ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
HEREENIG D.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
E. BOOM—BLIEK
28e Jaargang Woensdag 30 Juli 1919 Nummer 2441
Wederopbouw.
gggSfcLBTOK.
Geestelijke verzorging
van militairen.
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden 95 cent
Franco per post f 1.—
A d v e r t e n t i e p r ij s v a n 1 5 regels 50 cent
Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief
Drukker-Uitgever
TNo.,020" BRESKENS p°7ste'4ro
Abonnements-Advertenties worden tijdelijk berekend
met 20 pCt. toeslag
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 2 uur
Gelijk een na een zware ziekte
herstellende, komt er zachtjes
aan verbetering in de wereld
toestand, hoewel nog aarzelend
en zwak, is niettemin verbetering
waar te nemen.
Het is een zware ziekte ge
weest, welke de wereld achter
zich heeft, een ziekte van jaren,
waarvan het aantal doorgewor
stelde dagen en bange nachten
niet te tellen is geweest. Lijdende
aan verschillende kwalen heeft
de rampspoed de wereld op
velerlei wijze dermate bezocht,
dat men nog de handen in ver
bazing mag ineen slaan, over
het feit, dat de ondergang niet
geheel en al, de vernietiging
niet volkomen is geweest. Hoe
menigmaal heeft de menschheid
zich in die lange jaren niet op
den rand van een afgrond be
vonden? En mogen wij ons dan
niet gelukkig prijzen, dat in de
branding der ontketende volks
hartstochten en in de felle koorts
hitte van volkerenhaat en ver-
delgingslusten, nog ten slotte is
overgebleven, wat wij rondom
ons in de wereld aanschouwen.
Thans echter is het tijdperk
van herstel, van genezing aan
gebroken. Naarmate evenwel de
I wonden dieper in het lichaam
der maatschappij zijn geslagen,
naarmate het groote leed der
volkeren schijnend was en de
rouw van millioenen en millioenen
groot, naar diezelfde mate zal
ook het herstel en de genezing
moeilijk en van langen duur zijn.
Dat zij met ontzaggelijke moei
lijkheden gepaard gaat, dat er
varen wij thans in hooge mate.
De ontzaggelijke duurte van de
voor ons levensonderhoud meest
onmisbare waren, is na een korte
periode van prijsdaling opnieuw
in een stadium van prijsstijging,
althans niet van merkbaar be
langrijke daling gekomen. Daarjjij
nemen de belastingen een ont-
zaggelijke vlucht. Het blijkt thans
meer en meer, dat de wereld
aanzienlijker verarmd is dan aan
vankelijk verondersteld werd en
12)
„Kom", hij poosde en aarzel
de. Hoe moest hij haar noemen
die nu eenmaal de vrouw van
zijn zoon was Kom mede Char
lotte, zeide hij eindelijk.
Hij maakte eenige opmerkin
gen over de straten die ze door
reden maar zij bijna niet ant
woordende zweeg hij en bekeek
het mooie gezichtje met het
Grieksch profiel, de donkere
oogen en een rijkdom van krul
lend zwart haar. Maar hij zag
ook de slechte harmonieerende
kleuren van haar kleeding,
welke kleeding 1 de handen
zonder handschoenen en de half
lompe, half schuwe meiden
manieren. Een half uur later
zaten zij tegenover elkaar in
een zijkamer van het logement
dat om tot een meer geregelden
gang van zaken te komen, niet
alleen een langen tijd noodig is,
maar ook in dien tijd met in
spanning van alle krachten zal
moeten worden gearbeid, en wel
door allen, geen enkele uitge
zonderd. Wederopbouw van het
wereldgebouw van welvaart en
geluk eischt ons aller medewer
king van hoofd en handen.
Helaas, doet zich sederteeni-
gen tijd het betreurenswaardig
verschijnsel voor, dat een groeien
de tegenzin in het dagelijks
werk bij zeer velen overheer-
schend begint te worden. Meer
loon bij minder arbeid wordt
door dezulken niet slechts als een
bereikbaar ideaal nagestreefd,
maar hetgeen zij doen, verrich
ten zij met een dermate geringe
energie en arbeidslust, dat het
geen zij produceeren in alle
opzichten minder is, dan het kon
zijn. En dit gebrek nu, doodt
alle opgewektheid tot arbeiden
en doet aan de productie enorme
schade.
Mag dit opzichzelf reeds te
betreuren zijn, het valt dubbel
te bejammeren nu juist een groote
productiviteit voor het wereld
herstel allernoodzakelijk is.
Wanneer derhalve ook de
bevoorrechten onzer mede-men-
schen met volle kracht aan het
genezingsproces medewerken,
dan kan het niet anders of daar
van moet een gunstige invloed
uitgaan op de kringen der ener-
gie-loozen en zullen ook dezen
zich tot meer productieven arbeid
voelen aangespoord.
