ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSGHVLAANDEREN VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM-BLIEK 29e Jaargang Woensdag 26 November 1919 Nummer 2475 Schoolartsen. GETROUW. Nederland en België. Binnenland. BRESKENSCHE COURANT Abonnementsprijs per drie maanden 95 cent Franco per post f 1.— Advertentieprijs van 1 5 regels 50 cent Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief Drukker-Uitgever TNo.f020" BRESKENS p°7s$4r0 Abonnements-Advertenties worden tijdelijk berekend met 20 pCt. toeslag Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 2 uur IV. In het vorige artikel stipte ik reeds aan dat de onderwijzer in de klasse de hoofdpersoon moet zijn, ook inzake de hy giëne. Doch daarvoor is noo dig dat hij beschikt over de noodige kennis. Wel worden aan verschillende opleidings inrichtingen enkele uren per week bestemd voor het onder wijs in de algemeene gezond heidsleer en wordt dit onder wijs zooveel mogelijk door art- sen gegeven, doch de kennis der hygiëne, die de onderwijzer na het behalen der hulp-acte bezit is maar gering en opper vlakkig; voor de hoofdacte wordt zij niet aangevuld, zoo dat in de praktijk de onderwij zer vrijwel leek op dat gebied is. Nu is er wel kans dat bij de verbeterde opleiding zal veranderen, doch daarmede zijn de tegenwoordige onderwijzers en hun leerlingen nog niet ge holpen. Het zal dus noodig zijn den schoolarts op te dragen het houden van cursussen en lezin gen over algemeene- en school- hygiëne. Dan zal de onderwij zer in staat zijn bi] zijn onder wijs en zijn school-omgeving verschillende hygiënische maat regelen te nemen en wenken te geven, van welke een opvoe dende kracht kan uitgaan, die nog na het verlaten der school zal nawerken, tot voordeel van de geheele maatschappij. In de school blijven de onderwijzer de hoofdpersoon, de schoolarts vuile zijn ontbrekende hygiëni sche kennis aan, wijze hem op misstanden in verband met de gezondheidsleer. Alleen samen werking tusschen onderwijzer en schoolarts zal het schoolartsen instituut ten vollen bloei bren- gen. Resumeerende zien wij dus dat de taak van den schoolarts is geneeskundig toezicht op de gebouwen, leermiddelen en meu belen, het onderwijzen van al gemeene, meer in het bijzonder 8) Ik zal het mijn leven lang niet vergeten, en mij trotsch rekenen waardig te zijn geacht in uw kring opgenomen te wor den, maar daar waar men zoo veel ontvangt, mag men geen koper in ruil voor goud geven, en slechts eene groote liefde zou hier op kunnen wegen te gen alles wat gij mij aanbiedt". Mark zag haar met een blik vol smartelijke ontroering aan. „En" zeide hij langzaam, „gij wilt mij stilzwijgend te kennen geven dat gij deze niet voor mij gevoelt Hoe zou het eigenlijk ook anders kunnen Gij hebt nooit aan mij gedacht en kent mij ternauwernood. Mijn uiter lijk heeft ook niets dat u voor mij kan winnenmaar ikzelf draag u zulk eene groote tee- van schoolhygiëne aan de leer krachten bij vakscholen en middelbare scholen ook aan de leerlingen. Verder het geven van advies in alle zaken rakende de schoolhygiëne. Hiervoor is noodig een arts, die zich geheel aan deze taak kan geven; niet een, die een gedeelte van den dag andere werkzaamheden heeft. Bij een verdeeling van werk zaamheden zal meestal die van den schoolarts er onder leiden. Daarbij komt dat het vak school hygiëne een uitgebreid specialis tisch vak is, waaraan zich de arts geheel moet kunnen weiden, wil hij op de hoogte van zijn tijd blijven. De schoolarts dient dan ook een salaris te hebben dat hem een bestaan verzekert. Dit heeft ten gevolge dat alleen enkele grootere gemeenten in staat zullen zijn een dergelijk schoolhygiënisch toezicht finan cieel te bekostigen. Verder zou den diverse gemeenten zich kunnen vereenigen om te zamen de kosten te dragen, doch dit heeft in ons landje van allemaal machtshebbers en van gemeente lijke afgunst onoverkomelijke bezwaren. Stel U voor één schoolarts voor 15 gemeenten, welke ge meenteraad zal hem benoemen? waar zal hij wonen, dus belas ting betalen enz. De beste op lossing zou dan ook zijn, dat 't Rijk schoolartsen aanstelde of beschikbaar stelde, doch ten eerste is dit niet het geval en lijkt het alsof dit voorloopig nog wel niet zal geschieden en ten tweede is daarbij een te groote centralisatie