ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN Zwaie en donkere wollen. iiüiüiüE VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN E. BOOM—BLIEK 28e Jaargang Woensdag 2 April 1919 Nummer 2409 Het Geheim. Gemeenteraad. COURANT Abonnementsprijs per drie maanden 95 cent Franco per post f 1.— Advertentieprijs van 1 5 regels 50 cent Elke regel meer 10 cent. Bij abonnement lager tarief Drukker-Uitgever Telegram BRESKENS T*lefo°n BoomBliek No. 21 Abonnements-Advertenties worden tijdelijk berekend met 20 pCt. oorlogstoeslag Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk Dinsdag- en Vrijdagmiddag 2 uur Tengevolge der dure grondstoffen, arbeidiloonen, enz. zijn wij gedwon gen tot verhooging over te gaan. Wij willen evenwel onze lezersmededeelen, dat wij de abonnementsprijs blijven handhaven en alleen zullen overgaan om de Advertentieprijs van 8 op 10 cent te brengen. Niet twijfelend, of ieder zal met deze noodgedwongen regeling accoord gaan. DE UITGEVER. De menschenwereld is bezig een tijdperk van weedom en ellende af te sluiten, en een nieuw tijdperk te beginnen. Tusschen deze perioden ligt een historisch oogenblik van groo- te spanning en onzekerheid, van bange verwachting en toekomstzorgen. Dat oogenblik maken wij thans met alle scherpte en bewustheid door. De verwarring, welke op staatkundig ge bied in dit tijdsgewricht alle andere vraagstukken in belang en draagwijdte overtreft, dringt naar een oplossing, en van wachten en uitstellen kan geen sprake meer zijn. De Entente-staatslieden dreigen door de gebeurtenissen verrast te worden en zetten thans haast achter haar werk te Parijs. Eindelijk toch zien ook zij in, wat een ieder al rseds overduidelijk is, dat, indien deze toe stand van staatkundig-economische onzekerheid nog langer duren moet, de regeeringen niet langer de volks massa kunnen tegenhouden in haar met den dag ontstuimiger dreigende begeerte naar uitkomst uit den druk der tijden. En wat zullen de gevolgen zijn? We zien het thans in Duitschland en Oostenrijk. Doch niet alleen van staatkundigen aard is de donkere schaduw, welke zich over deze tijden uitspreidt, ook op geheel ander gebied van ons dagelijks leven doemen zwarte en onheilspellende gedaanten aan den horizon op. Het is het noodlottig ver schijnsel der verdoezeling van de grenslijn die tusschen kwaad en goed ligt, het zelfs geheel en al uitwisschen der immer onveranderbare en door alle tijden henen geldende begrippen van hetgeen mag en niet mag, van XXV. Zoo reden wij zwijgend voort, totdat het stille jagershuis vóór ons lag, badende in het zilveren maanlicht, maar eenzaam en verlaten, zonder versiering ter begroeting van de jonge gade van zijn bewoner. Zelfs voor geen krans boven de deur was ge zorgd. ler wille van haar zelf, waarmede mijn gedachten zich uitsluitend bezig hielden, had ik al het andere vergeten. Ik was immers een lompe vlegel, die steeds minachting had gekoesterd voor de voorkomendheid, welke ande ren jegens de vrouwen aan den dag legden. Hoe weinig besefte ik toen, dat overdrijving naar het andere uiterste niet minder verachting ver dient dat uiterlijke blijken van inner lijke gevoelens het zout vormen van de geluksspijze des levens en met mijn levensgeluk zoude ik deze les betalen 1 wat behoort en niet behoort. De tuchteloosheid, het wegvallen van alle eerbied en ontzag, voor wat waarlijk eerbiedwaardig is en altijd is geweest, hebben in ons leven een atmosfeer geschapen, die alle goedgezinde en verstandige burgers met ontzetting aanschouwen. Deze vermindering van het zedelijk bewustzijn is helaas een der rampen, die hun ontstaan aan den gruwelijken wereldoorlog te wijten hebben, want deze ontaarding is niet bij een enkel volk te constateeren, doch alle, zon der eenig onderscheid, vertoonen in meer of mindere mate dezelfde ont- aardingsymptonen. Steeds hebben wij de verwachting gekoesterd dat dit leelijke verschijnsel zou verdwijnen, zoodra de oorlog tot het verleden zou behooren. ^Tot