Het droevige verschijnsel der
onophoudelijke werkstakingen,
is mede een onderdeel van het
aan ziektekiemen nog maar al
te rijke lichaam der menschelijke
samenleving. Ook hierin moet,
wil het genezingsproces voor
spoedig duurzaam zijn, een al-
geheele wijziging komen. Voor
zeker is de arbeider zijn loon
waard doch niettemin is het een
onafwijsbare eisch, dat het bedrijf
ook het loon kan opbrengen.
Geschiedt dit niet, en reeds tal
van groote en kleine industrieele
ondernemingen zien zich daartoe
niet meer bij machte, dan is het
èn met de werkgevers èn met
de werknemers gedaan. Dit moge
vooral zij bedenken, die meenen
dat aan de opvoering tot in het
oneindige van den loonstandaard
paal noch perk behoeft te wor
den gesteld.
Het grootste gevaar toch,
hetwelk het economisch herstel
van de zoo zwaar geteisterde
wereld in den weg treedt, is
juist daarin gelegen.
Tevens is het een eisch voor
alle weidenkenden en strevers
naar een geordende maatschap
pij om als één man front te
maken tegen het nog immer uit
het oosten dreigende bolsjewisme,
met zijn ziekelijke en tevens
wreedachtige kenmerken. Het
herstellingsproces der wereld
wordt niet gediend niet opnieuw
haat te zaaien en vernietiging
te beoogen, maar met eendrach
tig arbeiden en met het betoonen
van een goeden wil. Niet met
geweld te plegen maakt men
zich dienstig aan het ziekbed
van een uit zware krankheid
langzaam beterende, maar door
met liefde en omzichtigheid op
te treden. Zoo gaat het aan de
ziektesponde onzer dierbaren,
zoo gaat het eveneens aan de
legerstede van de moeizaam, uit
ernstige en langdurige ziekte
zich herstellende maatschappij.
Laten allen, die het wel meenen,
zich dit goed indenken, opdat
de genezing algeheel en de wel
vaart der maatschappij van voort-
durenden aard zij, hetwelk ons
allen ten goede zal komen.
De Algemeene Synode van de
Nederlandsche Hervormde Kerk
heeft den minister van oorlog
het volgende schrijven gezonden:
De Algemeene Synode enz.
heeft met groote belangstelling
kennis genomen van het verslag
der besprekingen van U Exc's
afgevaardigden en van vertegen
woordigers van de Algemeen
Synodale Commissie in het ge
bouw der Synode op 18 Juni
1919 gehouden.
Zij heeft na ernstige gedach
ten-wisseling besloten, op de
beide vragen, welke aan het
eind van bovenbedoelde bespre
kingen door U Exc's afgevaar
digden werden gesteld, te weten.
Wat denkt de kerk te doen ter
verzorging van de geestelijke
belangen der militairen en hoe
denkt do Synode der Neder
landsche Hervormde Kerk over
het voorgenomen instituut van
Legerpredikanten het volgende
eerbiedig ter kennis van Uwe
Excellentie te brengen.
Steeds is de kerk (zooals o.a.
blijkt uit de desbetreffende vra
gen bij de kerkvisitatie) bedacht
geweest op de verzorging van
de geestelijke belangen der mili
tairen. In dit opzicht doen de
kerkeraden wel wat in hun ver
mogen is, maar, daar gewoonlijk
juist in de grootste gemeenten
de grootste garnizoenen zijn en
die groote gemeenten door ge
brek aan traktementen te weinig
predikanten hebben, was dit werk
tot nog toe, tot hun leedwezen,
te eenenmale onvoldoende. In
dien er dus wegen kunnen wor
den gevonden om in dit belang
voortaan beter te kunnen voor
zien, zal daarvan met blijdschap
door de kerk worden gebruik
gemaakt.
Met groote ingenomenheid heeft
daarom de Synode gezien, dat
de regeering van haar kant de
geestelijke belangen der jonge
lieden, die zij uit hun huis en
arbeid roept tot den militairen
dienst, wil behartigen. Het voor
genomen instituut van leger-pre-
dikanten, die de adviseurs en
tusschenpersonen worden tus-
schen de regeering en de kerke
raden, juicht zij toe. En van
haar kant zal de Synode bij de
kerkeraden gaarne aandringen
op hartelijke samenwerking om
dit instituut aan het doel te doen
beantwoorden.
Het Nederlandsch Hervormd
kerkrecht kent echter geen dienst
doende predikanten, die niet aan
een gemeente zijn verbonden
zoodat de door de regeering te
benoemen legerpredikanten zul
len genoodzaakt, eervol ontslag
bij het bevoegd kerkbestuur aan
te vragen doch tegelijk kan aan
hen volgens de in 1917 van kracht
geworden nieuwe bepalingen van
het regelement op de vacaturen
de bevoegdheid van emeriti wor
den verleend, waaraan verbonden
is recht tot openbare verkondi
ging van het Evangelie, bedie
ning van Doop en Avondmaal,
leiding der openbare godsdienst
oefeningen, catechetisch onder
wijs, herderlijke zorg.
