Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Brandstoffen.
<H>
Uit den Raad van Groede.
No. 3373
Woensdag 38 November 1917
37e Jaargang'
Abonnementsprijs
per 3 maanden 0,80, franco per post 0,85
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
A(lvert(!utiën
van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdag,
's voorm. 9 uur te Groede en 's nam. 2 uur te Breskens
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever E. BOOHI-BLIEK, Broade - Breskans, Telefoon no. 5 Kantoor Gro/ede.
Men heeft kennis kunnen nemen
van de circulaire aangaande de ver
strekking van brandstoffen, die zifch
vóór 1 December zou moeten bepa
len tot 50 pCt. of de helft van de
toezegging. Er zou zelfs vóór dien
datum nog 3 H.L. moeten worden
verstrekt, indien dit mogelijk is zon
der bezwaar voor de le en 2e klassers.
Als dat nu geen iro'ïlie is, dan we
ten we 't niet meer.
Tenzij de circulaire is bestemd voor
die commissies, die in de gelegenheid
geweest zijn om een behoorlijk kwan
tum te kunnen afleveren.
In elk geval, hier, en denkelijk wel
in geen enkele gemeente in ons di
strict, heeft men dat kunnen doen.
Natuurlijk van wege de trage zen
dingen.
Dat zit niet in de brandstoffen-
commissies, want als die er geen toe
gezonden krijgen, is het hun onmo
gelijk steenkolen te kunnen afleveren.
O, het wordt je wel eens wee te
moede, als men dan van andere plaat
sen hoort, dat daar zooveel kolen zijn.
We weten wel, als men dergelijke
geruchten tot op den keper gaat uit-
visschen, dat er dan meestijds heel
weinig van overblijft, maar toch kan
er reden zijn te veronderstellen dat
Zeeuwsch-Vlaanderen wel eens wat al
te stiefmoederlijk wordt bedeeld.
Daar is dan ook destijds een plan
bij ons gerijpt, dat we terloops in
een der vergaderingen van de brand
stoffen-commissie ten beste gaven, na
melijk om te trachten voeling te krij
gen met de verschillende in ons di
strict bestaande commissies en zich
gezamenlijk tot hoogere autoriteiten
te wenden met het alleszins billijke
■verzoek om toch maatregelen te ne
men dat we hier in Zeeuwsch-Vlaan
deren niet te avond of morgen zou
den verrast worden met de lang niet
denkbeeldige mogelijkheid dat we
van steenkolen-aanvoer door vorst ge
heel zouden zijn afgesneden, nu het
waterverkeer de eenige verbinding is
en ter voorkoming van zoo'n geval,
waarin dan brandstoffen te gereeder
noodig zijn.
Men is op dat denkbeeld niet in
gegaan omdat men er weinig heil van
verwachtte en men toch verwezen zou
worden naar den gewestelijken com
missaris, waarvan men intusschen zelfs
lang niet altijd antwoord op gestelde
vragen krijgt.
Dat neemt alles niet weg dat men
met of zonder antwoord vrijwel even
ver is en men beter is met steenkolen
dan met circulaires of met onbeant
woorde vragen.
Maar behoeft dat alles een reden
te zijn om bij de pakken te blijven
zitten?
Neen, integendeel.
Naar onze meening is de tijd daar
om gezamenlijk zijn stem in een luid
accoord te doen weerklinken ter plaatse
waar er kans bestaat dat ze met
succes gehoord wordt. Niet maar
enkel waar een gewone verwijzing
naar de afdeeling „brandstoffen" ter
afwikkeling dezer vraag, het antwoord
zou zijn, maar waar er men van door
drongen kan worden dat hier een
deel van het Nederlandsche volk een
verzoek richt tot de regeering, dat
niet maar schouderophalend behoeft
ter zijde gelegd, maar dat recht heeft
om verhoord te worden.
Dat recht kan in hoofdzaak wor
den ontleend aan onzen vrijwel ge-
isoleerden toestand, die, mocht on
verhoopt een vroege, strenge vorst
invallen, een geheel afgeslotene zou
zijn, en die ons noopt te vragen om
althans voor zoo'n mogelijk geval
eenige reserve te zenden, eenige voor
zorgen te maken.
Daarom zou, naar onze meening,
een zoo algemeen mogelijk instemmend
verzoek naar den minister, versta wel,
naar den minister moeten worden ge
zonden, met een afschrift naar onzen
afgevaardigde ter Tweede Kamer, die
zich in onze belangen op dit gebied
kan indenken en kan bepleiten bij den
bewindsman, die toch in elk geval een
moreele verantwoordelijkheid heeft,
verder gaande dan de bureau cratische
gevoelens van eenig uit den nood der
tijden geboren commissariaat.
Daarom in grooten getale getee-
kend op een verzoek aan den minis
ter om ons, die wel eens door de na
tuur van het overig deel van Neder
land zouden kunnen worden afgesneden,
althans zoo'n voorzorgsmaatregel te
nemen, dat we bij de miniemen kolen-
voorraad, zeker niet geheel zonder
zouden zijn als we 't hardst noodig
zouden hebben en niet in de gelegen
heid zouden zijn er te kunnen ont
vangen.
Wie pakt dit verder aan!
Het was voor een weinig belang
rijke agenda, althans oppervlakkig
bezien, dat Groede's vroede vaderen
waren opgeroepen, en waarvan alleen
de heer J. B. Becu Sr. niet aanwezig
was en in een desbetreffend schrijven
had kennis gegeven niet tegenwoor
dig te kunnen zijn.
