ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
em.
EMILY.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
29e Jaargang
De Zuiderzee.
Woensdag 31 Maart 1920
Bij het roode leger
voor Wezel.
Nummer 2509
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.
met 10 cent dispositiekosten.
A d v e r t e n t i e p r ij s v a n 1 5 regels 50 cent
Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief
Abonnements-Advertentics zeer billijk tarief.
Vraagt condities.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
«gu». Uit hoofde van het
8^" Faaschfeest zal Dinsdag
as. geen nommer van ons blad
verschijnen.
DE UITGEVER.
Egoïsme, dat weten we, is een
algemeene, maar feitelijk ook
noodzakelijke eigenschap. Ilaar
natuurlijk gevolghet streven
naar bezitsvermeerdering is,
schoon minder noodzakelijk, vrij
wel even algemeen. En we heb
ben er ons dan ook niet al te
zeer over behoeven te verwon
deren, toen we in de laatste
oorlogsjaren, en daarna, zich dit
streven ook in de handelingen
der staten allerduidelijkst hebben
zien manifesteeren.
De begeerte naar uitbreiding
van invloed en uitbreiding van
grondgebied bleek de internati
onale politiek volledig te be-
heerschen. En wij in Nederland
hebben het van nabij ervaren,
dat ook aan de kleinen deze
landhonger niet vreemd is, die
op het goed van deti buurman
loert en zich ten koste van an
deren tracht te verrijken.
Temidden van deze talrijke
manifestaties van een verove-
ri.igslust als de oorlog heeft te
zien gegeven, hebben wij zelf
ons gereedgemaakt tot een an
dere uitbreiding van grondge
bied die niemand iets tracht af
en aan niemand schade doet
door de goedkeuring van het
ontwerp tot drooglegging van
de Zuiderzee ter bijvoeging van
een nieuwe provincie aan het
Koninkrijk der Nederlanden.
Er is over deze drooglegging
der Zuiderzee al heel wat te
doen geweest en er zijn tal van
plannen voor gemaakt.
In 1877 werd dan ook het
eerste wetsontwerp tot dergelij
ke drooglegging ingediend.
Maar men schrok toen en later
terug voor de enorme kosten.
Begeerig naar de winst die zij
in uitzicht stelde, vroeg men
24)
„En daaruit", zeide mevrouw
Knowle, toen ze haren man het
gesprek mededeelde, „weet ik
dat ze den dood nabij is".
Nog eenigen tijd spraken zij
met elkaar in hun eigen kamer
over dit onderwerpwant zij
waren uitgenoodigd om er den
geheelen dag en nacht door te
orengen en gingen toen naar de
zaal.'
Daar vonden ze, inderdaad
met een stervend gelaat, de ar
me Emily haar echtgenoot zat
naast haar, even kalm als altijd,
ou en dan zoo goed mogelijk
trachtende een gesprek te be
ginnen over het dagelijks nieuws
van Liverpool om haar zoodoende
bezig te houden gedurende den
'ijd dat hare gasten dineerden
Want zij kwam nu volstrekt niet
meer bij de gasten aan tafel.
zich in ernst af, of door het
slik uit den IJssel niet op veel
goedkoopere wijze de droog-
legging voor ons gedaan werd.
De ijssal toch werpt voortdurend
groote hoeveelheden slik in de
Zuiderzee, wel ongeveer 400.000
M* per jaar. Maar ofschoon
een respectabele hoeveelheid, is
zij voor de drooglegging van
een zee van geen beteekenis.
Door deze aanslibbing rijst de
bodem der Zuiderzee één tiende
millimeter. En in 10.000 jaar
zou dus de bodem één meter
gerezen zijn en we zouden
20.000 a 30.000 jaar op de droog
legging moeten wachten, wilde
we die op deze zeker goedkoo
pere wijze verkrijgen. Men heeft
dan ook eindelijk den eenig ze
keren weg gekozen. In 1918
heeft ile Kamer met algemeene
stemmen het ontwerp tot droog-
leggi ng, van oud-minister Lely,
aangenomen.
