vervallen woning, waaraan eene
molen verbonden was, lag in 't
gebergte, waarlangs eene rots,
waartegen zij als het ware be
scherming zocht. Het water.dat
uit het gebergte stroomde, bracht
de molen in beweging.
De Robatchmolen noemde men
het oude gebouw en de bezitter
werd kortweg de Robatchmole-
naar genoemd. Deze molenaar
was ook eigenaar van alle lan
derijen ver in den omtrek en
bijgevolg schatrijk.
Ach, hoe heb ik verlangd, mij
verheugd over het wederzien.
Hoe g.-voelde ik mij steeds aan
getrokken, naar het eenzame
gebergte, naar de bloemen en
vogels, die ik in mijne jeugd
zoo gelukkig was des morgens
steeds van af mijne slaapkamer
te aanschouwen. Ook naar u
grootvader smachte ik, naar uw
Drukker-Uitgever
E. BOOM-BLIEK
Tt!o°2i BRESKENS
bijzijn, dat ik zoo lang heb moe
ten missen 1 Voor niets ter we
reld wil ik u meer verlaten 1
De oude molenaar kwamen de
tranen in de oogen Hij streek
met zijn ruwe hand over het
gerimpeld aangezicht en trad
aan het venster. Weemoedig
blikte hij naar het bosch. Zijn
hart kromp te samen. Hij dacht
aan het verleden, aan zijne doch
ter, die hem voor twintig jaren
verlaten had 1 Zij was, na een
tijdlang op kostschool te zijn,
tot hem gekomen met dezelfde
woorden tehuis 1 O, gelukkig
tehuis
Waar was die stem, wiens
klank hem nog steeds in het
geheugen lagWaar was die
dochter, die van hem weg ging
zonder weder te keeren Waar
waren die armen, die hem toen
maals ook omstrengelden, gelijk
nu zijne klein-dochter. Wegl
Misschien weg voor eeuwig 1
Grootvader, gij zijt zoo
droevig gestemd 1 Onder het uit
spreken van deze woorden legde
zij haar hoofd, waarvan het
blonde haar over de schouders
hing, tegen den ouden molenaar,
die nu met welgevallen op zijn
kleinkind nederzag. Hare oogen
blikten smeekend in de zijne, 't
was alsof zij wilden zeggen
Ben ik dan niets voor u Kan
ik de ledige plaats, die de be
treurde doode in uw hart achter
liet, niet innemen
De ruwe hand van den mole
naar ging liefkozend over de
blonde lokken van zijn kleinkind.
Dan zeide hij Mijn lieveling
Zoo lief hebt gij dan uw ouden
grootvader en dit oud vervallen
huis
Ja, grootvader, lief, onein
dig liefl Verlangend heb ik
steeds uitgezien naar het oogen
blik, dat ik hier mocht weder-
keeren.
De jonge gestalte leunde nog
altijd tegen den ouden man en
blikte droomerig door het ven
ster in het bosch, als zocht zij
daar iets.
Met zachte stem, naar welke
de molenaar met welgevallen
luisterde, als vernam hij daaruit
een ander geluid, dat voor altijd
voor hem had opgehouden, ging
zij voort:
Grootvader, Amerika is
mijne geboorteplaats, en mijne
moeder wenschte, dat ik daar
mijne opvoeding zou genieten.
Voor dat land gevoel ik echter
niets. Hier is mijn tehuis 1 Hier
gevoel ik mij op mijne plaats 1
Hier, waar ik in mijne jeugd
mocht verblijven, waar de schoon
ste herinneringen voor mij zijn,
de schoonste verwachtingen mij
ner kinderjaren verwezenlijkt
werden. Waar ik mocht leven
naast mijn lieven grootvader 1
Die tijd herinner ik mij als de
gelukkigste mijns levens 1
(Wordt vervolgd.)