ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCHVLAANDEREN
VERSCHIJNT WOENSDAGS EN ZATERDAGS IN ALLE PLAATSEN VAN ZEEUWSCH-VLAANDEREN
28e Jaargang
Woensdag 19 Februari 1919
Nummer 2397
Nog steeds annexatie.
9SBXL££?OK.
Het Geheim.
SKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs per drie maanden 95 cent
Franco per post f 1.—
Advertentieprijs van 1—5 regels 40 cent
Elke regel meer 8 cent. Bij abonnement lager tarief
Drukker-Uitgever
E. BOOM—BLIEK
Telegram BRESKENS ™efo°"
BocniBkek No. 21
Abonnements-Advertenties worden tijdelijk berekend
met 20 pCt. oorlogstoeslag
Advertenties worden aangenomen tot uiterlijk
Dinsdag- en Vrijdagmiddag 2 uur
Hebben wij er reeds op gewezen,
dat wel de wereldoorlog ten einde is,
wat betreft het gebruik der moorden
de wapenen, doch niet wat betreft het
bezigen van wapenen des geestes,
thans moeten wij nogmaals hierop te
rugkomen, nu maar al te zeer blijkt
hoe in dien strijd, weliswaar onbloe
dig, maar niettemin uiterst geslepen,
ook de neutrale landen betrokken
worden. Onder deze neutrale landen,
die hun ondanks in dezen wereldstroom
meegevoerd worden, neemt ook ons
land een plaats in.
Eten campagne is op touw gezet
om ons land in de oogen der Entente
landen in een minder gunstig daglicht
te stellen.
Steeds worden allerlei onware en
lasterlijke verzinselen en voorstellin
gen in een groot deel der buitenland-
sche pers gepubl ceerd, met het ken
nelijk doel stemming te maken tegen
ons land.
Deze verzinselen, om Nederland en
de Nederlanders als een zeer onneu
trale natie en een onneutraal volk
voor te stellen, kan men vinden in
een deel der Belgische, Fransche,
Engelsche en Amerikaansche pers.
Ons wordt niet alleen verweten,
sympatien met de tegenstanders der
Entente te koesteren, doch dit ook
bij voorkomende gelegenheden te heb
ben betoond met daden. En alle drog
redenen doen dan dienst om aan deze
onwaarheden een glimp van waar
schijnlijkheid bij te zetten. Meesten
tijds evenwel ligt er de leugen dik
genoeg op, om door den gemiddelden
buitenlandschen lezer dier organen
te kunnen worden ingezien. Evenwel
is dit niet altijd het geval, zoodat er,
gelijk het met alle laster gaat, toch
altijd nog wat blijft hangen, ondanks
de meest pertinente tegenspraak. Men
moet dan ook de Nederlanders in
den vreemde er over hooren, voor
welke moeilijkheden zij komen te
staan, zoo zij zich willen beijveren
om den laster tegen hun land en land-
genooten den kop in te drukken.
Nu deze pogingen falen, ligt het
voor de hand dat de regeering naar
krachtiger middelen moet uitzien, om
front te maken tegen de in de bui-
XIII.
Frida was intusschen ongeduldig
geworden.
Kom je haast riep zij.
Reeds had zij den gesmeed ijzeren
klopper op de metalen plaat, op mans
hoogte tegen het deurpaneel aange
bracht, laten vallen, zoodat de slag
dreunend van uit het huis werd weer
kaatst.
Een zwerm kraaien vloog van de
torens hemelwaarts, zweefde verschrikt
in breede kringen rondom de tinnen
om zich dan met vervaarlijk geschreeuw
in het blauwe firmament te verliezen.
Van uit de hal klonk ons luid hon
dengeblaf tegen dadelijk gevolgd
door dat eigenaardige snuffelen, waar
mede de trouwe viervoeter, de beste
vriend van den mensch, volgens Buf-
fou, het bezoek van welkome gasten
aankondigt
Diana 1 Diana riep Frida, vooruit
tenlandsche bladen, meer of minder
stelselmatig verspreide onware en las
terlijke berichten.
Met pijnlijke verbazing, ja met ver
ontwaardiging hebben velen kennis
genomen van de uit Parijs komende
berichten betreffende de Belgische
aanspraken bij den Raad van Tien
ter Vredesconferentie aanhangig ge
maakt.
Een afstand van grondgebied, waar
bij wij ten koste van Duitschlatid
schadeloos gesteld kunnen worden.
Het is wel een droevige en bittere
ervaring. Nooit hebben wij gerekend
op dank voor wat Nederland sedert
October 1914 voor de Belgen deed,
maar het is wel een teleurstelling, nu
wij tot dank deze belooning krijgen.