Ongetwijfeld heeft de oorlog
op deze eindelijke beslissing een
grooten invloed gehad. In de
eerste plaats heeft hij ons het
groote belang getoond van het
vermogen ons zelf te voeden en
daarmee de beteekenis van een
zoo belangrijke vermeerdering
van ons grondgebied met vrucht
baren cultuurgrond. Maar in de
tweede plaats heeft hij ons ook
een beetje over de millioenen-
vrees heengeholpen. Wij hebben
in den oorlog in millioenen ieeren
denken, zooals we het vroeger
in duizenden deden. Wat is nu
eigenlijk een uitgave van 300
millioen over 20 jaar verdeeld
De distributie alleen kostte 600
millioen per jaar. En toen een
maal die vrees overwonnen was,
was daarmee ook het groote
bezwaar opgeruimd tegen het
Zuiderzeeplan, waarvan ieder de
beteekenis begreep.
Maar de laatste stoot, die over
de bestaande bezwaren heen
hielp, kwam nog van de Zuider
zee zelf, die bii de overstroo
ming van 1916 ons nog eens
duidelijk het gevaar van haar
nabijheid deed voelen. Was
toentertijd ook de dijk bij Mui-
„Kom eens hier mevr. Knowle,
en vertel me nu eens of gij het
niet met mij eens zijt vrouwen
begrijpen elkander. Ik heb zoo
even mijn vrouw medegedeeld
hoe dwaas dat jongmensch ge
handeld heeft, uw vriend
Stenhouse, bedoel ik door te
weigeren in onze zaak te wor
den opgenomen. Het zou even
jammer voor hem zijn, door een
domheid zulke vooruitzichten te
missen, als voor ons, om zulk
een bekwaam vennoot te moeten
ontbeeren. Daarom verzocht ik
mevrouw Bowerbank eens aan
zijne vrouw te schrijven over
die zaak. Zij heeft veel voor
die vrouw gedaan en kan daar
door meer meer invloed uit
oefenen".
„Liefdediensten eischen geen
verplichtingen", merkte Emily
haastig op. „Ik ken haar niet,
ik kan ook niet aan haar schrij
ven. Wat zou ik moeten zeggen?"
„O, dat is gemakkelijk op te
geven. Gij schrijft dat zulk een
Drukker-Uitgever
E. BOOM—BLIEK
Telefoon rrfcvpnc Postgiro
No. 21 B K t a IV t IN S mQ4
den bezweken, dan was de ramp
niet te overzien geweest en had
zelfs de Haarlemmermeer gevaar
geloopen. Dit maakte ock onze
volksvertegenwoordigers bereid
williger.
De Zuiderzee had door haar
plotselinge grillen haar eigen
doodvonnis geteekend. Het is
dit doodvonnis, dat we thans
begonnen zijn te voltrekken.
Dezer dagen zijn de eerste
groote baggermachines opgesteld
en is daarmee het groote werk
aangevangen, dat een 20 jaar
duren zal. De tenuitvoerlegging
zal de kaart van ons land geheel
en ingrijpend wijzigen en op ons
nationaal en oeconomisch leven
natuurlijk een grooten invloed
oefenen.
De Zuiderzeevisscherij zal een
eind nemen. Maar het verlies
van haar opbrengst, die twee tot
drie millioen per jaar bedraagt,
is van geen beteekenis tegenover
de aanwinst van een nieuwe
provincie vruchtbaar land. In 't
midden ongeveer blijft, zooals
men weet, een IJsselmeer be
staan. Het zoutgehalte van dit
meer zal steeds kleiner worden,
totdat men eindelijk zoet water
krijgt. En dit zal voor de water
voorziening van de aangrenzende
provincies, speciaal van Friesland,
van groot belang zijn.
