ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Wekslps Overzicht fs mbhmom EMILY. VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN 29e Jaargang Zaterdag 21 Februari 1920 Nummer 2498 Nederland en België. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1. met 10 cent dispositiekosten. Ad vertentieprijs van 1 5 regels 50 cent Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief Drukker-Uitgever E. BOOM—BLIEK TNO.,02T BRESKENS p,°|$4ro Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Vraagt condities. Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Er zijn veel stokken in de srereld. En men vindt er allicht ten, wanneer men een hond wil liaan. Maar het is eerlijker te leggen, dat men dien hond wil liaan dan er de stok de schuld van te geven. Met de eerlijkheid zijn we niet erg opgeschoten sinds de laatste jaren. Er is meer, waar mee we niet erg opgeschoten lijn. Lord Robert Cecil heeft er onlangs, toen hij het liberale amendement tot wijziging van de vredesvoorwaarden onder steunde, sprekend over den toe stand in Oost- en Midden-Europa, een boekje over opengedaan. Maar met die eerlijkheid is het toch wel erg treurig gesteld jeraakt. Het is vrij algemeene gewoonte geworden in's wei elds publieke leven om de dingen precies anders te noemen dan men het bedoelt. Toch schijnt er soms toch even een hoop gevend lichtpuntje te gaan flik- teren in dezen nacht der oneer- ijkheid. Toen dezer dagen in de Fransche Kamer werd voor gesteld te verklaren, dat presi dent Poincaré gedurende den 1 lorlog zich verdienstelijk ge maakt had voor het vaderland, noemde de socialistische Huma- nité dit voorstel een uitdaging sn betoogde, dat de geschiede nis over Poincaré een streng oordeel zou uitspreken. Het blad doelde daarmee natuurlijk op de groote verantwoordelijkheid voor den oorlog, die Poincaré door sommige wordt toegeschreven en op de beschuldiging, dat hij reeds sinds jaren op een oorlog had aangestuurd. Of deze be schuldiging juist is, kunnen we hot best aan de geschiedenis, welker oordeel de socialistische krant zelf inroept, overlaten. Maar het is tenminste een moedgevend teeken, dat men begint na te denken niet alleen over anderer maar ook over sigen schuld. Dat is de eerste »eg tot eerlijkheid tegenover tichzelve, waarop eerlijkheid 13) Volstrekt niet". Hij was in 'He opzichten zoo tegengewerkt, dat het mij niet verwonderde dat zijn sterke arm de wapens iid opgenomen, ik was niet nlangrijk genoeg om zooveel noeite voor mij te doenwel- icht had hij ook iemand gevon- l'n die hem meer liefde in- 'oezemde. De Liverpoolache •wisjes zijn zoo vroolijk, zoo choon en ge weet hoe hij mooie feisjes altijd bewonderde", voeg- 't zij er met een teeder glim- ichje bij. „Ik ben nooit mooi tweest, en wellicht was hij karom bang dat de menschen ■ouden zeggen dat hij mij alleen dl geldzucht trouwde". »N«en", riep mevrouw Knowle ,dat zal ik nooit gelooven, V was hij niet". tegenover anderen vanzelf volgt. Deze eerlijkheid brengt ook tot rechtvaardigheid en een bil lijker beoordeeling van anderen. Over 't algemeen schijnt men daar in Frankrijk anders nog niet aan toe, althans de regee ring. Want de houding dier regeering is het, die de gedachte doet opkomen aan het zoeken van een stok om den hond mee te slaan. Zij heeft het eerst eens geprobeerd met den uit- leveringseisch, nu met de Duit- sche kolen-leveranties. De zaak is, dat Frankrijk graag de Duit- sche Rijnprovincie zou annexee- ren. De overeenkomst, indertijd met het tsaristisch Rusland ge sloten, had van die begeerten al getuigenis afgelegd. Maar ook tijdens de vredes conferentie kwam ze telkens weer oin den hoek kijken. President Wilson wees ze echter onverbiddelijk de deur en sloot haar buiten 't vredestractaat. Maar nu Wilson is afgereisd en de Amerikanen zich om het heele zaakje niet erg druk meer maken, tracht ze door een achterdeur binnen te koinen. Wanneer Duitschland zijn ver- drags-verplichtingen niet nakomt, zoo zegt de Fransche regeering, dan blijft krachtens art. 428 van het vredesverdrag de tijdelijke bezitting van de Rijnprovincie voortduren. En men fluistert, dat ze daarom dooden op de uitleveringslijst geplaatst heeft. Nu echter de Engelschen met die lijst en met de gevolgen, door Millerand aan niet-uitleve- ring verbonden, niet bijzonder