ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
E. BOOM—BLIEK
28e Jaargang
Woensdag 19 Maart 1919
Nummer 2405
Leed en Lijden.
FEiaiifei.
Het Geheim.
Binnenland.
RANT
Abonnementsprijs per drie maanden 95 cent
Franco per post f 1.—
A d v er t e n t i e p r ij s v a n 1 5 regels 40 cent
Elke regel meer 8 cent. Bij abonnement lager tarief
Drukker-Uitgever
Telegram BRESKENS
BoomBhek
Telefoon
No. 21
Abonnements-Advertenties worden tijdelijk berekend
met 20 pCt. oorlogstoeslag
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 2 uur
De natuur en de maatschappij gaan
somwijlen wonderlijk samen in het
bepalen van ons levenslot. Er komt
in het bestaan der jonge menschen
een tijd, dat het ouderlijk huis hen
te eng wordt, het ouderlijk toezicht
hen te zwaar schijnt te vallen en zij
evenals de jonge vogels, de vleugels
uitslaan willen, teneinde de groote
levenstocht te beginnen, niet beseffen
de hoe moeilijk die tocht zijn zal.
Doch niets is er, dat hen weerhouden
kangeen bezwaar, hetwelk zij on
overkomelijk, geen gevaar, hetwelk
zij te groot achten. Zij gevoelen zich
in staat en bekwaam tot welke moei
lijke werken ook, wanneer deze er
toe kunnen dienen hen te leiden tot
hun doel, namelijk zich een plaat3 in
de maatschappij te veroveren, en dit
voorspelt hen de ontluikende kracht
voor den grooten levensstrijd.
Doch ook de samenleving, de groote
maatschappij, in al haar eindelooze
schakeeringen, eischt nieuwe jonge
krachten op zij roept en dwingt hen,
deel te nemen aan den verderen bouw
van maatschappij en samenleving,
welke steeds nieuw bloed, nieuw leven,
nieuwe sappen van noode heeft, hen
voorspellende al hetgeen jonge harten
kan bekoren, jonge geesten kan be-
dwelmenen jonge eerzucht kan streelen.
Aldus werken de twee machtigste
en grootste polen, waaromheen zich
het msnschelijk leven beweegt, samen,
om tot rijpheid gekomen jeugd de
veilige en vertrouwde muren der
ouderlijke woning te ontvlieden en
zich te gaan wagen in de ijskoude en
maar al te vaak vijandige regionen
der groote maatschappij.
Zoo is dan het oogenblik gekomen,
dat wij onze kinderen, eigenwillig
aan onze hoede ontsnapt, moeten
loslaten, om hen aan hun eigen zorg
toe te vertrouwen. Zij gaan de groote
reis beginnen op den ontstuimigen
levensoceaan, met het scheepje door
ons gebouwd, in het volle besef, dat
het zeewaardig zal blijken. Dit is
voor ons een gewichtig oogenblik,
een gewichtig uur, en het brengt ons
de groote vraag op de lippen, ot wij
voor onzen taak als bouwmeester, als
opvoeder, wel bekwaam waren, en of
XXI.
Zij echter sloeg er nauwelijks acht
op. Zij hield haar oogen gesloten en
smartelijke gedachten groeve diepe
rimpels op haar blank voorhoofd.
Kort daarna kwam vrouw Jobst
met warmen wijn en een snede ge
roosterd brood met vleesch, maar zij
vergenoegde zich met een teugje van
den verwarmenden drank en nipte
niet aan de spijzen. Daarop gaf zij
het verlangen te kennen, zich te ruste
te begeven.
Ik kon echter geen rust vinden
Ik stormde het huis uit, ijlde den
straatweg op ondanks storm en regen
en staarde naar boven, naar het hel
verlichte venster, en gedurende de
helft van den nacht doolde ik rond.
Toen kon ik woorden vindennu
zij niet tegenover mij stond met haar
bekoorlijk gelaat, doordringenden blik
en vorstelijke gestalte was ik in staaf
wij dien taak naar behooren volbracht
hebben.
Opvoeden toch is niet alleen een
der schoonste, maar tevens een der
moeilijkste zaken, welke van ons kun
nen geêischt worden.
Wat de geneesheer is voor het
lichaam, dat is de opvoeder voor den
geest en het gemoed, namelijk de
nauwgezette, kundige, liefderijke ver
zorger van het aan hem toevertrouwde
pand. Nauwgezetheid, kunde en
liefde, daarover moet de groote mensch
kunnen beschikken, zoo hij den klei
nen mensch iets voor het verdere
leven zal kunnen mede geven, wat
voor dezen van waaracht ge waarde is.
