ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEELAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN De tweede antwoordnota. Onze tijd. EMILY. VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM-BLIEK 29e Jaargang Woensdag 10 Maart 1920 Nummer 2503 BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.— met 10 cent dispositiekosten. Drukker-Uitgever Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Vraagt condities. Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief TNof02°in BRESKENS p°7s'g!4ro Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Het leven verandert voort durend het ia niet anders dan beweging en dus verandering. En het is natuurlijk, dat onze ideëeii en begrippen, willen ze levend zijn en niet verstarren in doode formules, zich met dat leven mee voortdurend moeten wijzigen. Maar die wijziging heeft niet altijd in eenzelfde tempo plaats. Er zijn tijden, waarin alles schijnt stil te staan. Het is maar schijn. Want on der de onveranderlijke opper vlakte werkt het leven door en het kan zijn, dat na lange tij den schijnbaren stilstand plotse ling de groei van dat leven in nieuwe kleuren en bloesems door die oppervlakte naar buiten breekt. Er zijn ook tijden, waarin dat leven in voortdurende, rusteloo- ze beweging schijnt en de ver anderingen elkaar opvolgen in een pas zoo snel, dat men haar gedaante nauwelijks nauwkeurig te onderscheiden vermag en het een mengeling en verwarring lijkt van kleuren en vormen. Dat zijn de tijden van groote beroering of sterk geestelijk le ven. Veelal gaat dit samen en is het verband tusschen beide oorzaken duidelijk waarneem baar. Want de felle bewogenheid van het uiterlijk leven is gevolg en op haar beurt oorzaak tevens van sterkere geestelijke leven. En door deze beide oorzaken is het, dat het ontwikkelingspro ces van het leven plotseling schijnt versneld, dat de veran deringen niet alleen meedere zijn en elkaar in een sneller tempo opvolgen, maar ook, dat veran deringen, die anders jaren 1100- dig hebben om tot stand te ko men, nu in een enkel jaar, in maanden of weken haar beslag krijgen. Met dit sneller tempo trach ten dan onze ideën en opvat tingen in de pas te blijven. Zij wisselen sneller en de plotselin ge wijzigingen grijpen veelal dieper in. 18) Al haar moed zamelde zij bijten, vei borg de papieren, behalve den brief, die alleen haar aanging, stak dien bij zich en spoedde zich zoo stil moge lijk naar bed. Den volgenden dag vertrok zij, volgens afspraak, naar Liver pool. Zoodra zij tehuis was, werd zij door een ijlende koorts aangetast. Doch niemand ver wonderde zich hierover, want de arme mevrouw Bowerbank was zulk een zwak schepsel, zeide ,men", dat zij wel diep door het plotseling verlies van haren goeden vader moest getroffen zijn. V. Hoewel er weinig menschen zijn die een hart hebben, en de Voor langzamen van geest en voor hen, die door hun bizon- dere gehechtheid aan het voor- bijgegane, dit niet makkelijk loslaten, is het dan een moeilij ke fïjd. Ze trachten vergeefs bij te blijven, overspannen zich en worden kortademig en korze lig. En wanneer ze ten slotte toch achter blijven, smalen ze op de lichtzinnigheid en gedach teloosheid van hun tijd. Ook voor den vreesachtigen en voorzich- tigen zijn zulke tijdperken moei lijk en pijnigend, omdat de snelle vooruitjaging van het leven hen in voortdurenden angst houdt voor ongelukken of een dérail lement. En daarom is het, dat de ouden in de eerste plaats, maar ook al wie den ouderdom te naderen begint, wie het leven langzamer of voorzichtiger ge maakt heeft, met een zekere bezorgdheid zoo'n tijd gadeslaat en van den sterken, nieuwen op bloei niet voluit meer genieten kan. Maar een goede en veelal blijde tijd is het, voor wie jong zijn en aan den ingang van dat leven staande, er nog alle won derlijks van verwachten. Zij hebben hunne affectjes nog niet vastgehecht aan bepaalde toe standen en begrippen en zij zijn ook niet beangst, wanneer het eens wat erg vlug schijnt te gaan. In hen ressoneert het le ven krachtiger nog en duide lijker. Hun eigen dadendrang vinden ze in het leven terug En in zijn veranderlijkheid vindt hun eigenlust naar verandering bevrediging. Daarom zullen zij het ook in de eerste plaats zijn, die in onzen tijd behagen schep pen, ondanks zijn vele bekom mernissen. Want wij leven nu in zoo'n tijd van beroering en verande ring. De oorlog heelt hem