dusver echter is van zulk een keer ten goede nog nergens iets te bespeuren, neen, steeds meer en meer gaat het berg-afwaarts in alle landen. De zorgen nemen eer toe dan af, en nog veel staat ons te wachten. Waar wij onzen blik ook wenden, ons oog wordt verduisterd door de zware en donkere wolken welke thans over ons heen drijven. Laten wij ons nu door de omstan digheden niet mistroostig maken, want dit is een eigenschap van velen, en een afkeurenswaardige, hoewel zeer begrijpelijke eigenschap, om de zaken zich veel zw arter, veel onheilvoller voor te stellen, dan zij werkelijk zijn. Mij moeten moed houden, schreven wij de vorige week, hoe ook de gang der maatschapijelijke gebeurtenissen voor de naaste toekomst tot ernst maant, wij mogen er ons niet door laten beïnvloeden, dat wij er door aan kracht zouden bij inboeten, want juist die kracht hebben we noodig, nu meer dan ooit te voren. Die in nerlijke en uiterlijke sterkte, wat zouden wij als volk, als mensch betee- kenen zonder haar. Moed houden, tegen de zorgen opkomen, ons met hand en tand weren tegen de ongunst van dit tijdsgewricht, ons niet laten overmeesteren door een gevoel van bezorgdheid voor het heden, van vrees voor het toekomende, daarmede zullen we ons zeiven den allerbesten dienst bewijzen. Dan zullen de zware en donkere wolken, welke over ons henen gaan, verdwijnen en ons niet hinderen. Ik sprong schielijk uit den zadel om haar bij het afstijgen behulpzaam te zijn, maar zij scheen mijn arm niet te zien, doch deed het paard voort stappen tot aan het steenen bankje onder de linde. Daar sprong ookzij uit den zadel en uit de diepe scha duw klonk haar zilveren stem, die van het eerste oogenblik af dat zij tot mij gesproken had zulk een teedere gevoelens bij mij had opgewekt, mij in de ooren, doch thans zoo vreemd, zoo koud en prozaïsch duidelijk. Nog éen woord, voor het te laat is. Ik zag haar verwonderd aan. Medelijden begeer ik niet, ging zij voort. Liever sterf ik. Ontzet, doodelijk beangst, riep ik uit Frederike, wat zeg je Welk een vreemde. Ik voleindigde den zin niet; meenende haar verkeerd verstaan te hebben wilde ik haar niet ontstellen door aan te dringen op een verklaring, die ik voor onmogelijk hield. Maar helaas, ik had maar al te goed verstaan. Wanneer ga mij slechts door mede- Aardenburg. Donderdag 27 Maart kwam de Gemeenteraad alhier in voltallige zitting bijeen. Voorzitter Burgemeester J. C. Reep maker-Van Belle. De notulen der vorige vergadering worden voorgelezen en goedgekeurd. De heer Martens maakt daarna de opmerking, dat, gezien het besluit van Ged. Staten in zake de heffing be lasting op gebouwde eigendommen het den Raad dezer gemeente niet veel gebaat zal hebben afwijzend te beschikken op het adres van den Isa- bellapolder, waarin om subsidie uit de Gemeentekas gevraagd werd. Ingekomen zijn verschillende stukken van Ged. Staten, houdende vaststel ling van pensioengrondslagen van verschillende gemeente ambtenaren. Een circulaire der regeering in verband met het protest tegen het annexionisme. Een motie van de gemeente Nieuw- Niedorp, waaraan deze adhesie ver zoekt, teneinde te voorkomen, dat bij de aanstaande herziening der onder wijzerssalarissen de Massificatie inge voerd wordt, dewijl daardoor een groote trek der leerkrachten van 't platteland naar de grootere steden zal plaats hebben, wat niet anders dan ten nadeele van het onderwijs op het platteland kan zijn. Besloten wordt hieromtrent nog geen beslissing te nemen. Kasopneming heeft plaats gehad bij den Gemeente-Ontvanger en bij het distributiebedrijf, welke beide in orde bevonden werden. Bij den Gemeente-ontvanger be droegen de ontvangsten in totaal ƒ61274.02 en de uitgaven 64245.92s waaruit blijkt, dat bij deze ambtenaar een belangrijke som in voorschot is. Bij het distributiebedrijf bedroegen de ontvangsten 125002.085 de uitgaven 125078.23s zoodat ook deze in voorschot is. De begrooting voor 1919 is van Ged. Staten teruggekomen met de opmerking, dat