Na de drooglegging begint
dan het nieuwe werk, dat van
het ontgonnen land een bewoon
bare en bewoonde streek moet
^maken. Het is te hopen dat
men daarbij niet in de fout ver
valt, die de Haarlemmermeer
tot zoo weinig aantrekkelijke
streek heeft gemaakt.
De nieuwe provincie moet
niet enkel het werk zijn var,
onze waterbouwkundigen. Ook
onze groote bouwkunstenaars
en anderen, die niet alleen de
nuttigheid ma,ar ook de schoon
heid verstaan, zullen een woord
je hebben mee te spreken, wan
neer de dorpen en steden ge
bouwd, de wegen en vaarten
getrokken moeten worden.
Onze tijd heeft meer dan een
voorafgegane hunne rechten en
daarin ook de ideëelere behoef
ten van den mensch erkend. En
van deze erkenning zal onge
twijfeld ook het nieuwe gewest,
dat wij aan onze elf provinciën
gaan toevoegen, de bewijzen
bijbrengen. Het is een grootsch
en schoon werk, dat we gaan
tot stand brengen. Laten we het
in alle opzichten doen op een
wijze, die ons eeren zal bij
onze nakomelingschap en ons
haar dank zal brengen in den
ruimsten en meest algemeenen
zin.
De heer G. Nypels is voor
het Algemeen Handelsblad naar
het front der spartaciërs bij We
zel gegaan. Een auto met een
dronken chauffeur van het roode
leger had den heer Nypels een
goed eind weggebracht, maar
werd onderweg voor andere
doeleinden opgevorderd.
„Gelukkig", zegt de schrijver,
„waren wij toen reeds vrij ver
gevorderd. Wij waren door on
telbare roode posten, door het
onlangs totaal leeggeplunderde
Hamborn waar zoowat geen
ruit meer heel is door Dins-
laken en Holthausen tot bij Frie-
drichsfeld gekomen, waar de
beroemde exercitieterreinen en
het gevangenkamp van Wesel
liggen. En van daar gingen wij
te voet verder naar het front
aan de Lippe, waar blijkbaar
van een wapenstilstand geen
sprake was, daar het geratel der
machine-geweren en het dreunen
en gieren der granaten geen
oogenblik van de lucht waren.
in Holten had het roode-leger-
opperhoofd, dat wij daar hadden
opgenomen, ons reeds verteld,
dat het daar aan het front een
reuzenzootje wasaan alles was
gebrek, behalve aan roode-kruis-
zusters. We zouden het zelf
zien. Het front zag rood van
de roode-kruis-zusters. Voor el-
ken soldaat waren er zeker vier
en voor eiken gewonde honder
den. Dat moest uit zijn. Al die
wijven kwamen, enkele goede
niet te na gesproken, slechts
voor een lolletje hierheen. De
„Vollzugsrilte" achter het front
moesten onverwijld tegen dezen
wantoestand maatregelen nemen.
Inmiddels zou hij een cordon
laten trekken om al die lustige
„Karbolmituschen" op te van
gen en terug te sturen.
In den loop van dien dag zag
ik datzelfde opperhoofd nog en
kele malen langs ons vliegen in
andere auto's en steeds had hij
zelf nieuwe roode-kruis-zusters
bij zich. Het is waar, dat die
er een beetje beter uitzagen dan
het gros, dat van een verschrik
kelijk gehalte was en waarbij er
zelfs waren, die met een kara
bijn onder den arm liepen.
De eerste indruk van dit front
was dan ook werkelijk wat een
roode-kruis-vrouwen Overal la
gen .ze langs de wegen verspreid,
de kroegen waren er mee ge
vuld, de lastauto's brachten niet
meer soldaten aan, doch een
mengsel van weinig soldaten en
veel onderweg naar binnen ge-
heschen meiden. En, zooals mij
een woedend spartacistisch hoofd
man verklaarde dat was geen
rood leger meer, maar een roode-
kruis-leger.