niet geschapen hij was er al. Alleen heeft deze oorlog het proces nog verhaast en daarmee ook het tempo versneld. Het is een vul kanische tijd geworden, waarin niets meer op zijn plaats schijnt te blijven en plotselinge uitbar stingen ieder oogenblik te vree zen schijnen. En het is daarom weinigen die er een bezitten, nog zooveel kracht bezitten, om hunne aandoeningen te verber gen, als zij den eersten schok hebben doorstaan, en zich dan zoolang wijsmaken dat slecht goed is, tot zij het zelf geloo- ven, zijn er toch wel harten die kunnen breken. Hier en daar treft men er ook aan, die alleen op 't gebied der liefde een sterke wilskracht bezittenin geen ander geval. Goedhartige, teergevoelige we zens; die evenals klimop, wan neer ze slechts een punt hebben om zich aan vast te klemmen, hun gansche leven bloeien, doch wanneer ook dat hun wordt ont nomen, zwijgend zich naar de aarde keeren, waardoor zij of sterven, of voor hun geheele leven alle kracht en schoonheid verliezen. En hoewel men hen dit niet altijd kan aanzien, en hunne kwijning meestal aan aardsche tegenspoed of lichaame- ook een moeilijke tijd om zich bij aan te passen voor ouderen en voorzichtigen vooral. Maar het is daarom nog niet goed voor dien tijd enkel afkeur en veroordeeling over te hebben. Het is een tijd laten we dat wel bedenken van verhoogde levenswerkzaamheid. En als zoodanig toch een goede, een mooie tijd. Het leven voelt zijn kracht en spant zich in en brengt in jaren voort, waarvoor het anders vele tienlallen van jaren noodig heeft. Daaronder is rijp en groen, natuurlijk. Door de sterkere en snellere werking der levensfuncties ont staat ook veel schadelijks en vergiftigs vaak. Alle krachten, ook die ten kwade, werken in tensiever en sneller. Maar dit mag ons niet afschrikken. Atijd door werkt de akker van het leven met het vruchtbare zaad ook het onkruid naar voren. En het is natuurlijk, dat nu onder de fellere werking van het on gewone licht onkruid zoowel als graan sneller en hooger opschie ten. Maar de oorzaak is toch een verhoogde vruchtbaarheid onder den invloed der sterkere levens krachten, een intensieve levens werking en daardoor ook een sterker en breeder ontplooiing van het geestesleven. Het is als een jeugd met zi]n vollere en rijkere kracht, zijn frischheid en lust, die wel misschien tot aller lei misstappen en mistasten, tot zonden en verkeerdheden wel licht leidt, maar toch ook een prachtigen bloei belooft. Straks zal het onkruid worden uitge wied en wat er overblijft zijn de rijke schoven. Laten we in dezen tijd vooral bedenken, dat leven bewegen, veranderen is en dat, hoe krach tiger de pols van het leven slaat, des te feller ook de levens drang is, die de veranderingen aanjaagt en voortstuwt. Wij zul len het werk hebben om uit te wieden en het graan binnen te dragen. zwakte wordt toegeschreven, ligt de diepe oorzaak in hun gebroken hart. Waarom dit zoo is, waarom de voorzienigheid toestaat dat de zwakke goede wezens door de slechte sterken onderdrukt worden de deugd zame in de macht valt van den slechten de onbaatzuchtige moet zwichten voor den hardvochti- gen, is en blijft een ondoorgron delijk raadsel. Langzaam herstelde Emily van de koortsen en nam na eeni- gen tijd hare vroegere plaats in het huisgezin weder in. Zij werd echter niet in staat zich in eenig gezelschap te zoeken, doch Sir John had zich gedurende hare ziekte zoo gewend alleen uit te gaan, dat hij dit bijna niet op merkte. Als men naar haar uiter lijk oordeelde, was zij wel vol maakt gezond, doch zij nam volstrekt geen deel meer aan 't familieleven, en men hoorde haar nooit een maand, een week, ja De nota, waarmee onze minis ter van buitenlandsche zaken op den brief van Lloyd .George over de uitleveringsaanvraag van den gewezen Duitschen Keizer geantwoord heeft, is een stuk, dat getuigenis aflegt van hoog ontwikkelde diplomatische kunst. Aldus de N. R. Ct. en hij laat hierop volgen Menigeen zou geneigd zijn ge weest, den schoolmeesterachtige!! en eigengerechtigden toon van Lloyd George's schrijven met eenige vinnigheid te beantwoor den, en de gebrekkige argumen tatie van het'ding met vroolijken spot uit het veld te slaan. Onze hoffelijke minister van buiten landsche zaken heeft echter een trelfender vorm weten te vinden. Zijn nota ademt een ongeveins- den ernst en is met koninklijke heuschheid overgoten. Het stuk prikkelt niet