Men had zulks niet kunnen verwach
ten, en nog kunnen wij het niet geloo-
ven.
Een week voor minister Heymans
optreden in den Raad van Tien te
Parijs, schreef Frans van Cauwelaert
nog in de „Brusselsche Standaard"
over de Belgische politiek ten opzichte
van Nederland o. m. het volgende
Maar er is een tweede vraagstuk,
dat door Beigië op den voorgrond
zal worden gebracht en waar omtrent
wij met niet minder recht kunnen
verlangen, dat onze volksvertegen
woordiging en in haren persoon
of door haar het land beter voor
gelicht zou wordenwelke zal de
politiek van onze vredesministers zijn
tegenover Holland
Al wat we weten is dat deze re
geering het tractaat van 1839, ook
in zooverre het Nederland betreft,
wenscht ter sprake te brengen. Maar
met welke nieuwe eischen De vol
ledige vrijheid der Schelde, een mede
heerschappij over deze laatste of haar
internationaliseering, het kanaal naar
den Rijn, de Maaskwestie, en dat
alles met of zonder territoriale eischen
Het is met geen zekerheid te zeggen,
en de uitlatingen onzer pers zijn te
onsamenhangend en te wisselvallig,
om daaruit de min of meerofficieu.se
ingevingen uit de zuiver persoonlijke
beschouwingen te onderkennen.
Over het feit dat de Schelde on
belemmerd haren rol van België's
levensader moet kunnen vervullen, is
ieder het eens; maar dat is zelfs voor
Nederland geen strijdvraag meer,
en haal den bat Vpek. Goed
volk 1
Wij wachten nt zij in
stille beschouwing \der-
achtige omgeving, iter,
blijkens de ontvanj ,t nog
steeds onzichtbare Dia reemd
moet zijn geweest ik. jitlle be
wondering voor haar, aan wier aan
blik ik mij niet kon verzadigen.
Eindelijk hoorden wij schuifelende
voetstappen, een sleutel knarste in
het slot en een oud, gebogen man,
met zilverwitte haren, maar wiens
eigenaardige scherpe oogen, waaraan
dadelijk de jager was te herkennen,
nog een jeugdig vuur uitstraalden,
opende, blijkbaar zonder de minste
krachtsinspanning, de zware deur, wier
verwoeste scharnieren nog onheilspel
lender knarsten dan zooeven de sleu
tel, wiens buitensporige afmeting ik
thans kon onderscheiden.
Frida stond reeds op den drempel.
Dat is mijn neef Ulrich, waarde
Wendenburg. Hij wil het Roode
Huis bezichtigen.
De oude man bromde iets, dat
want deze eisch is op voorhands toe
gegeven. Evenzeer is het duidelijk
dat ons de genegenheid moet worden
gegeven om naar het oosten deze
verbeteringen van het verkeer te water
te verwezenlijken, maar ook hier zal
het akkoord niet moeilijk vallen. De
strijdpunten beginnen eigenlijk maar,
wanneer wij over deze alleszins recht
matige aanspraken heen doelen en
wie zal ons nu zeggen of onze delegatie
opdracht heeft om verder te gaan
Of zal daarover alleen het persoonlijk
inzicht van onzen Minister van Buiten-
landsche Zaken, bijgestaan door den
landvasten luitenant der marine en
grappigen advokaat Mtr. Rotsaert,
daarover alleen te beslissen hebben
Wanneer wij logisch mogen door
denken op hetgeen door den Koning,
te Aarlen, en door den Voorzitter van
onze Kamer van Volksvertegenwoor
digers in antwoord op den huldegroet
van de Limburgsche Kamer, gezegd
en geschreven is, dan zal onze regee-
ring geen inbreuk willen maken op
het vrije zelfbeschikkingsrecht van de
provinciën, door het tractaat van 1839
van België weggenomen. Het ware
inderdaad niet te verdedigen dat wij
ons tegenover Limburg en tegenover
Zeeuwsch-Vlaanderen, dat heelemaal
niet met België samengelioord heeft,
anders zouden aanstellen dan tegen
over Luxemburg. Maar het zou aan
beveling verdienen dat dienaangaande
de onzekerheden werden weggeno
men, die aanleiding hebben gegeven
tot zooveel nutteloos en misschien
niet onschadelijk twistgeschrijf. Er
wordt immers in de bladen, die op
aansluiting van Nederlandsch grond
gebied bij het onze aansturen, nog
altijd geschermd met geschriften van
Banning, «n de invloed van Banning
op onze diplomatieke overlevering is
groot. Het zou ons dus niet verwon
deren, indien er, tot aan de vredes-
tafel toe, zich invloeden van diplo
matieke raadgevers lieten gelden om
de kaart van 1831, zonder aanzien
van de sedertdien ingetreden wijzi
gingen te herstellen en zoo het
heet te vervolmaken, want de
annexjonnisten zijn druk in de weer
geweest om de delegaties van bij
stand, die onze gevolmachtigden naar
Farijs hébben gevolgd, zoo veel mo
gelijk met geestverwanten te voorzien.
waarschijnlijk een groet moest betee-
kenen.
