i
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
29e Jaargang
Zaterdag 20 Maart 1920
Nummer 2506
Wekelijks Overzicht
yggl&LBTO».
EMILY.
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.
met 10 cent dispositiekosten.
Advertentieprijs van 1 5 regels 50 cent
Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief
Drukker-Uitgever
E. BOOM-BLIEK
TNo,02°r BRESKENS p°7s$4ro
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Vraagt condities.
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
Och, och, die oorlog, we kun
nen hem maar niet kwijt raken.
Hebben we er nu, bijna anderhalf
jaar, nadat het oor'ogvoeren
heeft opgehouden, niet nog een
pijnlijk naspel van beleefd
Maar het was meer dan een
naspel. Het scheen een requisi-
toir ook tegen het beleid van
een vroeger ministerie. Minister
Posthuma is vier jaar lang het
slachtoffer geweest onzer tevre
denheid en misschien ook van
zijn eigen onkunde. Maar moest
hij nu nog daarvoor te pronk
gezet worden in de openbare
zaal van 's land vergaderingen?
Zijn opvolger meende en an
deren meenden het ook dat
hij zijn best gedaan had en het
niet aan hem te wijten was, dat
de zaak zoo falikant was uitge-
loopen. Mensch en dier leden
gebrek. Toen had minister Post
huma, of hadden anderen voor
hem, gepoogd in den nood d t
dieren althans te voorzien door
de fabricage van veevoeder uit
afvalproducten. Professor van
Calcar had een fabriekje opge
richt. Maar een professor is nog
geen zakenman. Het fabriekje
rendeerde niet, maar was op
het juiste oogenblik zonder
schuld van den professor af
gebrand. Toch was het bedrijf
voortgezet, totdat de wapenstil
stand er een eind aan maakte.
Maar er bleek toen ook met
andere fabrieken waren contrac
ten afgesloten heel wat ineer
verbruikt, dan de f 60.000, die
de Kamer voor deze veevoeder-
fabricage had toegestaan. En
deze ontbrekende zeven millioen
moest, meende minister Van
IJsselstein, de Kamer nu nog
maar toestaan. Maar de Kamer,
verstoord, niet het minst over
den inbreuk op haar budgetrecht,
was daartoe nog zoo makkelijk
niet te bewegen, praatte zelfs
van in beschuldiging stellen van
minister Posthuma enz., en
meende dat ook de tegenwoor
dige minister niet vrij uitging.
Ernstiger verwijten kreeg de
ze echter te hooren naar aan
leiding van de handelwijze van
het voormalig Vetbureau. Drie
ambtenaren, die op de knoeie
rijen de aandacht hadden ge
vestigd waren, zonder door den
minister gehoord te zijn, ont
slagen. Omdat zij weigerden
het hun opgedragen werk te
doen, weerde de minister zich.
Maar de Kamer was er niet
tevreden over en wenschte een
nader onderzoek.
Ook over minister Aalberse
en diens houding inzake de
havenarbeidersstaking bleek de
tevredenheid verre van alge
meen. Het algemeen belang,
meende men, eischte regeerings-
bemoeiing.
Ook al een naspel van den
oorlog, die havenarbeiderssta
king, evengoed, zij het op an
dere wijze, dan minister Post-
huma's veevoederfrabricage of
ontslagen vetambtenaren. Maar
wat is het niet? In de Belgische
Kamer hebben ze er, evenals in
de onze, een beleefd. Of was
de interpellatie van den Waal-
schen socialist Hubin over het
activisme iets anders De gan-
sche herleving, waarover ten
slotte die interpellatie liep, is
feitelijk een gevolg van den
oorlog, die maar niet eindigen
wil.
De vrede van Versailles heeft
er allerminst een eind aan ge
maakt. Dat zijn nu zelfs de
overwinnaars, die dien vrede
opstelden, aan de weet geko
men. En President Wilson
Het is beter ten halve ge
keerd dan ten heeie gedwaald,
nietwaar? President Wilson was
naar Europa gekomen om een
rechtsvrede tot stand te bren
gen op den grondslag van zijn
befaamde 14 punten. Van dien
rechtsvrede is niet veel terecht
gekomen. Dat was langzamer
hand iedereen gaan beprijpen,
behalve president Wilson, die
Amerika doortrok om den lof
van dezen vrede te zingen. En
nu plotselingHeeft de rust
van de ziekenkamer zijn denken
verheid rd Nu heeft de presi
dent begrepen, dat het Fransche
militairisme op de Parijsche
vredesconferentie gezegevierd
heeft en nog zegeviert. Hij
zegt het zoo wel niet, maar
wanneer hij geen president was
en geen Fransche gevoeligheden
had te ontzien, zou hij het zoo
zeggen. De Fransche gevoelig
heid blijkt toch niet voldoende
ontzien, En de Franschen spu
wen vuur en vlam tegen den
president Dat is begrijpelijpelijk.
Er is niets wat de m^isch slech
ter verdraagt dan een verwijt
waarvan hij de juistheid en bil
lijkheid moet erkennen.
