ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
Kerstfeest.
Het istiiM in BresMs.
De Overwinnaars.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
E. BOOM—BLIEK
BRESKENS
29e Jaargang
Woensdag 24 December 1919
Nummer 2483
Eerste Blad.
BERICHT
Nieuwjaarwensclien
Binnenland.
Vrijstelling van
militieplicht.
BRESKENSCHE COURA
Abonnementsprijs per drie maanden f 1.—
Advertentieprijs van 1 5 regels 50 cent
Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief
Telefoon
No. 21
Drukker-Uitgever
Postgiro
17704
Abonnements-Advertenties zeer billijk tarief.
Advertenties worden aangenomen tot u t e r I ij k
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 1 uur
Uit hoofde van het Kerstfeest
verschijnt deze .veek Zater-
dag geen nommer van ons blad.
De nommers van 31 December
en 3 Januari zullen als één nom
mer uitkomen op 1 JANUARI,
in welk nommer
worden opgenomen a 50 cent.
DE UITGEVER.
Wederom staan we aan den
vooravond van het feest der
Christenheid, het Vredesfeest bij
uitnemendheid.
Weder klinkt ons het aloude
herderslied in de ooren, dat
door de open lucht weergalmde
bij het vernemen der heilige
boodschap van Christus komst op
aarde. En alom hoort men het
vrede op aarde verkondigen.
Vrede op aardeHoe zoet
klinkend is dat woord. Hoe bit
ter de werkelijkheid.
Plechtig luiden de Kerstklokken,
roepend de menigte naar het
gebedenhuis, en ootmoedig zul
len de harten van ontelbaren het
hoogste feest van het gansche
jaar gedenken.
Na jaren van ellende en uit-
putting, van dood en verderf,
van moord en roof, van - men-
schen-slachting, van rouw en
bitter lijden, gaat het vurigste
verlangen der menschheid naar
ééne gedachten, een begeerte
uitVrede
Ruim een jaar zijn de wape
nen neergelegd, de kanonnen tot
zwijgen gebracht, en is de groo-
te menschenslachting gestaakt, en
nergens nog is de zoo noodige
rust, de kalme bezonkenheid, de
verdraagzaamheid tusschen de
volkeren wedergekeerd.
De economische nooden nemen
in stede van af, steeds meer en
meer toe, de ontevredenheid
breidt zich gestadig uit.
Om daarin verandering te
brengen, moet men inet vereen
de krachten, met de hulp en
ijijstand van allen, zonder on
derscheid, worden medegewerkt,
teneinde de menschheid uit de
val, waarin het is geraakt, op te
heften.
En met stille luister komt nu
het Kerstfeest gewagen van het
schoonste dat de menschheid in
haar bestaan ten deel viel. Uit
duizende lichtjes, allerwege aan
den Kerstboom ontstoken, straalt
een glans van innerlijke luister,
een glans, die licht zal brengen
in het duister gemoed van ontel
bare menschenkinderen.
Dit licht toch, spreekt van
vrede in de harten, van liefde
jegens elkaar.
En wat gaat er om in het
gemoed der uitgehongerde on
schuldige kinderen, uit dat ander
wereldrijk naar ons overgebracht
om gespijzigd te worden, nu zij
met ons het Kerstfeest vieren en
denken moeten aan hun dier
bare ouders, broertjes en zusjes,
die den hongerdood voor oogen
hebben.
Wat tranen zullen er geschreid
worden, nu de duizenden wedu
wen en wezen in ootmoed ge
denken hun geliefden man, hun
zorgzame vader, welke gevallen
is door het moordend lood, nu
zij het Kerstfeest, het feest des
Vredes, zonder hem moeten
vieren.
Och, dat toch meer liefde en
verdraagzaamheid onder het
menschdom tot stand kome, op
dat het Vrede op aarde niet
langer in strijd mag zijn met
hetgeen de maatschappij der
volken vertoont, en het Vrede
op aarde, in de menschen een
welbehagen, werkelijkheid zal
zijn.
Zijn zij het die de vrede ons moeten geven
Wien menig volk thans naar de oogen ziet
Voorwaar is elk als diplomaat bedreven,
Maar 's werelds leed, och, dat bereikt hen niet
Eens brak de roem door duizenden van monden
Zich voor den man des vredes, Wilson, baan.
Men juichte toe, men droeg zijn lof in 't ronden
Van strand tot strand, van berg tot oceaan.