Vader heeft mij opgedragen, ging
Frida voort, u te verzoeken mijn neef
de kamers van den ouden heer te
ontsluitenIk kom uitsluitend voor
uw vrouw... Het is toch niet ernstig,
wil ik hopen
Dank u, juffrouw Frida, antwoordde
de oude brompot, zonder mij met een
blik te verwaardigen.
Niettemin werd de deur wat verder
geopend om toegang te verleenen
en met een lichte huivering trad ik
over den drempel van het Roode Huis.
Wij stonden nu in een hooggewelfde
vestibule, eigenlijk een voorhal, die
kunstig versierd was rnet allerlei jacht-
tropheën.
Hertegeweien en reekronen bedek
ten de wanden, terwijl in de hoeken
eenige opgezette vogels mij dreigend
aanstaarden als wilden zij den jongen
vreemdeling, die in zijn grijs geruit
colbertje, staand boordje, zwierig
dasje en bruin deukhoedje zoo ijselijk
vloekte met de middeleeuwsche om
geving, den toegang tot dit heiligdom
Wij gelooven niet dat deze invloe
den kunnen overwegen. Vandervelde
en Franck, om maar deze twee te
noemen, zijn bekend als tegenstanders
van Leder afgedwongen overdracht
van grondgebied tusschen Holland en
België en de woorden door den Ko
ning gesproken bij de ontvangst van
de afvaardiging, door de Koningin
gezonden met hare gelukwenschen,
wezen duidelijk in de richting van
eene politiek van toenadering, zooals
ook wij hebben voorgestaan. Maar
het ware beter geweest indien de
houding van onze vredesgezanten op
voorhand bekend en aan iederen twij
fel onttrokken waren geweest, om
een einde to maken aan onzekerhe
den, die alleen graan op den molen
zijn van de publicisten die zoowel in
Holland als hier oneenigheid willen
stoken tusschen beide landen, de ver
vulling bemoeilijken van deze eischen,
waarop wij met onbetwistbare recht
matigheid kunnen aanspraak maken
en de toenadering vertragen welke
in de lijn ligt van onze beiderzijdsche
levensbelangen.
Algemeene verklaringen als deze,
waarmede Minister Hymans zich tot
nu toe heeft vergenoegd, dat België
de herziening vraagt van het tractaat
van 1839 of dat wij betere waarborgen
verlangen voor onze veiligheid, kunnen
in beginsel ieders instemming vinden.
Maar hunne vaagheid wekt altijd weer
het vermoeden op, dat men hunnen
uitleg wil overlaten aan de kans der
wapenen of aan het toeval der diplo
matieke verwikkelingen. Eene derge
lijke politiek zou niet passen bij een
kleinen staat, die voor het onvoor
waardelijke recht zooveel heeft ge
leden en in zijn onverkreukten recht
vaardigheidszin ook zijn beste argument
voor het verkrijgen van zijn werkelijke
rechten moet vinden. Want wij moeten
ons geen begoochelingen maken. Wat
onze afgevaardigden van het vredes
congres zullen thuisbrengen zal heel
wat minder zijn dan hetgeen waarop
wij in streng recht kunnen aanspraak
maken en wij hebben geen andere
macht Clemenceau heeft het aan
Hymans duidelijk gemaakt dan
onze zedelijke macht om onze eischen
kracht bij te zetten. Wij hebben dus
goede reden om ook tegenover Hol
land de rechtvaardigheid niet te kwet-
dat hun ter bewaking scheen toever
trouwd, ontzeggen.
In een groote schouw ging het
eenigszins verweerde, in olieverf ge
schilderde portret van een driest om
zich heen zienden man in het jacht-
costuum van een ridder uit de vijf
tiende eeuw. Hondekoppen en een
opgezet rijpaard met vliegende manen
en trillende neusvleugels staarden
hem van ter zijde, van boven aan
den wand, aan.
In het voorbijgaan deelde Frida
mij mede, wie de ijzegrim was, welke
eens voor dit portret had model
gestaan".
Dat is Hackelnberg, bijgenaamd
„de wilde Jager", vertelde zij.
Daarom gaf zij mij door een tee-
ken te verstaan, den man, die mij
met denzelfden schuifelenden tred
waarmede hij de deur genaderd was
voorging, te volgen op de weemoe
dig krakende treden.
Wordt vervolgd.