Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Buitenlandsche Zaken.
No. 2283
Zaterdag 29 December 1017
BRESKENSCHE
Abonnementaprija
per 3 maanden 0,80, franco per post 0,85
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Adrertentiën
van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdag,
's voorn. 9 uur te Groede en 's nam. 2 uur te Breseens
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever E. BOONI-BLIEK, Groede Broeken», Telefoon no. 5 Kantoor Groede.
Bij de behandeling der begrooting
van buitenlandsche zaken heeft mi
nister Loudon op verschillende ge
stelde vragen geantwoord, waaruit
tevene zijn wijs beleid en juist door-
zicht in de moeilijke periode voor
ons land aan den dag treedt.
Wat onze verhouding tot Amerika
betreft, het is inderdaad waar, dat
de Amerikaansche regeering eiken
uitvoer naar on9 land nog steeds be
let. Wegens haar eigen behoeften
en die harer bondgenooten kon zij
geen uitvoer naar de neutralen toe
staan zoolang zij niet nauwkeurig had
berekend hoeveel de neutralen noodig
hadden. Met die berekening is echter
blijkbaar zeer veel tijd gemoeid. De
Nederlandsche commissie in Amerika
heeft zich beijverd alle vragen van
oorlogs-commissieën te beantwoorden.
Zij had zich tevens bezig te houden
met onze scheepvaart. Het gebrek
aan scheepsruimte is thans nijpend,
70 schepen worden wegens kolenge-
brek in Amerikaansche havens vast
gehouden. De Amerikaansche regee
ring heeft reeds de ingeladen goede
ren gerequireerd en doen lossen.
De onderhandelingen met die com
missie vorderden zeer langzaam, toen
plotseling de voornaamste harer leden
naar Londen moesten vertrekken.
Daarin vond de minister aanleiding
een zijner bekwaamste ambtenaren
naar Londen te dirigeeren met twee
adviseurs. Ook de heer van Vollen
hoven ging daar heen. De bedoeling
is, dat onze schepen reizen zullen
kunnen maken buiten de gevaarlijke
zóne, mits een deel der schepen wordt
gebezigd voor hulp aan België en
Noord-Frankrijk tegen kolenlevering
van den kant der geallieerden. In
afwachting hiervan wordt reeds ge
tracht naar een voorloopige schikking,
waarbij alle thans in Amerika liggende
schepen bunkerkolen krijgen voor één
reis, naar Indië, Zuid-Amerika of
Nederland, behoudens dat deel dier
schepen dat voor de Relief vaart.
Aan den heer van Vollenhoven is
geenerlei opdracht gegeven om onze
West te verkoopen. Wat de behan
deling voor het Prijzenhof te Londen
van de zaak der vier in de territoriale
wateren buitgemaakte schepen betreft,
heeft de minister een advocaat naar
Londen gezonden en volgt met be
langstelling het verloop der zaak.
De minister kan geen actieve vre
desonderhandelingen voeren en ook
geen geldelijken steun aan 't vredes
werk toezeggen. Dit ligt niet op den
weg der regeering. Dit werk vindt
haar kracht en bekoring in 't feit, dat
't uitstekend door particuliere krach
ten geschiedt. Slechts moreelen steun
kan de regeering eraan geven. Gaar
ne betuigt de minister sympathie met
het streven van de Vredes-vereeni-
ging naar een volkerenbond. Het is
alleen de vraag of de wijze waarop
zij dit doel wil bereiken, juist is. Hij
gelooft niet, dat een kleine staat er
aan moet mededoen om door dwang
middelen den vrede te willen berei
ken.
Hij is zeer zeker voor een volke
ren-scheidsgerecht en de vredesge-
dachte. Met een staf van deskundi
gen, als in Zwitseriand, heeft hij zich
daartoe nog niet speciaal omringd,
maar hij wil gaarne in die richting
werken. Hij is namelijk van plan de
Commissie van 1911 voor de derde
Vredesconferentie, onder leiding van
den heer de Beaufort, de plannen
voor te leggen van dien Bond en de
vraag wat na den oorlog dient ge
daan. Reeds ontving de minister een
niet-officieel schrijven van deszelfs
secretaris om aan de politieke afdee-
ling van zijn departement het pro
ject van een private-commissie uit
den Bond te onderwerpen. Hij denkt
er over ook dit project in handen der
genoemde commissie te stellen.