Die Fransche boosheid komt
anders oogenblikkelijk slecht van
pas. Want voor de oplossing
van de Turksche kwestie, die
plotseling in een acuut stadium
geraakt schijnt, hebben de ge
allieerden vriendschappelijke sa
men-werking wel noodig.
De Turken zijn wat recalcitrant
en weinig geneigd zich bij voor
baat aan al de beschikkingen
der Entente te onderwerpen.
Deze stemming hebben ze
behalve in het plan tot vorming
van een nationalistisch kabinet
o.a. in moordpartijen op de Ar
meniërs uitgevierd. De verschil
lende Entente-mogendheden wil
len gaarne ieder een zoo groot
mogelijk deel hebben van den
Turkschen buit. En dit alles
tezamen heeft tot het plan geleid,
Konstantinopel en andere ge
deelten van Turkije te gaan
bezetten. Het pas verschenen
rapport van de geallieerde com
missie over de Grieksche bezet
ting van Smyrna mocht anders
den heeren wel tot waarschu
wend voorbeeld strekken.
De jongste relletjes in het
Berlijnsche hotel Aldon bewijzen
trouwens reeds, dat uit bezettin
gen van vreemde hoofdsteden
niet veel goeds pleegt voort te
komen. Berlijn i3 weliswaar niet
bezet, maar er zijn toch veel
Fransche en andere officieren en
soldaten, te veel blijkbaar naar
den zin der Berlijners. Dat ver
bittert. En deze verbittering
zijn. Hij zal haar innig bemin
nen als als ik overleden zal
zijn. Ik hoop dat zij een goede
vrouw is".
„Dat hoop ik ook" merkte
mevrouw Knowle droogjes aan.
„Wilt gij er eens naar infor-
meeren Ik wensch daardoor
niet met hem in betrekking te
komen, doch ben verlangend te
weten, hoe zij met elkaar leven.
Ook hoe het met hare drie kin
deren is. Hij zal hard moeten
werken om zulk een groot gezin
te onderhouden".
„Zeer hard".
Op zonderlinge wijze schenen
de beide dames hunne rollen
verwisseld te hebbenEmily
sprak voortdurend, mevrouw
Knowle luisterde.
„Het is u toch niet moeilijk
navraag naar hen te doen An
ders zal ik het mijne echtgenoot
vragen. Ja, dat zou nog wel
het best zijn. Hij kan hem ook
nog bevoordeelen en ik ben er
zeker van, dat hij 't met ge-
heeft ook in den aanval op de
Fransche officieren, toen die bij
het „Deutschland über alles" niet
wilden opstaan een uiting ge
vonden. Het is een ongelukki
ge uiting en een wansmakelijke.
Met dergelijke vaderlandsliefde
is Duitschland op 't oogenblik
zeker allerminst gediend. Maar
de haat en verbittering verklaren
tenminste.
De Franschen behoeven er
zich voorloopig niet ongerust
over te maken. Zij hebben een
nieuw soort kanon uitgevonden,
dat veel beter is en veel verder
nog schiet dan de dikke Bertha.
Wij dachten, dat, nu de tijd
van ontwapening door Wilson
voorspeld, naderde, het met der
gelijke uitvindingen wel uit zou
zijn en de energie en het vernuft
der menschheid niet meer aan
vernietiging maar aan opbouw
zou worden dienstbaar gemaakt.
Maar de wereld schijnt nog zoo
ver niet. Oorlogen en revolutie
blijven dreigen.
In Duilschland is men over
gegaan tot een militaire Staats
greep, welke in zijn eerste uit
voering volkomen is gelukt. Dr.
Kapp riep zichzelf uit tot Rijks
kanselier.
Het scheen, dat dadelijk de
oude regeering weder de teu
gels in handen zou nemen.
De regeering-Kapp had zich
zelf wijs gemaakt, dat de regee-
ring-Bauer met haar onderhan
delen wilde, en zich reeds ver
heugde over dit zoogenaamde
teeken van zwakte.
Hoe geheel anders is het uit-
geloopen. Bloedige gevechten
hebben plaats gehad. Honderden
slachtoffers zijn reeds te Berlijn
gevallen. Stakingen werden over
al uitgeroepen. Arbeidersraden
werden gevormd. Het commu
nisme trad scherp op.
En nu reeds wordt uit Berlijn
d.d. 17 Maart officieel mede
gedeeld
Nadat de reg^ering-Bauer be
sloten heeft de voornaamste poli
tieke eisclien, welker verwerping
op 13 Maart leidde tot het op
treden van de regeering-Kapp,
noegen zal doen".
„Op de wijze zooals hij dat
vroeger wenschte door Sten-
house in de firma op te nemen
Zoudt ge dat verlangen Emily?
„Dat nu juist niet. Maar", ver
volgde zij, hare wijd geopende
oogen strak op mevrouw Knowle
richtende, het zou mij niet hin
deren als hij naar Liverpool
kwam. Nu niet meer".
Mevrouw Knowle zuchtte,
stond toen op en zeide opvioo-
lijken toon
„Kom, mijn beste, reeds te
veel tijd heb ik bij u verpraat.