Voor den naderen uitbouw van
hun arbeid kan door de ge
meenten worden gebruik gemaakt
van de bepalingen in de (nieuwe)
4e afdeeling van het reglement
op de vacaturen, waardoor pre
dikanten tot speciale werkzaam
heden, i. c. de verzqrging van
de geestelijke belangen der mili
tairen, in een gemeente kunnen
worden beroepen, welke predi
kanten dan alle verdere rechten
der dienstdoende predikanten
bezitten. Ook bestaat de gelegen
heid, volgens de in 1919 van
kracht geworden bepalingen in
het reglement op het hulppre
dikerschap, om in groote ge
meenten werkzaam te tellen
predikanten van kleine gemeen
ten, zoodat zulken, die lust en
gaven voor de verzorging van
de geestelijke belangen der mili
tairen hebben, in garnizoens
plaatsen zullen kunnen worden
aangesteld. Hierover zullen de
kerkeraden met de door U. E.
te benoemen legerpredikanten
overleg kunnen plegen en kun
nen de door U. E. aangestelde
predikanten wenschen en wenken
aan de regeering kenbaar maken.
Ten slotte verklaart de Synode
het op prijs te stellen aan Uwe
Excellentie een voordracht tot
benoeming van de bedoelde
legerpredikanten te mogen doen
en de opdracht daartoe gaarne
in te wachten.
tJÊCTUm
en beiden begrepen dat ze, hoe
het leed hun ook drukte, hun
gedachten bij de werkelijkheid
moesten bepalen, maar toch deed
het binnen brengen van het ont
bijt hen opschrikken.
„Willen we nog wat wachten
vroeg Charlotte aarzeiend.
„Neen, liever niet. Laten we
ontbijten".
Zwijgend werd het maal ge
bruikt en de dominee spande al
zijn krachten om zoo goed en
vriendelijk mogelijk met haar te
kunnen spreken.
„Wij moeten nu over onze
plannen spreken mijn waarde.
Je weet natuurlijkdat je met
mij mede naar Immeridge gaat".
„Ja, hij heeft het mij verteld".
„En zijt ge tevreden met de
schikking
„Eh, mijnheer
„Zeg wat je meent", zeide
mijnheer Garland een beetje
scherp, 't Zou me spijten als
ik je tegen je zin mee naar huis
nam. Het is mijn bedoeling ]e
als een kind te behandelen of
a's een ondergeschikte".
Charlotte zag hem met haar
groote kinderlijke oogen aan.
Blijkbaar begreep zij niet wat
hij tegen haar had gezegd maar
ze keek naar het vriendelijke
edele gelaat van Keith's vader
dat ze beter verstond dan zijn
woorden.
„Ja, mijnheer. Ik wil graag
met u mee gaan en ben u zeer
dankbaar".
„Heel goed. Zullen wij heden
naar huis gaan
Naar huis Met angst en schrik
dacht hij aan den last dien hij
mede nam naar huis, en toch was
het zijn plicht, een harde plicht
maar die vervuld moest worden.
Hij had aan zijn huishoudster
geschreven dat mijnheer Keith
getrouwd en naar Canada was
vertrokken, en dat zijn vrouw
tot zijn terugkomst in de pas-
tory zou vertoeven. De oude
man begreep zeer goed dat vele
en aanhoudende moeilijkheden
zijn deel zouden zijn, dat de
waarheid 't zij geheel of ge
deeltelijk te Immeridge bekend
zou wezen, en dat een spotten
de lach en een honende blik
hem zouden treffenmaar zij
was nu eenmaal de vrouw van
zijn zoon en moest als zoodanig
worden behandeld.
„Neem mij niet kwalijk", zeide
hij na nogmaals haar kleeding
te hebben bekeken, „maar heb
je geen anderen japon. Ze is
niet warm genoeg om te reizen".
„Dat zeide hij ook". Ze
noemde Keith steeds h ij „en
dat ze nu niet meer geschikt
voor mij was. Hij gaf me geld
om nieuwe kleeren te koopen en
beloofde dat hij me nog meer
zou zenden, daar ik anders u te
veel tot last zou zijn".
„Arme jongen", zeide de va
der zachtjes.
„Ik ben vlug met de naald,
mijnheer, al heb ik niet school
gegaan", vervolgde Charlotte
beschroomd. Als ik uit mag
gaan en de benoodigdheden
koopen dan kan ik een Zondag-
sche japon voor me zeiven maken
zoodra ik thuis benIk be
doel Neem me toch niet kwa
lijk als ik iets verkeerds zeg".
„Neen. Immeridge is jethuis".
„Ik dank u mijnheer", ant
woordde zij met een beweging
waaruit de dienstbode sprak en
waar aan de dominee zich zoo
ergerde.
Toen zij drie dagen later met
hem naar Immeridge terugkeerde
bewoog ze zich vrij goed in
haar nieuwe kleeren dames-
kleeren. Hoe weinig zij ook
sprak toch begreep de oude man
dat zij niet ruw of onvrouwelijk
was, noch bedriegelijk of listig.
Ze was nog een kind en niet in
de gelegenheid geweest om veel
kwaad te leeren.
Wordt vervolgd.