accoord gingen, heeft Frankrijk Duitschland wegens te geringe kolenleverantie in gebreke ge steld en wil aan deze niet-na- koming van het gestipuleeide de gevolgen van een voortduring der bezetting verbinden. Enge land blijkt echter een andere opvatting van het bewuste straf- artikel, waarop Frankrijk zich beroept, te hebben en op de te Londen gehouden conferentie is men het dan ook niet makkelijk eens kunnen worden. Er schijnt trouwens aan de eensgezindheid ,Wat de reden ook geweest zij, doet hier niets ter zake. Hij bekommerde zich niet om mij verlangde niet meer naar mij en anderen wel, met wie mijn vader positief wilde dat ik zou trouwen. Ik kon er zelf niets tegen doen, waarlijk niet" voegde zij er handenwringend bij. „Ik was in don volsten zin des woords uitgeput, mijn hart was verscheurd en toen huwde ik met Mr Bowerbank". Een lange pauze volgde. De groote klok tikte altijd maar onveidroten door, onveranderlijk als de tijd zelf en door het ge opende venster hoorde men de verwijderde stemmen der vis- schers, die op de Mersey zeilden. Ten laatste stond mevrouw Knowle op, zeggende „Waarde vriendin, het is me een waar genoegen dat ge mij heden avond zooveel vertrou wen hebt geschonken; gij zult het u nooit berouwen. Ik ben tusschen de bondgenooten op 't oogenblik in 't algemeen wel het een en ander te ontbreken Men kent de nog altijd niet opgeloste twist tusschen Italië en Zuid-Slavië over Fiume. Amerika doet voor een bond genoot ook wel wat vreemd. En nu de kwestie tusschen Frank rijk en Engeland nog. Want het gaat niet enkel om de uitlegging van een artikel. Een Engelsch blad, de Man chester Guardian, heeft dezer dagen gewezen op het gevaar van Frankrijk's optreden aan den Rijn als op een van de dreigend- sto verschijnselen in den toestand van Europa, den toestand in het bezette gebied als een schandaal gekenmerkt en de Fransche po gingen tot afscheuring van het Rijnland met verontwaardiging van de hand gewezen. Dat is geen erg vriendelijke taal en de tegenstelling tusschen Frankrijk en Engeland komt er scherp in tot uitdrukking. Want terwijl Frankrijk Duitschland nog meer wil neerdrukken en daarom het vredesverdrag zoo hardvochtig mogelijk uitvoeren, wenscht En geland het een kans te geven en doet dienovereenkomstig de neiging tot verzachting van het vredesverdrag, die ook in het liberale amendement tot uiting kwam en waarop ook Asquith in zijn verkiezingsredevoeringen zinspeelde, zich steeds krachtiger gevoelen. Dergelijke tegenstellingen zul len zich langzamerhand vanzelf tusschen de verschillende Entente staten moeten openbaren, omdat hun belangen niet dezelfde zijn. Voor Duitschland kunnen ze slechts voordeelig zijn, nu het beginnen moet te betalen. Door de stemming in Noord-SIeeswijk, dat zich voor Denemarken uit sprak, is die betaling n.l. aan gevangen. Misschien is ook de slechte oecouomische toestand van Duitschland niet zonder in vloed op de stemming gebleken. Maar toch is ongetwijfeld de Noord Sleeswijksche bevolking overwegend Deensch en is hier dus overeenkomstig het zelfbe- het volkomen met u eens, dat Stenhouse hier niet moet terug- keerenEdward zal dit wel goed maken bij Sir John. En na heden moet gij noch ik ooit zijn naam weer over de lippen brengen". „Neen, neen. Ten minste..." hier haperde hare stem. Doch haar vriendin liet zich niet uit 't veld slaan. Bepaald niet, mevrouw Bowerbank. Als een vrouw eenmaal gehuwd is, heeft zij geen recht aan iemand andere te denken dan aan haren echtgenoot. Gij weet dat Sir John een zeer goed, vriendelijk man is, en veel van u houdt. Gij hebt steeds voorspoed en voor al het verledene zult ge nog meer zegen genieten in de toekomst. Emily schudde het hoofd. „Ik weet wat gij bedoelt, doch ik verlang daarnaar niet. Ik zou mijn plichten als moeder niet goed kunnen, vervullen, 't Is schikkingsrecht een verkeerde toestand recht gezet. Die oeconomische toestand is echter, en dat niet alleen in Duitschland, de oorzaak van veel verschijnselen en gebeurte nissen. Danken wij er niet nu pas weer de Duurte-wet aan De heer Marchant meende, dat rechtsbeginselen erdoor werden aangetast, „'k Heb maling aan de juristerij", zou zijn collega Schaper airtwoorden. Maar zoo eenvoudig staat de zaak toch niet. De Brusselsche „Standaard" van Dinsdag deelt het volgende