ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
HEREENIGD.
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
28e Jaargang
Zaterdag 26 Juli 1919
Nummer 2440
Vergeldingsnoodzaak.
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden 95 cent
Franco per post f 1.—
Advertentieprijs van 1 5 regels 50 cent
Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief
Drukker-Urtgever
E. BOOM-BLIEK
TNof020" BRESKENS p»®te'4ro
Abonnements-Advertenties worden tijdelijk berekend
met 20 pCt. toeslag
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 2 uur
Sedert eenigen tijd kan men
in de buitenlandsche en de bin-
nenland8che bladen uitgebreide
beschouwingen lezen over een
vraaj stuk, dat thans de gemoe
deren uitermate beroert, en bij
hetwelk ons land ten zeerste
betrokken is. Het betreft name
lijk het recht van asyl, dat te
allen tijde in ons land is hoog
gehouden en hetwelk in dit
tijdsbestek wordt verleend aan
een der eertiids hoogstgeplaatste
machthebbers ter wereld, den
ex-keizer van Duitschland.
Het recht van asyl is een der
oudste vormen van recht, die de
geschiedenis kent. Reeds bij de
overoude volken werd onder
alle omstandigheden het recht
op een vrijplaats, het recht op
een toevluchtsoord voor vervolg
den erkend en hoog gehouden.
De Romeinen kenden zelfs het
asvlrecht toe aan gewone mis
dadigers, die zich aan de ver-
volging konden onttrekken door
in een tempel, daarvoor aan
gewezen, te vluchten. En zoo
lang zij zich daar bevonden was
hun leven volkomen zeker. Wij
hier in Nederland hebben het
asylrecht ontelbare malen tegen
over uit den vreemde naar ons
land gevluchten uitgeoefend en
inzonderheid voor politiek ver
volgden of om des gelootswille
in hun eigen land bedreigden,
is het kleine Nederland immer
een volkomen veilig en rustig
gebleken wijkplaats geweest.
Nimmer hebben wij daarvan
schade ondervonden integen
deel heeft ons land daardoor
gedurende eeuwen een welver
dienden eerenaam deelachtig
kunnen worden.
In den loop van den oorlog
hebben de kleine staten zich
allerlei onrechtvaardige beschik
kingen door de oorlogvoerende
partijen moeten laten welgeval
len. Herhaalde malen werden
door de groote rijken met straffe
hand overoude rechten en aan
gegane verplichtingen verbroken,
Naar alle waarschijnlijkheid
zou hij dat vriendelijke gezicht,
die eerbiedwaardige witte haren
nooit weerzien en ze waren
Keith liever, veel liever dan het
jonge mooie gezichtje waarvoor
hij zooveel had geleden en ge
offerd er ook anderen zoo veel
had doen lijden.
„O vader, ik kan niet van u
scheiden, zeg me wij hebben
nog een minuut tijd zeg me
zal ik blijven
,Mijn jongen" zeide hij, na
nog even te hebben nagedacht.
Ik dank je voor je woorden, ik
zal ze niet vergeten. Neen, ga
naar Canada en doe je best daar
zooals ik van je verwacht. Ga
en ik zal trachten mij goed te
houden om je terugkomst af te
wachten".
zonder dat ooit de daders daar
over zich veel gemoedsbezwaren
maakten. Hun eigen belang
gold immer als het het hoogste,
en macht gold boven wet en
recht. Nu de oorlog geëindigd
is, kan derhalve het begrip oor-
logsnoodzaak, een woord, waar
mede al deze jaren door naar
willekeur geschermd is, niet meer
dienen. Nochtans schijnt het
voor een ander te moeten plaats
maken, dat in wezen daarmede
niet zooveel verschilt, namelijk
het woordvergeldingsnoodzaak.
Dit is een zoogenaamde nood
zakelijkheid om bedreven kwaad
te doen vergelden, en wordt
onder den druk eener daartoe
opgehitste openbare meening in
de Entente-landen, aangewend
om desnoods kwaad met kwaad
te vergelden. Dit echter dient
te eenemale in strijd te worden
genoemd met de meest beschei
den opvatting der moraal. Wij
weten wel, dat juist de moraal
in dezen oorlog geheel en al in
het gedrang is geraakt, doch
zulks mag ons niet weerhouden,
met hand en tand ons te ver
zetten tegen elke nieuwe inbreuk
daarop
Dat door ons te verplichten,
het asylrecht te schenden en tot
uitlevering van den ex-keizer
over te gaan, een kwaad zou
worden bedreven ten opzichte
der leer van plicht en deugd,
welke een volk dat zich zelf
acht, nimmer uit het oog mag
verliezen, behoeft waarlijk geen
afzonderlijk betoog. Het gaat
hier niet om den persoon van
wie het ook zij, maar om het
zooveel grooter belang der pu
blieke moraliteit. Dit nu wordt
door zeer velen in ons land ge
voeld, die overigens om hoogst
begrijpelijke redenen allerminst
geneigd zijn ten opzichte van
den ex-monarch ook maar eeni-
ge consideratie te betrachten.