Wat de zand- en grindquaestie aan
gaat, werd in 't bijzonder 't denkbeeld
van arbitrage geopperd.
Door den heer van Doorn is ge
sproken over 't woord contrabande
in verband met die quaestie en meen
de dat we hadden kunnen aanvoeren,
dat zand en grind geen contrabande
was en dus vrij mocht worden ver
voerd. Inderdaad lag daarin wel iets.
Maar men kan de vraagstukken van
den zeeoorlog en den landoorlog niet
met elkaar vermengen en bovendien
is 't begrip contrabande door de oor
logvoerenden hoe langer hoe meer
uitgebreid.
Door den heer Limburg is gevraagd
naar de reden der vertraging in de
gevoerde correspondentie. Maar ver
traging in de diplomatieke correspon
dentie spreekt vanzelf. Onderzoek
naar de feiten is noodig en appreci
atie. Ook de Britsche regeering had
vijf maanden noodig ter beantwoor
ding van onze nota en z ij had slechts
te onderzoeken, w ij bovendien te be
slissen.
Het was echter geenszins onze be
doeling, da zaak op de lange baan te
schuiven. Men meende dat dit te veel
de Rijnvaartakta op den voorgrond
had gebracht. Dit is onjuist. Hij heeft
doen uitkomen, dat in art. 2 der Con
ventie van 1907 absoluut primeerde.
Op de laatste twee nota's aan de
Britsche regeering heeft de regeering
nog geen antwoord ontvangen. Of
hij haar van de juistheid van ons
standpunt heeft kunnen overtuigen, is
hem dus niet bekend. Maar wel ver
trouwt hij, dat zij zoowel als 't pu
bliek erkent, dat de goede trouw van
ons land boven verdenking is.
Als dit zoo is, dan vertrouwt hij,
dat het Engelsche publiek, dat de
begrippen van recht en billijkheid
huldigt, op intrekking van den
dwangmaatregel zal aandringen. Als
dan de maatregel is ingetrokken, dan
verklaart de minister, namens de re
geering, zich niet alleen bereid, maar
tevens verplicht, de geheele quaestie
aan beide oorlogvoerende partijen ter
arbitrage voor te dragen.
Daarbij dient dan uitgemaakt, wel
ke volkenrechtelijke opvatting de juis
te is, die van de Britsche regeering,
dat elke doorvoer van metalen, zand
en grind is ongeoorloofd, die van de
Duitsche, dat elke zoodanige door
voer is toegelaten, of de onze, dat de
geoorloofdheid daarvan afhangt van
het karakter van.het transport. Het
zal hem verheugen, indien de Kamer
blijkt in te stemmen met deze bereid
verklaring.
Door den heer Nierstrasz is ge
vraagd de afsluiting van de Noordzee,
en waarom niet op het woord het
krachtig protest tegen Duitschland
de daad was gevolgd en waarom onze
oorlogsschepen niet eenvoudig voeren
door het Duitsche sperrgebiet, maar
angstvallig door de vrije vaargeul
varen. Hij antwoordt, dat zij onge
twijfeld het recht hebben tot zoo
danige vaart door 't Sperrgebiett, maar
waartoe zouden we onze schepen
blootstellen aan aanhouding en aan
het gevaar van de rondgestrooid lig
gende mijnen, terwijl er toch een
vrije vaargeul is?
Wat het nieuwe protest van onze
regeering aangaat, heeft de regeering
reeds herhaaldelijk in aansluiting op
het protest van Februari, protest aan-
geteekend tegen vernietiging van vaar
tuigen, o.a. de Amstelstroom.
De tekst daarvan zal in een nieuw
oranjeboek worden opgenomen. De
mededeeling van de uitbreiding van
het Sperrgebiet is beantwoord met
een nota, ook de tekst daarvan zal
in 't Oranjeboek worden opgenomen.