zij daarin in verband met het salaris van den veldwachter en de kosten voor onderwijs een wijziging wenschen aangebracht te zien, aan welken wensch voldaan wordt. lijden gedreven hierheen hebt gevoerd, vervolgde zij, dan Het is nog tijd; nog heb ik den drempel van uithuis niet overschreden. Het bloed ziedde mij in de aderen en ontstuimig klopte mij het hart. En als een kind, dat des te hefti ger schreeuwt, naarmate de angst zich er meer van meester maakt, snauwde ik haar, die nimmer in staat was geweest mijn driftig temperament te bedwingen, op heeschen toon toe Wat, voor den duivel, doe je toch voor zonderlinge vragen Denk je bijgeval, dat ik uit louter medelijden mijn vrijheid uit het venster werp Nauwelijks echter waren deze woor den mijn lippen ontvloden of ik schrikte over hunne verregaande, aan lompheid grenzende ruwheid. Ik schaamde mij over mijzelf, berouwvol wierp ik mij aan haar voeten neder en verborg snikkend mijn hoofd in de plooien van haar kleed. Toen boog zij haar beeldschoon gelaat naar mij toe en trok mij aan haar hijgenden boezem. Ik ben een arm, verwaand meisje, Als leden van het stembureau voor de a.s. verkiezing voor Prov. Staten worden aangewezen de heeren Doyer, Roersch en Wage met de plaatsver vangers De Muijnk, Eekhout en Reep maker en voor de verkiezing voor den Gemeenteraad worden benoemd de heeren De Muijnk, Eekhout en Martens met de plaatsvervangers Reepmaker, Roersch en Dr. Doyer. Als stemlokaal is in de laatste jaren steeds gebruikt het gymnastieklokaal, doch daar dit thans in gebruik is voor inkwartiering van militairen moet een ander lokaal genomen worden. Burg. en Weth. hebben gemeend daarvoor de bovenzaal van het Raad huis te bestemmen. De heeren De Muijnk en Martens hebben daartegen ernstige bezwaren, dewijl dit lokaal voor oude, zwakke en gebrekkige menschen niet of al thans zeer moeilijk ta bereiken is; 55 trappen te moeten klimmen is voor deze menschen geen kleinigheid. Na eenige bespreking wordt besloten het lokaal der sociëteit te vragen; op den dag der stemming zal het buffet ge- sloten zijn. Van D. G. van der Hooft is ean verzoek ingekomen om het perceeltje grond bij hem in erfpacht tot 1924 nu reeds te verlengen tot 2004, zulks in verband met zijn bouwplannen; aan dit verzoek wordt onder de ge wone voorwaarden voldaan. Aan J. Schippers wordt de vroegere vuilnisbelt als ligplaats voor boomen voor korten termijn verhuurdnaar aanleiding daarvan vraagt de heer De Muijnk waar tegenwoordig de vuilnisbelt ishij ziet vuil liggen op allerlei plaatsen, waar zulks niet be hoort, waarop hem geantwoord wordt, dat de plaats voor vuilnis juist ligt tegenover het terrein hetwelk nu aan J. Schippers in huur gegeven wordt, waardoor een laag gedeelte weiland aanzienlijk verbeterd wordt. Thans volgt eene lange discussie over de kermis. Dr Doyer zou het beter vinden deze dit jaar nog niet te houden vooral met het oog op besmettelijke ziekten, welke door kramers en tentbewoners licht uit andere streken hierheen konden ge bracht worden. De heer Eekhout heeft wel eens gehoord, dat de kermis hier zoo lang dat niets het hare kan noemen. En jij Even hield zij op. Toen ging zij voort, fluisterend met zoete, bevende stem Ik wil het gaarne gelooven, dat jij mij lief hebt... Het is ook zoo schoon dit te gelooven Vergeef mij mijn dwaze vraag. Wederom hield zij een pauze en keek mij toen doordringend aan met haar tooverblik. Zie, wanneer ik het niet kon ge looven, dan zou ik nog dezen nacht verdwijnen je zoudt me nooit terug zien, nooit wedergevonden hebben. Trots alles, ondanks je zelf, zou ik je wedervindenriep ik uit. Daarop trok ik haar ontstuimig mede naar het kleine bankje en koorst achtig kwamen de woorden mij van de lippen Al waart ge gevlogen tot aan de sterren, die glinsteren in het somber* zwerk ik had je naar omlaag gehaald" om mij toe te behooren tot in alle eeuwigheid. Wordt vervolgd,

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1919 | | pagina 1