Goeden dag. Ik zal eens naar
Stenhouse informeeren. Tracht
nu een weinig te slapen, dan
zijt ge weer opgeruimd tegen
den tijd dat Sir John tehuis
komt".
„O ja, dat tracht ik altijd te
zijn in zijn bijzijn. Ik doe hem
gaarne een genoegen; hij is zoo
goed voor mij", zeide Emily
Bowerbank.
in te willigen, beschouwt de heer
Kapp zijn zending als afgeloopen
en treedt hij af, door de uit
voerende macht aan den militai
ren opperbevelhebber terug te
geven. Hij laat zich daarbij
door de overtuiging leiden dat
de uiterste nood des lands een
eenparig aaneensluiten van allen
tegen het vernietigend gevaar
van het bolsjewisme eischt.
En wat zal het verdere ver
loop ons brengen. Ook op ons
land zijn die beweringen van
invloed.
De bewaking der Hohenzol-
lerns is verscherpt. De ex-kei
zer heeft aan onze regeering de
verzekering gegeven, dat hij zich
van alle politieke actie zal ont
houden en Nederland dienten
gevolge geen moeilijkheden zal
berokkenen.
Daarover behoeven we ons
dus niet ongerust te maken.
Stoomtram
Breskens-Maldeghem,
Aan het verslag van het 33e
boekjaar der Stoomtram-Maat
schappij Breskens-Maldeghem,
over 1919 is het volgende ont
leend
De financiëele resultaten over
het afgeloopen boekjaar zijn
bevredigend. Al zijn de bedrijfs-
uitgaven belangrijk gestegen, het
overschot is ongeveer gelijk ge
bleven aan het cijfer van het
voorgaande boekjaar. -Een zeer
bevredigende opbrengst van het
goederenvervoer deed ons dit
resultaat verkrijgen. Naast de
hoogere uitgaven aan loonen zijn
het voornamelijk de prijzen der
brandstoffen, welke zwaar druk
ken.
De verbinding met België via
Sluis is gereed. Zoodra de Bel
gische buurtspoorwegen haren
dienst tot Sluis hervatten, zal
het verkeer met de Belgische
kustlijnen weer via onze lijn
geopend zijn. Op het traject
Nederlandsch Belgische grens-
Maldeghem zijn wij met de her
vatting van onzen dienst op
Belgisch grondgebied afhanke-
VI.
Mevrouw Bowerbank had ge
lijk zij was stervende. Het zaad
des doods was bij haar gezaaid,
doch het ontkiemde zeer lang
zaam. Wellicht was het kalm,
zorgelooze leven dat zij had,
daarvan gedeeltelijk de oorzaak.
Zij was niet sterk genoeg om
veel te lijdendoch dat lijden
was nu voorbij. Zelfs scheen ze
eenigszins te herleven, meer be
lang in hare omgeving te stel
len, en aan hen de teedere zor
gen te wijden van iemand die
de zijnen spoedig moet gaan
verlaten. Buitengewoon stipt was
zij in 't vervullen harer plichten
tegenover haren echtgenoot, ten
minste die, welke zij in staat
was te vervullen. Met de teeder-
ste zorg werd zij opgepast. Niet
zoozeer uit buitengewone belang
stelling van zijne zijde, als wel
uit den aard harer maatschap
pelijke positie.
(Wordt vervolgd.
21)
Voel eens hier!" vervolgde
zij, de hand van mevrouw Know
le op haar hart leggende, dat
ontstuimig en onregelmatig klop
te. „Hij weet het niet; mijn
echtgenoot bedoel ik was hij
niet vriendelijk voor mij, dezen
morgen Niemand weet het, ge
loof ik. Maar ik weet het",
voegde zij er met een glimlach
bij. „Ik ben er zeker van, dat
ik spoedig zal sterven".
„Kom, zeg dat nietzoo moogt
ge niet spreken", zeide mevr.
Knowle, trachtende haar nog de
eenige bron te ontnemen, waar
uit zij al hare kracht putte, en
die haar lijden nog eenigszins
verzachtte?
„Neen neen. Deze wereld
is al te wreed voor mij geweest",
zeide Emily „Doch in de an
dere zal ik een nieuw leven
kunnen beginnen, en mij sterker
gevoelen. Wat dunkt u, zou hij
het mij vergeven hebben
„Wie bedoelt ge, mijn waarde?
„John Stenhouse. Ge weetik
heb mijn vader gehoorzaamd, en
ben niet met hem gehuwd maar
ik had ongehuwd moeten blij
ven. Ik was echter te zwak, en
bovendien Nu, dat doet ook
niets meer ter zake".
„Ge ziet, dat John nu toch
ook gehuwd is", zeide mevrouw
Knowle, in ide hoop weerzin
tegen hem op te wekken bij
mevrouw Bowerbank.
Doch deze, die reeds hare
kabels losmaakte, om naar het
onbekende land over te varen,
welks zachte hoogere geest haar
reed§ omzweefde, merkte dit
niet op.
„Ja, hij is gehuwd; en ik kan
mij zeer goed voorstellen hoe
dat kwam hij sloot een huwe
lijk juist zooals hij altijd was
uit medelijden en plichtgevoel.
Daarom zal het ook gelukkig