Wat het vrijgeleide aangaat, dat Ar
gentinië heeft ontvangen van Duitsch
land voor schepen met levensmidde
len naar Europa, heeft de minister
getracht ook zulk een vrijgeleide te
krijgen voor de kolenschepen naar
Engeland. De onderhandelingen zijn
nog niet afgeloopen.
Duitschland eischt dat elk schip
dat in ballast naar Engeland vaart,
door twee raderbooten is vergezeld.
Daartegen staat groot bezwaar, om.
dat wij niet voldoende raderbooten
hebben. Wat het geheim Fransch-
Russisch tractaat aangaat, waarvan
de heer van Hamel gewaagde, de
minister heeft aan dit gerucht weinig
waarde gehecht. Hij heeft echter
de zaak met den Franschen gezant
besproken en van dezen dezelfde
verklaring ontvangen, die reeds aan
de dagbladen was verstrekt in den
vorm van een communiqué. Het doet
hem leed, dat toen Het Volk dit
communiqué tegensprak, dat blad niet
meer heeft medegedeeld omtrent zijn
bronnen. Zulk een tegenspraak moest
aan het Fransche volk en de Fransche
regeering onaangenaam zijn. Wat
onze diplomaten en de persuitingen
in Frankrijk en de Vereenigde Staten
betreft, in Frankrijk is meer dan eens
door bemiddeling van onzen gezant
getracht, onjuiste persuitingen recht
te zetten. Maar het ligt niet op den
weg onze diplomaten onjuiste be
schouwingen in de pers tegen te spre
ken. Wij kunnen slechts onjuiste
feiten weerleggen. Door andere in
vloeden moeten onjuiste voorstellingen
worden tegengegaan.
Dit kan bijvoorbeeld geschieden
door vertaling van juiste voorstellin
gen in onze pers. De heer de
Stuers onze gezant te Parijs heeft
door zijn ervaring, zijn ijver en zijn
omgang in vele kringen ons land
groote diensten kunnen bewijzen. De
minister kan niet meer zeggen dan
reeds in de stukken is geschied om
trent onze gezanten te Washington en
te St. Petersburg. Deze diplomatieke
agenten genieten het volledig ver
trouwen der regeering. Wat over den
geest te St. Petersburg is gezegd, heeft
de minister onderzocht en 't is hem
gebleken dat de heer Sweerts een
uitnemend agent is, die hij gaarne
weder op zijn post terug ziet. Wat de
moeilijkheid aangaat voor onze sche
pen om Delfzijl uit te varen, hij is
bezig die zaak te onderzoeken. Deze
zaak hangt samen met de moeilijkhe
den van de levering van ijzer en
staal door Duitschland.
Onze gedelegeerden zijn 't daarover
nog niet eens geworden met Duitsch
land. Ook over de uitbreiding van
het Sperrgebiet tot den mond van de
Eems is de minister met Duitschland
nog bezig te onderhandelen. De heer
van Doorn behandelde een grensinci-
den tmet twee dames, de smokkelende
gravinnen, en vroeg of het departe
ment van buitenlandsche zaken een
aanbeveling had gegeven aan de dou
ane-ambtenaren om de dames van
formaliteiten vrij te stellen. Deze da-
mes hadden echter een aanbevaling
gekregen van iemand hier ter stede*
woonachtig.
De minister verzoekt alleen aan het j
hoofd der douane om de mogelijk&n,
faciliteiten te verleenen aan hen dfëet
enorm vragen. Dit was ook hier ge°®r
schied. Het is echter niet te verwqjjj
deren, dat de daad dezer Duits<&ej£
dames het onmogelijk maakt nog vg^r
andere Duitsche onderdanen zulk èèrT^
aanbeveling te verstrekken. r/g
De minister begrijpt ook ten v©Ue__
de verontwaardiging, die dit gevgj,
heeft gewekt. De rondreis der jfriL
sche geïnterneerden trof slechts i yffö'
,sfer v