door polemische opmerkingen, noch kan het ont stemmen door de zwakke pun ten in Lloyd George's redenee ring bloot te leggen. Het houdt zich in de groote lijnen aan het fraaie verhaal, waarop het als antwoord bedoeld is, en doet, wat de wending aangaat, sterk aan een adres van antwoord op eene troonrede denken, zooals die adressen in later jaren waren ontaard tot een zuiveren niets- zeggenden weerslag op de be woordingen van zulk eene rede. Het geeft in korte trekken nog eens den inhoud terug van Lloyd George's nota, en neemt er dan hier en daar eene fraze van op, om die met omzetting van enkele woorden in eene fraze van ge lijke waarde en holheid te reci- proceeren. Als bijvoorbeeld de Engelsche premier zich gerech tigd acht tot de opmerking, dat „Nederland, welks geschiedenis het schouwspel biedt als lang durige worstelingen voor de vrijheid en dat zoo zwaar ge leden heeft onder de heerschapijij van onrecht, zich niet door eene (zoo) enge opvatting van zijn zelfs ten laatsten geen dag meer vooruit spreken. Zij kwijnde weg, zoodat hare lichaamskrachten, somtijds ook hare geestvermogens, zeer zwak waren. Geen pijnlijke dood zou zij sterven, want het ontbrak haar aan niets wat de aarde kan schenken, alleen aan dat eene, dat haar ontnomen was. Niet genoeg is men er van doordrongen, dat de liefde niet bestaan zou, als ze niet voor een of ander noodzakelijk was. Niet voor 't heil eener ziel, hoewel ze daartoe of tot 't tegenover gestelde zeer dikwijls medewerkt, maar bovenal voor deszelfs ont wikkeling en volmaking. Zij, die tusschenbeide komen in een zoo genaamde „liefdesgeschiedenis' doen iets ongehoordszij ver woesten wat onmogelijk weer hersteld kan worden en toch onontbeerlijk iszij ontnemen twee wezens, wat geen geld, aanzien of voorspoed kan terug plichten buiten de wereldgemeen schap kan stellen", geeft het Nederlandsche antwoord van hetzelfde laken een pak„De Nederlandsche geschiedenis, waarnaar de mogendheden in dezen gedachtengang verwijzen onder herinnering aan Neder- land's lijden onder onrecht en zijne worstelingen voor de vrij heid, weerlegt van zulk eene bewering volstrekt afdoende de gegrondheid"; eene fraze, die in diepzinnigheid die van Lloyd George evenaart en ten minste evenveel te raden geelt, als die welke zij „weerlegt". Er zouden meer voorbeelden zijn aan te halen, hoe onze re geering zonder in hooghartig heid te vervallen met eene ze kere waardigheid de malle op merkingen uit de nota van Lloyd George toch even aantikt en voor een goed verstaander dui delijk maakt, maar wij zullen het stuk niet in détails volgen. Het heele stuk komt, in het kort, hierop neer, dat het her haalde verzoek, om den gewezen Keizer toch maar uit te leveren, opnieuw afgewezen wordt. Daar over zal op het oogenblik zoo goed als niemand meer tobben. Wie immers, behalve Lloyd Ge- orge, die onder den dwang van eene verkiezingsbelofte schijnt te verkeeren en eenige kleine keffertjes in de Fransch-Belgi sche pers, bekommert zich nog om den afgeleefden vluchteling te Amerongen Aan het slot van den nota geeft onze regeering te kennen, „zich ten volle bewust te zijn van de plichten, welke haar de tegenwoordigheid van den ge wezen Keizer op het grondge bied des Rijks oplegt met het oog zoowel op het belang van het land zelf, als op de inter nationale veiligheid." Zij heeft van den aanvang af gewaakt voor de nakoming van hetgeen haar plicht in dat opzicht voor schrijft, en zij verzekert, dat zij ter plaatse alle afdoende voor zorgmaatregelen neemt, welke noodig zijn om de vrijheid van den gewezen Keizer te geven. Deze verliezen allen hun waarde, als de liefde ontbreekt. Thans dekten de groene zoden het overschot van mijnheer Ken- dal. Zijn leven was geëindigd, doch twee anderen had hij ver woest, die in vreugd hadden kunnen vereenigd worden, en hun geluk bleef uit, ook nadat zijn zelfzuchtig bestaan vergeten was. Herhaalde malen deed mevr. Knowle zich de vraag wat zou er wel van John Stenhouse ge worden zijn Doch alleen aan zichzelf. Sedert den eersten avond, na de plotselinge dood van mijnheer Kendal was die naam niet meer door mevrouw Bowerbank of haar uitgesproken. Doch dit belette niet, dat zij door haren man alle mogelijke middels aanwende om iets van hem te weten te komen, waardoor ze echter niet veel meer vernam dan dat hij in Indië werkzaam was. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 1