En eveneens buiten onze gren
zen, in de landen der Entente
zelf, gaan meer en meer stem
men op, die tegen een uitleve
ring pleiten, al is het ook dat
verzet om verschillende redenen
„Natuurlijk vader
De klok luidde.
Nog eenmaal zagen ze elkan
der aan, nog eenmaal drukten
zij elkanders hand met dien
hartelijken innigen druk waarmee
mannen hun gevoel uitdrukken
of verbergen.
Een oogenblik later en Keith
was vertrokken. De oude man
had zijn eenig kind verloren.
Onbewegelijk bleet de dominee
staan totdat een kruier hem
zeide„Deze kant uit Sir, zal
ik een rijtuig voor u halen
„Dank je".
Mijnheer Garland trachtte te
loopen maar voelde zich zoo
zwak dat hij onwillekeurig zijn
hand uitstak om een steun te
zoeken. „Ga hier zitten, mijn
heer en binnen een paar minuten
zal het rijtuig hier zijn".
Hij liet zich op een bank
neervallen en zat er tien, twin
tig minuten misschien, hij zag
noch hoorde en voelde alleen
dat zijn kind weg was.
geschiedt. En dat men vooral
te Londen ongaarne de berech
ting aldaar zou zien-plaats grij
pen, komt in de Engelsche pers
steeds meer en meer aan den
dag. Wanneer dan ook door
onze regeering op een eventueel
verzoek om uitlevering geant
woord zal worden met een cate
gorische verwerping daarvan, dan
is het zeer waarschijnlijk, zoo
niet reeds zeker, dat men in de
Engelsche regeeringskringen zich
heimelijk gaarne bij deze be
slissing zou nederleggen. Daar
toe dringen nog andere redenen,
dan die betrekking hebben op
mogelijke schending van een
onaantastbaar recht. Eenerzijds
zou het hier de berechting en
veroordeeling gelden van een
man, die, wat hij ook bedreven
mag hebben, ten slotte nog im
mer de kleinzoon is van de in
nagedachtenis in Engeland nog
zeer hoog in aanzien staande
Koningin Victoria, achter wier
lijkstatie, evenals achter die van
zijn oom Edward, dezelfde man
liep in de straten van hetzelfde
Londen, dat hem nu als gevan
gene en veroordeelde zou aan
schouwen. En anderzijds gevoelt
geen enkel staatsman der Enten
te er veel voor, om van deze
gevallen grootheid een marte
laar te maken, en hem, zij het
ook in de verte, te doen gelij
ken op die eveneens gevallen
grootheid, en martelaar gewor
den keizer Napoleon I. Immers
na zijn mogelijke veroordeeling
zou in de oogen van millioenen,
die er anders over denken, de'
laatste Duitsche keizer, als ee 1
slachtoffer van omstandigheden
worden aangemerkt, omstandig
heden die zich buiten en boven
hem voltrokken, en waarvoor
zijn rechters dan niet terugge
deinsd zouden hebben om hem
de martelaarskroon eener levens
lange verbanning op de slapen
te hebben gedrukt.
Daar zich onze regeering, en
achter haar het gansche volk
van Nederland, op het eenig
juiste en eenig toelaatbare stand
punt van het Recht stelt, doet
Een lichte tik op zijn arm
deed hem opzien en hij zag een
jonge vrouw die aan het einde
van de bank stond.
„Als het u belieft mijnheer
Garland. Ik ben hier".
De plattelands tongval, de
nederige manieren van een meid
en de kleeding die ook aan een
dienstbode herinnerde, waren
voldoende om dominee Garland,
al had zij hem niet bij zijn naam
genoemd, te overtuigen dat zij
zijn „dochter" was, Charlotte
Garland.
Op eens stond de ruwe harde
werkelijkheid weer voor hem.
Hij keerde zich om en zag het
meisje onderzoekend aan. Het
meisje dat zooveel ellende over
hem en de zijnen had gebracht
Hij stond op en gaf haar zijn
plaats.
„Ik geloof dat gij mevrouw
Keith Garland zijt?"
„Ja, mijnheer".
„Zijt ge hier alleen
„Geheel alleen".
Ze sprak nauwlijks hoorbaar
maar zeer verstaanbaar en zon
der den tranenvloed die mijn
heer Garland verwacht had.
Toen ze haar sluier wegschoof
zag hij niet het mooie rooi kleu-
rige gezichtje maar een mager
ziekelijk schepsel dat blijkbaar
moeite had hare zelfbeheersching
te bewaren. De vastberadenheid
van de kleine vast gesloten mond,
en de sprakelooze berustende
droefheid in de sombere oogen
troffen hem ondanks zichzelf.
„Ik vraag U vergiffenis Sir",
begon zij tevergeefs wachtende
dat hij zou spreken, „dat ik
naar U gekomen ben. Ik was
bevreesd dat wij elkaar niet
zcuden vinden en dat zou nog
maar meer moeite veroorzaakt
hebben".