Het komt niet in de allereerste
plaats aan op het bijbrengen van
uiterlijke geleerdheid, maar op de
vorming van het karakter, opdat de
jonge mensch zichzelf kan zijn en
tegelijkertijd een goed en nuttig bur
ger kan worden, gelijk in welken
staat of rang hem of haar het lot
moge geplaatst hebben. Karakter,
persoonlijkheid, indivudialiteit, daarop
komt het voor het scheppen van
geluk, voor zich en de zijnen op aan,
opdat daarmede de beste waarborgen
geschapen zijn om de brandende
klippen, de gevaren en onheilen op
's levens wereldzee te omzeilen, ten
einde in den avond van het leven
ernstig en rustig, met een goed ge
weten den langen tocht te overden
ken en zich bij de herinnering daarvan
gelukkig te gevoelen. En wanneer
zulk een geluk den levensstandaard
verheldert, dan komt daarvan een
groot deel in dankbare herdenking
aan de opvoeders toe.
Zij toch legden den eersten grond
tot zulk een geluk. En op zulk een
grond kan ieder elk op zijne ofhare
wijze, aan den verdere zelfopvoeding
arbeiden. Is opgevoed te worden in
den besten zin des woords een voor
recht, de bekroning van het werk
moet menzelf maken door overneming
van de taak der ouderen. Met weinig
lief en vaak veel leed gaat zulk een
opvoeding soms gepaard, maar de
belooning en de bekroning zijn dan
ook daarmede in evenredigheid.
En gelijk het den menschen afzon
derlijk vergaat, vergaat het ook de
volken. Opgevoed door geen andere
leermeester dan de ervaring en het
tot haar te spreken, op fluisterenden
toon, lange redevoeringen, zoodat de
honden, die mij als altijd gevolgd
waien, waarschijnlijk veronderstellen
de dat ik, zooals meermalen mijn
gewoonte was, een nachtelijken tocht
ging ondornemen om de wildstroopers
te verschalken, mij verwonderd aan
staarden.
En den volgenden ochtend, toen ik,
aarzelend en bedeesd als een page,
die zijn gebiedster den morgengroet
komt brengen, de trap wilde opgaan
om aan te kloppen en te vernemen,
hoe zij den nacht onder mijn dak
had doorgebracht en welke beschik
kingen zij wenschte te nemen, toen
was het schoone vogeltje gevlogen.
Op het tafeltje voor haar ledikant
lag een opengevouwen briefje, waar
op in regelmatig, elegant handschrift
de weinige woorden waren geschreven:
Mijn hartelijken dank voor uw gast
vrijheid en hopende, die eens te kunnen
vergelden.
Frederike von Babenberg".
Het briefje ligt in de lade van mijn
voorbeeld van andere volk-en, worden
ook zij eerst te midden van bittere
teleurstellingen en droeve rampspoe
den levenswijzer. Zien wij het niet
duidelijk aan wat thans om ons heen
geschiedt. Bij al het leed, wat de
gruwelijke oorlogsjaren ons brachten,
hebben de volken tot een school van
ernstige ervaring gediend, waarmede
de opvoedende kracht, al valt het
niet overal aan te wijzen, toch niet
te miskennen is.
Het leed, hef is helaas een droeve
waarheid, is de grootste opvoedster
van mensch en volken. Van leed en
lijden, van doorstaan en van verduren,
gaat de grootste opvoedende kracht
uit. Gelukkig zij, die vermag te
komen tot ruimer blik en dieper in
zicht, met zoo weinig mogelijk van
dit wrange, maar heilzame genees-en
opvoedingsmiddel.
NEDERLAND EN SPITSBERGEN.
Bij het uitbreken van den oorlog
was de rechtstoestand van de eilan
den-groep van Spitsbergen nog altijd
ongeregeld. Een internationale con
ferentie, die in Juli 1914 te Christiania
was gehouden ter organisatie van het
bestuur en de rechtspraak op Spits
bergen, waarbij ook Nederland ver
tegenwoordigd was, ging juist vóór
het uitbreken van den oorlog onver-
richterzake uiteen.
In verband met de mogelijkheid,
dat de Spitsbergen-regeling na den
oorlog opnieuw een onderwerp van
internationale bespreking zal uitmaken,
heeft de Nederlandsche regeering met
het oog op de betrekkingen, Waarin
Nederland tot Spitsbergen staat, er
prijs op gesteld het historisch mate
riaal, dat daarvoor van belang is,
vast te leggen in een voor publicatie
vatbaren vorm.
Te dien einde heeft de minister van
buitenlandsche zaken aan dr. F. C.