mede Maandagmorgen werd ten Paleize, onder voorzitterschap van Z. M. den Koning, een belangrijke ministerraad gehou den. De besprekingen liepen uit sluitend over het verdrag met Holland. Er bleek onder meer, dat de gedeeltelijke „tekst" van het Verdrag, die onlangs door .een patriotardsblad als „echte be palingen" van ons nieuw trak taat met Holland werden gepu bliceerd, niets meer was dan een verslag over de eerste be sprekingen, welk verslag door de Hollanders was opgemaakt De voorzitter van een zekeren vaderlandschen bond, die het „beiacht" in kwestie aan zijn vrienden schijnt overgemaakt te hebben, heeft diezelfde vrienden er leelijk laten inloopen, alleen omdat hij verkeerd begrepen had wat een hooggeplaatst persoon hem had verteld. De tekst van dat „verslag" en die van thans, de echte, ver schillen veel van elkaar. De on gegronde kritieken van de Luike naars en ook die van sommige Antwerpenaars op het Verdrag, bewijzen zonneklaar, dat zij van het eigenlijke verdrag zelf niets afweten. Een hooggeplaatst Regeerings- persoon sprak er ons zijne over- beter dat mijn leven voortgaat zooals 't nu is zooveel mogelijk Sir John genoegen doen, nie mand eenige overlast aandoen, en dan zal mijn leed weldra vergeten zijn. ,'t Is opmerke lijk", voegde zij er bij, „maar soms vind ik zulk een troost in het woord kerkhof'. „Kom, gekheid", merkte mevr. Knowle scherp aan, hoewel de tranen haar in de oogen welden, „gij zult bepaald oud worden en en nog een genoegelijken ouden dag beleven". „Zoo, meent ge dat? Wel ik hoop dat de helft er van vervuld zal worden", antwoordde mevr. Bowerbank dankbaar. Daarna werden de lampen binnengebracht, en verschenen Sir John Bowerbank en Mijn heer Knowle, beiden in op geruimde stemming, aangezien zij naar beider genoegen de zaken geregeld hadden, waar voor het diner was aangelegd. tuiging over uit, dat het huidig traktaat op economisch gebied niet alleen groote verbetering met 1839 heeft gebracht, maar dat het van dien aard is, dat wij er geen beter zouden kunnen wenschen voor de gemeenschap pelijke belangen van de Belgi sche en Hollandsche naties. Ook Z. M. de Koning schijnt die meening toegedaan te zijn. Wij meenen met zekerheid te kunnen mededeelen, dat de Belgische Regeering in haar ministerraad van Maandag, ge houden onder 's Konings voor zitterschap, het nieuwe traktaat niet Holland heeft goedgekeurd, en dat zij aan hare onderhande laars opdracht heeft gegeven, dit aan de Hollandsche afgevaar digden te Parijs te gaan kenbaar maken. Volgens „Het Laatste Nieuws", zal de overeenkomst, inzake de vervanging der tractaten van 1839 ongeveer de volgende be palingen bevatten: De scheepvaart op de Wester- schelde zal vrij zijn voor alle schepen, de oorlogsbodems uit gezonderd. De Schelde en haar toegangen zullen steeds aan de vereischten, door de scheep vaart gesteld, moeten voldoen. Alle vraagstukken zullen door gemengde commissies worden opgelost. In geval van geschil zal een scheidsrechterlijke com missie, desnoods aangewezen door de Staatshoofden van Dene marken en Spanje of door andere door het lot aanwezige staten, beslissen. Volgens het voormalige ver drag mocht ieder schip naar verkiezing een loods van Bel gische of Nederlandsche natio- liteit aan boord nemen, met dien verstande dat alle voor Neder landsche havens bestemde sche pen door Nederlanders zouden geloodst worden. De nieuwe overeenkomst be paalt dat de schepen, die de Schelde binnenkomen, langs het nauw van Wielingen aan de Belgische loodsen zullen wor den toegewezen, evenwel met Hunne respectieve vrouwen be ijverden zich om hun heer en meester te ontvangen, zooals 't behoort, en na een levendig half uur scheidde het viertal. Toen echter mevrouw Knowle volgens gewoonte, terstond alles ging verhalen aan haren „Ed ward" wat in zijn afwezigheid gebeurd en gezegd was, zette deze, die zeer weinig sprak, een donker gelaat. „Er moet ergens mede ge knoeid zijn, daarvan ben ik verzekerd, vrouw". „Wel, wat bedoelt ge daar mede „John Stenhouse heeft haar ten huwelijk gevraagd g'ng met dat doel naar Londen en^ werd afgewezen. Hij vertelde niet veel, doch zoo iets heeft hij zich toch laten ontvallen". „En dat hebt ge mij nooit vertelt", zeide mevrouw Knowle, eenigszins beleedigd. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 1