Hoe stierf die lof den volken op de lippen,
Men hoorde frasen, maar vernam geen daan;
Waar gansch een volk zijn krachten voelde glippen,
Daar zag hij toe, en verre bleef hij staan.
Triumviraat met Clemenceau de grijze
Hij, droomend slechts van de vernedering
es vijandsdan, Llovd George de zeer wi
De
wijze,
Gevierde held, ja, ter vergadering.
Waar blijft de vrucht van al uw confereeren
En eindeloos geschrijf van volkenrecht
Is dan uw doel, slechts 't eigen ik te eeren
Acht gij daarmee het groote pleit beslecht
Hoort, Weenen's nood schreit tot uw lichte zalen,
Of dempt de taal der vleiers dezen kreet
Dan, morgen komt de pers ons weer verhalen
Van wat gij zegt, niet wat voor kloeks gij deedt.
Of wel, seint men 't advies van uw doktoren
Omtrent, uw kwaal, uw leed, uw harteklop
Waar daaglijks ginds wel duizend levens smoren
Daar dringt uw lutt'le smart zich ons niet op.
Ziet gij de drom ellendigen niet dwalen
Aan Polens grens en Narwa's barre strand
Voor hen geen troost van koesterende zalen,
Hun rest geen dak, hun bed is 't naakte- land.
Het Duitsch geweld is neergesmakt ten gronde,
't Was tijd voorwaar maar aan geen ridder taamt
Uit wraakgevoel nog immer meer te wonden,
Als nauwelijks nog de vroeg're vijand aamt.
Een groote dag is naadrend aan de kimmen,
Die eeuwen lang de dag der dagen bleef
Van al uw roem blijft niet het flauwste glimmen
Naast al het Licht, dat toen de nacht verdreef.
Wilt spieglen gij u, aan dien waren Koning,
Wien liefde gold als allerhoogste goed.
Laat ijd'ie roem, laat af van aardsche looning
En treedt niet langer in een spoor van bloed.
Het „Vrede op aard" dat gij wellicht zult hooren,
Of waarvoor gij wellicht de stem nog heft,
Nog gaat het niet als ijd'ie klank verloren,
Als grooten, gij slechts eens uw plicht beseft.
Breskens, 23 Dec. 1919. B.
Vrijdag werd voor de Arr.-
Rechtbank te Middelburg be
handeld het incident te Breskens,
waarbij aan een viertal ingezete
nen ten laste werd gelegd ver
nieling der Belgische vlag, van
een in de haven liggend schip,
en mishandeling van den schip
per Van Ekke.
Uit het getuigenverhoor bleek
het volgende
De visscher A. de Winde uit
Breskens heeft op 27 October
van Ekke, die in de haven te
Breskens verhalen moest, ge
waarschuwd voor steenen op de
glooiing. Deze antwoordde toen:
„Wat geeft dat, als het maar
geen kaaskoppen zijn". Dit
scheldwoord is volgens getuige
de aanleidig geweest voor al
het gebeurde.
De havenmeester, I. Fortrie,
heeft de woorden ook gehoord,
het gaf aanvankelijk aanleiding
dat het volk weigerde het schip
van Ekke te laden. Getuige
heeft van andere schippers ge
hoord, dat van Ekke een lastig
man is.
Getuige Sara Pleijte, buflet-
juflrouw te Breskens, heeft op
29 October een viertal Belgi
sche schippers in het café van
haar vader gehad, die op het
daar staand orgel speelden en
daarbij scheldliederen op de
„kaaskoppen" zongen.
Getuige P. C. de Smit hoor-
de op 2 November in het café
van de Witte er over spreken,
dat de Belgen voor kaaskoppen
hadden gescholden. Er kwamen
toen enkele Belgen binnen en
de caféhouder verzocht hen heen
te gaan enkele jongemannen
zijn toen de Belgen gevolgd
naar de haven en aan boord
van een motorvaartuig, waar
bekl. een der Belgen, A. de
V ilde, aangreep en hem een
paar klappen gaf. Getuige is
toen tusschenbeide g ikomen en
heeft gezegd, dat de Wilde
niets had gedaan. Ook heeft
hij beklaagde op een ander
schip zien gaan en met een vlag
zien terugkomen het wegnemen
zag hij niet.
Beklaagde, nu ondervraagd,
zegt in het café te zijn geweest
en toen hoorde hij het woord
kaaskoppen. Hij zegt in dron
kenschap de Belgen te zijn ge
volgd. Hij weet iemand te heb
ben geslagen, wie het was weet
hij niet. Van het wegnemen van
een vlag herinnert hij zich
mets; wel weet hij niet met
steenen te hebben gegooid.