Wieder, bibliothecaris der Landbouw-
hoogeschool te WTageningen, opdracht
gegeven tot het samenstellen van een
historisch betoog, waaruit het aandeel
zou kunnen blijken, dat Nederlanders
gehad hebben in de ontdekking en
verkenning van de Spitsbergen-eilan
den.
schrijftafel, met andere stoffelijke
herinneringen, als een haarlok, lintjes
en gedroogde bloemen, bijna vergaan.
Niet echter mijne herinneringen
Thans wist ik, wie in mijn eenzaam
huis in den afgeloopen nacht had
geherbergd.
Zij was de dochter van den ouden
generaal Babenberg uit Mausdorf, een
landgoed op nog geen uur afstands
van hier verwijderd.
Van Jobst vernam ik, dat zij terug
gekeerd wa3 van de begrafenis haars
broeders, die een driftkop en dolle
student was en in een "duel zijn leven
had gelaten.
Nu verviel het groote landschap
harer familie, dat een majoraat was
en dus niet in het bezit eener vrouw
kon overgaan, na den dood van haar
hoogbejaarden, bijna kindschen vader,
in handen van een verwijderde zijlinie,
en dan moest zij Mansdorf verlaten.
De koetsier, die deze bizonderhe-
den aan Jobst had medegedeeld, had
er bijgevoegd, dat hij waarlijk niet
wist wat er dan van haar terecht
moest komen, want om een doodar-
Het ingevolge deze opdracht ge
schreven betoog wordt toegelicht door
een aantal" cartografische gegevens
welke duidelijk maken, welke betrek
kingen Nederland in den loop der
eeuwen onderhield met Spitsbergen
sinds Willem Barendsz. het ontdekte.
Het werk van dr. Wieder, dat'dezer
dagen gereed kwam, wordt door het
ministerie van buitenlandsche zaken
en door het Koninklijk Nederlandsch
Aardrijkskundig Genootschap uitge
geven en zal in Engelschen tekst ver
schijnen.
NATUURBOTER BUITEN DE
RANTSOENEERING.
Door den Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel is tot de Ge
meentebesturen de volgende circulaire
gericht.
Naar aanleiding van den ruimeren
aanvoer van grondstoffen voor de
margarinebereiding waardoor het ge
bruik van boter voor de bereiding
van melange's niet meer noodig is,
en mede gelet op de stijgende pro
ductie van boter, welke in dit jaar
getijde van dag tot dag toeneemt is
het mij gewenscht voorgekomen de
belemmerende bepaling van aflevering
van boter te laten vervallen, en de
rantsoeneering van boter met ingang
van 24 Maart e.k. (dus na het be
ëindigen van de zevende periode van
het derde tijdvak der nu geldende
boterkaart), op te heffen en den
binnenlandschen handel daarin vrij
te laten.
Tevens vervallen met ingang van
genoemden datum de bepalingen
betreflende het karnverbod.
Mijne beschikking ter zake gelieve
u hiernevens aan te treffen.
Ik merk hierbij op, dat de thans
geldende maximumprijzen gehand
haafd zullen blijven tot 1 Mei e.k.,
zulks op grond van met producenten
bij den aanvang van de winterperiode
gemaakte afspraken.
Hoewel ik vermeen, dat de voor
ziening van boter in de gemeenten,
met ingang van 24 Maart e.k., vol
doende door den handel zal worden
bezorgd, acht ik het wenschelijk aan
gemeentebesturen de gelegenheid te
blijven geven, om bij eventueel teko.t
me edelvrouw loopen de trouwlustige
jongelui zich gewoonlijk de scheenen
niet stuk.
Ik echter kende voortaan geen rustig
uur meer.
Waarheen ik den blik ook wendde,
stond mij die slanke meisjesgestalte
in het sombere rouwgewaad voor de
oogen. Waarheen ik ook ging, schreed
zij aan mijn zijde voort en staarde
mij aan met haar doordringende, be-
tooverende blauwe oogen. Des nachts
boog zij haar bleek gelaat over mijn
legerstede
En spoedig kwam ik tot besef van
mijn toestand, begreep ik dat ook ik
in de macht was gevallen van de
godin, die het heelal beheerscht.
De liefde had zich in mijn hart
genesteld en hield mij gevangen in
haar ondoordringbaar net.
Ik was vierentwintig jaar oud, Jo
hannes. Tot dusver had ik nog nooit
cenigen omgang met vrouwen gehad.
Ik was, hoe jong ook, afgetrokken
en in mijzelf gekeerd, maar juist door
mijn gebrek aan ervaring een gemak
kelijke prooi voor den kleinen gezel
met zijn wondende pijlen, die Amor
-heet. Wordt vervolgd,