ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM-BLIEK 29e Jaargang Woensdag 28 Januari 1920 Nummer 2491 De Watersnood. EMILY. Geen uitlevering. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden f 1.— Advertentieprijs van 1 5 regels 50 cent Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief Telefoon No. 21 Drukker-Uitgever BRESKENS Postgiro 17704 Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief. Advertenties worden aangenomen tot uiterljjk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur Op initiatief en oniier voor zitterschap van den Commissaris 'der Koningin in de provincie Noord-Brabant kwam Vrfldag het „Provinciaal Centraal Comité tot hulpverleening van rampen van algemeenen aard" voor ge noemde provincie bijeen, ten einde te beraadslagen op welke wijze verdere maatregelen moe ten worden genomen tot verlee ning van hulp aan hen, die door de plaats gehad hebbende over strooming geteisterd zijn. In die bijeenkomst werd be sloten, dat de burgemeesters der geteisterde gemeenten zich om eventueel noodige hulp zullen wenden tot het Comité, hetwelk dan die aanvragen, voor zoover betreft „financieelen steun", ver gezeld van zijn advies, doorzendt aan de „Algemeene Watersnood commissie" bovengenoemd, en die betreffende hulp in „natura" aan den voorzitter der Provin ciale Commissie van het „Oranje Kruis" (den heer jhr. mr. E. van Meeuwen te 's-Hertogenbosch), als vertegenwoordigende den Bond in Noord-Brabant. Deze laatste staat weer in ge regelde verbinding met het Cen traal Bureau van het „Oranje Kruis" te Amsterdam. Aangaande die comité's meldt men uit 's Hertogenbosch aan het Hbld. In 1913 heeft de regeering regelen vastgesteld betreffende de instelling van provinciale centrale comité's tot hulpverlee ning bij rampen van algemeenen aard. Ter uitvoering daarvan heeft de Commissaris der Koningin in Noord-Brabant voor die provin cie een dergelijk comité in het leven geroepen, bestaande uit de volgende heeren mr A. E' J. baron van Voorst tot Voorst, Commissaris der Koningin, ambts halve voorzitterjhr mr F. J. J. M. van Ryckevorsel, gewestelijk commissaris der Vereeniging „Het Nederl. Roode Kruis", 6) Mevrouw Knowle antwoordde niet. Zij stond half verlegen ach ter den groep toeschouwers die» zich verdringen om een bruid te zien. Een gemengde uitdruk king was op haar gelaat te lezen van medelijden, van teederheid, nu en dan overslaande in een soort van minachting. Ongekunsteld van natuur, be- iat de bruid een gelaat, dat het toppunt van zachtheid of van gestrengheid vertoont. Liefde evenwel, die de geheele ziel van een man of een géval moet vervullen, was niet te bespeuren; veeleer een kalme berusting in haar lot, een uitdrukking die Beide Wat Vod vereent, zal ik niet scheiden. „Wat zou hakr toch bewogen hebben met hem te huwen 1" mompelde de juffrouw weder. plaatsvervangend voorzitter te 's Hertogenboschjhr mr E. van Meeuwen, voorzitter van de ai- deeling Noord-Brabant van den Koninklijken Nationalen Bond voor Reddingwezen en Eerste Hulp bij Ongelukken, „Het Oranjekruis", en gedeligeerde van dien Bond, te 's Hertogen- bosch; C. L. W. van Ysendijk, gedelegeerde van het Prins- Hendrikfonds, te Amsterdam; W. C. J. I. Kipp, lid van Ged. Staten van Noord-Brabant, te Megen mr W. M. van Lanschot; lid van de Eerste KamerEd. van de Mortel, mr R. Tilman, Eug. Goulmy, J. F. Gostelie Rzn., Jacq. de Gruyter, J. van Dijk, Th. W. Roeffen, secretaris penningmeester, allen te 's Her togenbosch. Het comité is Vrijdagmorgen in het gouvernementsgebouw bijeengekomen en heeft beraad slaagt over hetgeen gedaan moet worden tot hulpverleening aan hen, die door den watersnood zijn getroffen. Besloten werd aan de burge meesters mededeeling te doen van de totstandkoming en samen stelling van het provinciaal cen traal comité en hun voorts er op te wijzen, dat het comité tot taak heeft hulp te verleenen al leen bij rampen van buitengewo nen aard, en dus niet bemidde lend kan optreden daar, waar alleen schade is ondervonden tengevolge van den bijna jaar lijks terugkeerenden hoogen waterstand. Heeft echter in eene gemeente de overstrooming het karakter van eene ramp aangenomen, dan kan de hulp van het provinciaal comité worden ingeroepen hetzij door den burgemeester, hetzij door eene op diens initiatief