te vreezen. En juist is bij het hygiënisch schooltoe zicht een zekere mate van decen tralisatie gewenscht, omdat, wil het instituut het maximum effect hebben, de schoolarts volkomen op de hoogte van den plaatse lijken toestand moet zijn, om zich daardoor des te gemakke lijker in verbinding te kunnen stellen met overheid, onderwij zers, ouders, plaatselijke veree- nigingen, (Groene kruis, Vacantie kolonies) enz. Een geneeskundi ge aan het ministerie zou kunnen derheid toe, dat ik er niet aan wanhoop u van lieverlede te doen gevoelen hoe zoet het is oprecht bemind te worden. Ik zweer u bovendien dat niets mij te veel zal zijn om u gelukkig te maken. O beproef het slechts of g(l niet langzamerhand aan mijn bijzijn kunt gewennen. Geef mij nog geen antwoord, zoo dat ongunstig mocht zijnwacht daarmede tenminste nog eenige maanden. Laat mij een weinicr hoop". „Ik zou het willen, mijnheer, maar is het niet ridderlijker u vooraf te bekennen dat daarop geen kans bestaat Ik draag u veel achting toede stap dien gij heden doet is zoo belange loos, dat ik u daarvoor een ware vriendschap schenkmaar van een warmer gevoel, vrees ik, dat nooit sprake zal kunnen zijn, en zonder dat mag ik uwe vrouw niet worden". „Hebt gij dan iemand anders zorgen voor de groote lijnen en voor de bewerking van het materiaal van het geheeleland.) Zoo gedacht valt vanzelf het oog op de Provinciale Staten als het lichaam hetwelk het hygië nisch toezicht moet regelen, van hetwelk de aanstelling van school artsen moet uitgaan. Een be trekkelijk klein lichaam beslist dan voor een geheele provincie over instructie, salaris, woon plaats enz. van den schoolarts. De provincie stelt dan voorloo pig hare ambtenaren ter beschik king van die gemeentebesturen en schoolbesturen dit zulks wen- schen, tot tijd en wijle de rijks wetgever schoolhygiënisch toe zicht verplicht voorschrijft, waar aan de besturen alsdan kunnen voldoen door gebruik te maken van den provincialen dienst. Wij krijgen hierdoor een zekere een heid in de werkwijze, een zekere mate van centralisatie, die nu echter niet schadelijk zal werken. Het instellen van een genees kundig hygiënisch schooltoezicht gedoogt geen uitstel. Niet eerst ingrijpen in een verzwakt en verwaarloosd menschenmateriaal als dat zijn intrede doet in het bedrijf of in het beroep, het is een fout, die zich zal wreken als wij onze verzekerings-wetgeving niet laten steunen op een hygië nisch toezicht over de opgroeien de jeugd, wanneer zij niet als onderbouw ook vindt het school artsen instituut. Uit de V.-D. IN. v. Gelderen „Het Handelsblad van Ant werpen" brengt den uitslag der verkiezingen in verband met de Hollandsch-Belgische quaestie. In een artikel, getiteld „Onze verhouding tot Nederland," schrijft de hoofdopsteller: „Wat ook onze gedachten zijn over den uitslag der verkiezingen, één ding is bewezende vol slagen onmacht van hen die kwaad vuur wilden stoken tus schen België en Nederland. Het is de plicht der regeering, om niet op eigen houtje politiek lief vroeg de jonge man neer slachtig. „Neen", antwoordde zij met een weemoedig glimlachje, „en ik geloof zelfs dat ik het leven door zal gaan zonder ooit het gevoel gekend te hebben, dat zulk eene voorname rol speelt in het leven der vrouw. De ernst van het bestaan heeft zich daar toe te vroeg aan mij opgedron gen. Ik heb geen tijd tot droo- men gehad". „Maar die tijd zal voor u aanbreken, zoodra elke zorg voor uwe toekomst verdwijnt. Ik bid u, zendt mij niet geheel ho peloos heen.; onderzoek uzelve, en zie gedurende eenige weken tenminste of gij u niet met dat denkbeeld verzoenen kunt". Oranda had den moed niet deze bede af te slaan, en zij beloofde hem over twee maan den een beslist antwoord te zul len geven, maar eischte tevens van hem dat hij haar gedurende te voeren, maar de Kamer eerst te raadplegen. De plicht van den minister van buitenlandsche zaken is, de verlangens der Belgische natie getrouw te ver tolken. De plicht aller Belgen is, onze afgevaardigden te Pa rijs te steunen in gegronde en rechtvaardige grieven, die wij voor te brengen hebben en die men in Holland niet ongeneigd is aan te hooren. Men heeft met boos opzet een diepe kloof gegraven tusschen België en Nederland en in Ne derland heeft men te dikwijls uit het oog verloren, dat de