De president doet beklaag-
de's verklaring vopr den rech
ter van instructie voorlezen,
waarbij hij volledig bekende,
de vlag te hebben weggeno
men. I hans na de voorlezing
bekent hij weer.
Getuige W. J. Moelker, werk
man te Breskens, zegt, dat
bekl. hem gevraagd heeft mede
te gaan, om de vlag er af te
halen. Na het wegnemen bond
beklaagde de vlag om zijn
middel. Getuige vroeg later
een stuk van de vlag en kreeg
de zwarte baan welke hij in
zijn zak stak.
De getuige R. de Wilde,
schipper te Gent, hoorde op 2
November harde voorwerpen
op zijn schip vallen; hij lag
reeds te bed. Toen hij ging
kijken was een ruit vernield
Zijn zoon kwam toen aan boord
en zeide dat de vlag weg was,
wat juist bleek. Daar de Bres-
kensche jongens aan boord
kwamen is getuige in zijn ka
juit gegaan en heeft deze van
binnen gesloten. Den volgenden
morgen heeft hij zich in de ma-
réchaussée kazerne vervoegd en
daar is hij zeer welwillend ont
vangen men was direct tot
een onderzoek bereid. Hij acht
van Ekke een lastig man.
Een drietal getuigen, o.a. de
zoon van de Wilde en van Ek
ke zijn niet verschenen. De
rechtbank ziet af van het hoo
ren van deze getuigen.
Hierna krijgt de officier van
justitie mr. baron van der Feltz,
hef woord tot het nemen van
zijn requisitoir.
Spreker herinnert aan de
gulle ontvangst in Z.-Vlaande-
ren van de Belgische vluchte
lingen in 1914 en stelt daarte
genover het drijven van een
deel der Belgen en der Belgi
sche pers, niet van de geheele
Belgische bevolking, in dit jaar,
van welke tegenstrijdigheid men
juist in Zeeuwsch-Vlaanderen
de gevolgen het best heeft ge
voeld. Op eenvoudige naturen
als beklaagde heeft dit alles
een slechten indruk gemaakt en
het heeft hen in een prikkelbare
stemming gebracht. Spr. acht
van Ekke de aanleiding tot al
les waarbij nog in het café van
Pleijte het optreden van de
Belgen komt, die scheldliederen
op de „kaaskoppen" zongen.
Kaaskop is nu eenmaal het
scheldwoord der Belgen als zij
het over Nederlanders hebben.
Hierna bespreekt de officier het
eerste bericht in de Belgische
pers over het gebeurde, dat
den indruk vestigde van een
georganiseerden aanval op de
Belgische schepen met het weg
nemen van de vlag, die in tri
umph door de gemeente zou
zijn gevoerd, vernield en ten
slotte op de Markt plechtig
verbrand. Ook werd iu dat be
richt van een onheusch optre
den der .gendarmerie" gespro
ken, wat nu blijkt onwaar te
zijn.
Beklaagde moet worden ge
straft, maar dit rr.ag niet zwaar
der worden tengevolge van het
optreden van een deel der Bel
gen en der pers, die er propaj
da voor hun strijd tegen
land in zagen. Spr. meent
de diefstal niet bewezen is,
wel de vernieling van de
en de mishandeling en vordert
deswege een boete van f 20
subs. 20 dagen hechtenis.
Tegen den tweeden beklaag
de, J K. Keukelaar voermans
knecht, die ook een vlag van
een schip bemachtigde, doch
zich dit niet herinnerde, luidde
den eisch ook f 20 of 20 dagen;
tegen J. C. Ritico, de man die
de ruit vernielde, f 15 of 15
dagen, terwijl voor den vierden
beklaagde W. J. Moelker, vrij
sprak werd gevorderd, hem
was namelijk heling van een
deel van de vlag, waarvan in
de eerste zaak sprake was, ten
laste gelegd, maar daar aan
de Kruijter geen diefstal nieer
ten laste werd gelegd, kon er
ook geen sprake zijn van he-
ling.
Naar aanleiding van het bij
de Tweede Kamer ingediende
ontwerp tot wetswijziging der
militie is, naar wij vernemen,
door den minister van oorlog
aan den burgemeester bericht,
dat het ook in de bedoeling
ligt de militieplichtigen van
de lichting 1920 in de gelegen
heid te stellen alsnog van de
vrijstelling te profiteeren. Voor