in het leven te roepen en onder diens leiding staande plaatselijke commissie. Wijders zal den burgemeesters worden bericht dat het vormen van particu liere comité's naast de officieêle plaatselijke comités geen aan- béveling verdient, en dat parti- Als ik Edward Knowle zoo ver zaakt had, wat zou hij dan wel van mij gezegd hebben. Wat zal John Stenhouse wel van haar denken „Wel niets;' waarschijnlijk. Wellicht is hij ook reeds gehuwd. „Dat geloot ik nietdat kan ik niet gelooven. De mannen mogen slecht) zijn, ze zijn niet zoo slecht als de vrouwen. Zij zullen hun ziel en zaligheid niet aan den meestbiedenden uit be rekening verkoopen of heilige beloften breken uit laffe vrees". „Maar haar vader zij moest toch haar vader gehoorzamen „Neen, dat behoefde niet'.', hernam mevrouw Knowle heftig. „Mijn waarde, ge behoeft nie mand te gehoorzamen, zelfs uw man niet, die nog veel nader is dan uw vader, als hij u beveelt iets slechts te doen. Als mijn Edward tot me zeideEmma, ik heb honger, braadt uzelf voor een vleeschpastei, zou ik het misschien doen, als ik zag dat culiere comité's, die zich reeds hebben gevormd, in de offleieële commissie zouden zijn op te lossen; dat alle aanvragen om hulp, zoo in geld als in natura, be hoorlijk gemotiveerd en gespe cificeerd aan het centraal pro vinciaal comité behooren te wor den ingezonden, en dat het houden van geldin zamelingen acht;rwege dient te blijven, wijl dit de taak is van de algemeene watersnoodscom missie te Amsterdam. Het Centraal Bureau van het Oranje-Kruis, dat ook bij deze watersnoodramp weder als offi cieel erkend lichaam optreedt, functionneert wezenlijk als het Centraal Bureau van alle bij den bond aangesloten lichamen, in de eerste plaats van de Al gemeene Vereenigde Commissie ter leniging van rampen door Watersnood, te Amsterdam. Het verzendt intusschen zelf slechts goederen enz. naar de plaats der ramp, indien daartoe van de burgemeester der be trokken gemeenten een dringen de aanvrage inkomt, daar de minder dringende aanvragen voor matrieele hulp door de vertegenwoordigers van den Bond in de betrokkene provin cies behandeld worden. Reeds werden dientengevolge op verzoek van den burgemeester van Cuyk ten behoeve der slacht offers verzonden een wagon levensmiddelen, een 800-tal de kens, ondergoed voor 400 man nen, voor 400 vrouwen en voor 1000 kinderen, benevens boven- kleeding voor 200 mannen en 200 vrouwen en ten slotte nog ongeveer 1500 luiers. Het antwoord van de Neder- landsche regeering op de nota der Geallieerden betreffende de uitlevering van den ex-Keizer luidt als volgt Bij note verbale van 15 Januari hij werkelijk honger had, uit liefde voor hem en omdat ik er niemand mede benadeel dan mijzelfdoch als hij zeide „Emma, ik heb honger, steel daar die kalfskarbonade, zou ik hem antwoorden neen, mijn heer, stelen is verboden, dat doe ik niet! Doch stilde deur wordt geopend daar komt ze". De kleine bleeke bruid ver scheen. Zelfs de vermoeienissen der bruidsdagen, de champagne, de feesten, niets vermocht een blos op hare blanke wangen te schilderen. Zij leunde op den arm haars vaders, een zeer fijn, net persoon. Hij geleidde haar met vaderlijke zorg naar 't rij tuig, kuste en zegende haar, wat zij geleidelijk toeliet. Zij had het uiterlijk van een leidzaam, zachtzinnig meisje dat juist door de liefde van een flink jong- mensch versterkt zou zijn, om hare zwakke krachten te schra gen. John Bowerbank, reeds oud en bijna grijs, zag er toch 1920, overhandigd aan Harer Majesteits gezant te Parijs, vra gen de mogendheden, onder verwijzing naar artikel 227 van het Verdrag van Versailles, aan de Nederlandsche regeering Wil helm von Hohenzollern, gewezen keizer van Duitschland, in hare handen te stellen ten einde te worden gevonnist. Ter ondersteuning van dit verzoek doen zij opmerken, dat, indien de gewezen keizer in Duitschland gebleven ware, de Duitsche regeering krachtens 't bepaalde bij artikel 228 van het Vredesverdrag verplicht zou zijn geweest hem over te leveren. Terwijl de mogendheden als opzettelijke schendingen van de internationale verdragen en ten bewijze van de stelselmatige terzijdestelling van de allereerste regelen van het volkenrecht, tal van handelngen, in den oorlog door de Duitsche overheid ge pleegd, in herinnering brengen, doen zij