kwaadvuurstokers in België een onbeduidende minderheid uit maken. Wij gaan nu de kloof dempen, als zakenmenschen en niet als blafTende honden kun nen wij spreken en onderhande len. Van onzen kant moeten wij niet meer vragen dan noodig is, van Nederlands kant moet men weten te geven en niet steeds willen nemen. In Engeland be staat een versje over het karak ter der handelszaken. Sir Rut- herford Harris, Parlementslid, Liverpool, zei het eens op een lunch te Antwerpen „In mat ters of commerce the fault of the Dutch is, giving too little and astang too munch." Wij ho pen, dat ze deze reputatie zul len afleggen in de onderhande lingen, die, naar onze innige hoop, voortaan door een geest van toegeving en vriendelijkheid zullen geleid en bezield worden. Hbld. HEFFING IN EENS VOOR ,'t GROOTE PLAN". De Commissie voor 't Groote Plan van het Centraal Genoot schap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies, die wil trachten de noodige 800,000 gld. bijeen te brengen om aan het geweldig plaatsgebrek te ont komen en tevens de ziekenver pleging in de koloniehuizen be ter te regelen, vraagt aan het dat tijdsverloop niet zou bezoe ken en dat zij elkander alleen in Bertha's tegenwoordigheid zouden wederzien. Toen hij haar verlaten had, vergat zij geheel en al aan het werk te gaan en bleef in diep gepeins verzonken. Waaromhad zij zijn aanzoek niet vol dank baarheid aangenomen Zonder een mooi mensch te zijn, bezat Mark van Woensdrecht een aan genaam uiterlijk en was er veel edels en goeds in hem. Hij ver diende ruimschoots de gehecht heid eener vrouwzij gevoelde zelfs vriendschap voor hem waarom dan kon zij niet beslui ten hem naar het altaar te vol gen, en uit zijne hand alles aan te nemen wat het leven zoetheid verleent Zij hield van hare jeugdige leerling; Bertha's vader was een man die haar den grootsten eer bied inboezemde men zou haar yol liefde in haar nieuwen fami- Nederlandsche Volk een vrij willige heffing in ééns, te be ginnen met 1,— per mille van 't jaarlijksch inkomen. Het propagandanummer van Het Hoefijzer, het Maandblad van 't Centraal Genootschap, dat in een zeer groot aantal verspreid zal worden, bevat artikelen van Mej. Henr. v. d. Mey, Prof. G. Scheltema, Dr. A. Schuckink Kool, Th. M. Ketelaar, Arts J. J. Peck en A. C. Bos. DE „BEZWAARDEN" IN ZAKE INVALIDITEITSWET. Het request tot den Min. van Ar beid van hen, die bezwaren maak ten tegen het teekenen der formu lieren der Invaliditeitswet in ons land, is door ongeveer 4800 personen geteekend. Bij een op den 14en dezer door den Minister verleende audiëntie met de voor mannen in dezen, toonde de Minister, naar het bureau V. D. verneemt, zich zeer welwillend en deed toezegging een voorstel te zullen indienen om degenen, die gemoedsbezwaren hebben, vrij te stellen, ook natuurlijk van de financieele voordeelen. Ingezonden. M. d. R. In enkele gemeenten van ons gewest zijn onderafdeelingen ge sticht van den Ned. Kruideniers- bond, of duidelijker gezegd Winkeliersverenigingen", ten doel hebbende, om door onder linge samenkoop, hun inkoopen zoo voordeelig mogelijk te doen. In Ooslburg o.a. is ook zoo danige vereeniging en naar aan leiding van de m, i. niet oprechte handeling, welke ik van ge noemde vereeniging ondervond, diene het volgende Op 11 November j.l. ontving ik van de secretaris dier ver eeniging een uitnoodiging tot prijsopgaaf van 1000 K.G. Melis; en daar ze mijn maandelijksche prijscourant in hun bezit hadden, werd mij nog afzonderlijk ge vraagd of de uitbetaling der suikerbons door mij geschiedde, lie-kring ontvangen, terwijl zij thans geheel alleen op de wereld stond en dagelijks moest vech ten tegen den diepen weemoed, dien het bewustzijn harer een zaamheid in haar verspreidde. En toch, toch Was zijn vermoeden dan ge grond geweest, dat zij een ander liefhad? Maar hoe zij ook in haar hart zocht, zij vond er geen enkel mannenbeeld. Neen, de eenige aan wien zij telkens dacht, was haar weldoener, Henri Wals- bergmaar zij zou het niet graag gewaagd hebben hem te beminnen hij stond zoo onme telijk hoog boven haar verhe ven, en daarenboven wist zij hem verloofd met eene andere, die vrij wat beter bij hem voegde; neen, neenZijne herinnering kon haar niet beletten te trouwen! Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1919 | | pagina 1