U dit genre roode-kruis-zus
ters te beschrijven is heel lastig,
wil men fatsoenlijk blijven. Het
was werkelijk meer dan erg.
Maar behalve al deze wijven
en meiden was ook een onge
looflijk aantal mannelijke roode-
kruis-menschen, meest meer dan
gore typen, die zich hadden la
ten meevoeren naar het front,
waar wel eens wat te plunderen
kon vallen.
Aan de vuurlinie zelf was niet
veel van dat gespuis te zien,
doch in de kroegen, langs de
wegen en vooral om de veld
keukens, die er ook voorzichtig
heidshalve niet aan dachten naar
de vuurlinie te gaan, picnicten
zij in het heerlijke voorjaars
weer en gaven er publieke of
half-publieke voorstellingen niet
gescheiden wasdat van dien
dag af haar jonge leven geknakt
waszelfs toen scheen hij haar
nog niet te begrijpen.
Maar hij was ook zestig jaren
oud en hetgeen zij vertelde han
delde over jeugd en liefde
over een tijd die, als hij haar
ooit gekend had, nu toch reeds
lang door hem was vergeten.
Hij keek ontsteld, eenigszins
verstoord haar aan, greep de
hand die zij hem reikte genadig
in de zijne en zeide
„Vermoei u zoo niet, mijn
waarde 1 Het is zoo slecht voor
u. Zeg me, wat gij verlangt en
ik zal trachten het voor u te
doen".
„En zijt ge er niet boos om
„Om dat jongmensch Vol
strekt niet. Het is natuurlijk
niet prettig, doch dergelijke
dingen gebeuren dagelijks. Treur
er niet om, Emily. Gij zijt met
het tegenwoordige tevreden, ten
minste dat hoop ik".
(Wordt vervolgd,
kans hem wellicht geen twee
maal in zijn leven zal voorko
men, en dat Stenhouse er dus
van moest profiteeren. Hij is
bepaald arm. Naar ik hoor,
moet hij hard werken om zijne
drie kinderen den mond open te
houden. En als hij bij ons kwam,
zou hij fortuin maken".
„Fortuin maken", heihaalde
Emily. „Dat had hij vroeger
kunnen doen. Doch nu is 't
daartoe te laat 1"
„Te laat, mijn waarde? Vol
strekt niet. Hij kan nog niet
ouder dan dertig jaar zijn".
„Hij is ruim een-en-dertig".
Sir John Bowerbank keek ver
baasd op. „Ik vergat, dat gij
verteld hadt, dat gij hem kendet".
„Ja, zooals mevrouw Knowle
weet, heb ik hem gekend. Ik
ontmoette hem bij haar. Wij
waren bijna met elkaar gehuwd.
Hij hield zeer veel van mij".
Uiterst kalm, zonder bet min
ste teekeu van aandoening, had
Emily deze woorden met korte
tusschenpoozen gesprokenblijk
baar gevoelde zij zich reeds
buiten deze wereld en het arme
schepsel stond inderdaad reeds
in den voorhof der toekomende.
„Zal ik even weggaan fluis
terde mevrouw Knowle met
eenige aarzeling.
„O neen, verlaat mij niet. Gij
kunt mijn man alles mededeelen
wat hij verlangt te weten. Lie
ve man 1 Gij zijt er toch niet
boos om Gij weet, dat ik al
tijd zwak geweest bendoch
nu zal het spoedig gedaan zijn.
Dat is het beste verre het
beste".
„Ik begrijp u niet", zeide Sir
John afgetrokken.
En dit was de waarheid.
Want toen zij hem in korte
woorden de geheele geschiede
nis verteldeniet dat zij hem
gehuwd had zonder hem te be
minnen, want dat had hij van
den beginne af geweten, maar
dat zij een ander had bemind
van wien zij op wreede wijze