de verantwoordelijkheid, althans de zedelijke verantwoor delijkheid daarvoor opklimmen tot den gewezen keizer. Zij spreken de meening uit, dat Nederland zijn internationa len plicht niet zou vervullen, indien het weigerde zich naar de mate zijner kracht, bij Haar aan te sluiten om de bestraffing van de begane misdrijven na te streven of die althans niet te belemmeren. Zij doen het bijzonder karakter uitkomen van haar verzoek, dat niet eene juridieke in beschuldi ging-stelling, maar een daad van hooge internationaliteit beoogt, en zij doen een beroep op Neder lands eerbied voor het recht en rechtvaardigheidszin, opdat het niet met zijn zedelijk gedrag de verkrachting door Duitschland dekke van de grondbeginselen der solidariteit tusschen de vol keren. Hare Majesteits regeering heeft de eer aanstonds te doen op merken, dat de verplichtingen, welke voor Duitschland zouden hebben kunnen voortvloeien uit artikel 228 van het Vredes-ver- teerhartig, niet ongevoelig uit veel sterker, doch ook veel ge- voeligef dan haren deftigen vader. „Het arme kind I" zuchtte mevrouw Knowle in zich zelf. 't Is jammerdoch mijnheer Bowerbank is een .goed man, misschien is ze nog wel geluk kig met hem; ten minste niet zoo ongelukkig als ze er nu uit ziet. God zegene haar 1" En met deze zegenbede, die zeker niet gehoord werd door haar, voor wie zij geuit werd, vertrok het rijtuig, Zoo eindigde de hoofdgebeur tenis, zoo verdwenen de hoofd personen in dit belangwekkend huwelijk, dat geheel volmaakt zou zijn geweest als niet het voornaamste er aan had ont broken de liefde. II. Voor ik de droevige geschie denis van de vrouw van John Bowerbank ga vertellen, wensch drag, niet kunnen dienen om de plichten te bepalen van Neder land, dat bij dat verdrag geen partij is. Harer Majesteits regeering, harerzijds eveneens bewogen door onaantastbare redenen, kan de door het verzoek der mogend heden gerezen vraag niet anders beschouwen dan uit het oogpunt harer eigen plichten. Zij is volkomen vreemd ge weest aan de omstandigheden waaruit de oorlog is voortge komen en heeft, niet zonder moeite, hare onzijdigheid tot den einde toe bewaard. Zij staat mitsdien tegenover de oorlogs feiten anders dan de mogend heden. Zij wijst met kracht elke verdenking af als zoude zij met haar souverein recht en haar zedelijk gezag schendingen van de grondbeginselen der solidari teit tusschen de volken willen wekken; maar zij kan geen in ternationalen plicht erkennen om mede te werken tot de daad van hooge internationale politiek der mogendheden. Indien in de toe komst door den Volkenbond eene internationale rechtspraak mocht worden ingesteld, welke bevoegd zou zijn om, in het geval van eenen oorlog, recht te spreken over feiten, welke tot misdrijven gestempeld en aan sanctie onder worpen zijn door een aan de pleging voorafgaand statuut, zal het aan Nederland staan zich bij die nieuwe orde van zaken aan te sluiten. Harer Majesteits Regeering kan in het tegenwoordig geval geen anderen plicht" erkennen dan die, welke haar de wetten des Rijks en de nationale tradi tie opleggen. Welnu, noch de op alom er kende rechtsbeginselen gegronde fundamenteele wetgeving des Rijks, noch eene eerbiedwaar dige traditie van eeuwen her, welke van dit land te allen tijde een toevluchtsoord heeft ge maakt voor hen, die in inter nationale conflicten het onderspit hebben gedolven, veroorloven aan de Nederlandsche Regeering ik een paar woorden over hem zeiven te zeggen. De beste en meest afdoende beschrijving van hem is, dat hij van top tot teen een man van zaken is, een karakter dat buiten den kring van zaken doen, meest al slecht in aanzien is. Een consciëntieus, accuraat man, met veel wilskracht, scherp oordeel, en die de rechten van anderen eerbiedigt. Die volgens geweten en gewoonte anderen behandelt zooals hij zelf wil behandeld zijn die geestkracht genoeg bezit om te oordeelen tusschen rechtvaardigheid en toegeeflijk heiddie recht laat gelden voor hij medelijdend wordtdie nie mand zal bedriegen, doch ook door niemand wil bedrogen wor den die vrijheid eerbiedigt doch ook wil dat men hem in alles vrij latedie, hoewel verstoord als een Pond verkwist wordt, er niet tegen opziet om duizend Pond nuttig te besteden. Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1920 | | pagina 1