„Ik dacht dat ge veilig in uw
logement waart", zeide hij kort
af. Waarom zijt ge hier geko
men Nauwlijks had hij de dwaze
maar wreede vraag gedaan ot
het eenigszins zonderling aan, te
ervaren hoe in het buitenland
getracht wordt ons van dit stand
punt, waarmede wij zeer sterk
staan, af te dringen. De Entente
pers geeft met zoovele woorden
te verstaan, dat, zoo wij vrienden
willen blijven, wij den Amerong-
schen geïnterneerde maar zonder
bezwaar hebben uit te leveren,
en uit Duitschland worden we
met adressen aan volk en Konin
gin overstroomd, waarin gebeden
en gesmeekt wordt niet tot uit
levering te komen.
Beide uitingen van intimida
tie en van vrees zullen wij ech
ter laten voor hetgeen zij zijn
en onze houding mag er aller
minst door worden beïnvloed.
Want het geldt hier geen vraag
stuk van haat of medelijden, het
is hier geen kwestie van svm-
of anti-pathie de eenige zaak
waar het hier om gaat, is het
innemen van een zuiver rechts-
standpunt, en is de handhaving
van het immer door ons hoog
gehouden recht van toevlucht, 1
wijkplaats en asyl, van welk
recht wij ons geen grein laten
ontnemen. De onverkorte hand
having van dat recht, hetwelk
onze voorvaderen onder alle
omstandigheden heilig was, en
daatmede eerbied en ontzag
wisten af te dwingen, ook van
hun felste tegenstanders, diezelf
de onverkorte handhaving moet
ook eerste plicht zijn van hun
nazaten. En juist daar het hier
gaat niet om den persoon, maar
om het recht, behoeft van ge
voelens van deernis met dengene,
wien dat alles geldt geen sprake
te zijn. Alleen rijst de vraag,
of een werkelijke veroordeeling
en verbanning, want doodstraf is
geheel buitengesloten, wel een
grooter boete zou zijn, dan den
man in vergetelheid over te
laten aan geen andere rechts
pleging, dan die van het eigen
gemoed en het eigen geweten.
Ons dunkt daar is voor hem
geen zuiverder, geen juister en
ook geen doeltreffender vonnis
mogelijk.
Bewogen tijden in het Ber-
lijnsche Vereenigingsleven.
De relletjes, die de vergaderin
gen der meerderheids-socialis
ten Maandagavond onmogelijk
maakten, zijn ontegenzeggelijk
het werk der onalhankelijken,
maar het staat ook vast, dat
door het verbieden der vergade
ring van de onafhankelijken Nos-
ke de onafhankelijken als het
ware naar de vergaderingen der
meerderheidssocialisten gedre
ven heeft.
De „Freiheit" is met het verloop
van den blauwen Maandag wel
tevreden en zegt, dat noch de
leugens van de burgerlijke pers,
noch de lastercampagne van de
Vorwaerts, noch het verbieden
der vergaderingen van de onaf
hankelijken en het optreden van
de regeerings-troepen hebben
kunnen beletten, dat het grootste
gedeelte der Berlijnsche arbei
ders het werk neerlegden. Het
verbod, dat Noske uitvaardigde,
had al» gevolg dat er nog meer
stakers waren dan men verwacht
had. De Duitsche arbeiders heb
ben thans bewezen, dat zij een
hooger ideaal nastreven dan een
eenvoudige loonsverhooging. Dat
het niet luiheid of moedwil was,
die thans tot staking dreven. Men
wilde deze demonstratie om aan
het internationaal proletariaat
te toonen, dat men de interna
tionale solidariteit niet vergeten
heeft en dit verlangen om uiting
te geven aan gevoelens van
internationale solidariteit is aan
de arbeiders niet opgedrongen.
Het kwam uit hun hart en geen
partij, maar de arbeiders zelf
hadden de leiding van den dag.
Het stond echter vast dat de par
tij der onaf hankelijken de eenige
is die vat heeft op de arbeiders
van Berlijn. Wie op éen der ver
gaderingen der meerderheidsso
cialisten is geweest, die de onaf
hankelijken en communisten on
mogelijk hebben gemaakt, heeft
kunnen zien hoe onoverbrugbaar
de kloof is, die de arbeiders
scheidt van hen, die beweren in
hij had er spijt van. Het meisje
trilde van het hoofd tot de voe
ten, een pijnlijke trek plooide
de bevende lippen en haar tra
nen terugdringende, zeide ze
„Ik kon het niet laten, ik
moest hem nog even zien, hij is
mijn echtgenoot, mijnheer. Ik
heb goed opgepast dat hij me
niet zien zou".
„Waar was je dan
„Achter die lantaarn. Ik zag
u en hem tezamen heen en weer
wandelen, zoo lang, ohzoo
lang. Ik zag u afscheid nemen
en den trein vertrekken". Haar
stem smoorde, en huiverend
zweeg ze.
„Arm kind zeide mijnheer
Garland medelijdend haar hand
vattend, die Charlotte na een
vluchtigen druk terug trok.
De kruier kwam zeggen dat
het rijtuig was gekomen.
„Laten we gaan", zeide de
oude man.
Wordt vervolgd.