De notulen der vorige vergadering
gaven tot geene op- of aanmerkingen
aanleiding, behalve dat de heer Lom
baard meende te hebben hooren voor
lezen dat hij als wethouder zou her
benoemd zijn met 6 stemmen tegen
twee blanco ingeleverde briefjes, eene
omstandigheid, die hij niet wel mo
gelijk achtte bij een zevental raads
leden.
Dit niet-wel-mogelijke geval werd
verklaard door het geval dat één
briefje, blijkbaar op een ander zit
tende, te veel aanwezig was.
De voorzitter deelde mede dat van
wege Ged. Staten de heer G. C. Dal
man een inspectie heeft gehouden over
de gemeente-administratie en alles in
orde is bevonden.
Door Burg. en Weth. is op heden
eene opneming geschied van de boe
ken en kas van den gem.-ontvanger
over het 4e kwartaal waarbij aanwe
zig bleek f8245.34l/a waaronder even
wel f5153.62 ir voorschot was.
De strafverordening op de verplich
te winkelsluiting en vervroegde slui
ting der herbergen is blijkens bericht
van Ged. Staten door dit college ont
vangen en dus van kracht geworden.
Alle werden voor notificatie aan
genomen.
Van hetzelfde college is eene be
denking ingekomen aangaande de in
de laatste zitting gevoteerde af- en
overschrijving op ae begrooting van
1917, immers daarbij was geput uit
art. 1 van hoofdstuk 15 in piaats van
uit art. 2, waartoe feitelijk niet de
goedkeuring van Ged. Staten zou
noodig zijn.
Zonder hoofdelijke stemming werd
dit besluit een nieuwe editie.
De Algem. Ned. Politiebond had
in een algemeen verzoek zich ook
tot den Raad dezer gemeente gewend
om de jaarwedde van den gemeente
veldwachter te bepalen op f 800,
te bereiken na verschillende perio
dieke verhoogingen.
Nu de gem.-oegrooting voor het
volgend dienstjaar reeds is vastgesteld
vonden Burg. en Weth. geen termen
aanwezig om op dit verzoek nader
terug te komen.
Het voorstel van dat college om
dit verzoek voor kennisgeving aan te
nemen werd door den Raad stilzwij
gend, na ook geen enkel woord aan
het verzoek zelve te hebben gewijd,
aangenomen.
Langer stond de vergadering stil
bij de opnieuw ter tafel gebrachte
overeenkomst tusschen de Gemeente
en Casteleijn om dezen een uitweg te
geven ten behoeve van de uitoefening
van zijn bedrijf.
In de vorige vergadering is door
den architect een teekening overgelegd
van bedoelde oprit-uitweg en het is
toen aan de aandacht ontsnapt dat
de taluds ter lengte van 10,50 M.
eenerzijds, voor de bereiking van het
slachtveld belemmerend is, tengevolge
waarvan thans een talud is ontworpen
van 15 M. lengte, waardoor zelfs de
waarde van dat perceel zou stijgen.
Nu heeft Casteleijn wel genoegen
genomen met de bepaling om de
kosten van deze oprit en wat daarmee
in verband komt voor zijne rekening
te nemen, maar vindt het bezwaarlijk,
ja zelfs onbillijk dat hij de kosten van
de verbetering, waarbij alleen de ge
meente gebaat is en dat alleen strekt
in het belang der gemeente, ook zelf
te moeten betalen.
De voorzitter deelt dat bezwaar
volkomen, en adviseerde daarom met
volle vrijmoedigheid om het luttele
bedrag van f25 die deze verbetering
voor de gemeente zou bedragen, ook
zelve te bekostigen.
Het is waar, men kan zeggen, dat
de aanbrenging van dien oprit uit
sluitend wordt gedaan in het belang
van Casteleijn en deze erkent dit ook
ten volle door de te maken onkosten te
bestrijden, maar de gemeente als ge
meenschap is verplicht aan eenig in
dividu wiens bedrijf zich niet zou
kunnen ontwikkelen, een behoorlijke
uitweg te geven. Behalve dat haar
dit niets kost, biedt zich ongevraagd
de gelegenheid om de waarde van
het terrein, als dit eventueel later voor
bouwgrond in aanmerking zou komen,
aanmerkelijk te verhoogen. Is het nu
billijk, als de gemeente daarvan zou
profiteeren, dat dan een ander de
kosten dier waarde-verhooging zou
moeten betalen. Naen toch.
Laten we er echter aanstonds bij
voegen, dat het meerendeel der leden
het gemeentebelang zoo zwaar op het
hart woog en hen zoo nauwgezet voor
den geest zweefde, dat geen enkel
argument bij machte was hen tot de
overtuiging te 'brengen dat juist het
verhoogde gemeentebelang door een
ander financieel moest bekostigd wor
den.
Natuurlijk dat de gemeentekas een
aderlating van f 25 zou moeten onder
gaan, konden ze niet met hunne op
vatting van het waarachtig gemeente
belang overeen brengen.
De heer Risseeuw motiveerde zijn
stem tegen dit denkbeeld met het
argument dat de oprit in de Brouwe
rijstraat alleen geschiedt ten behoeve
van Casteleijn en als deze daar geen
bedrijf zou uitoefenen er geen oprit
noodig was en dus de gemeente haar
ook niet zou moeten aanleggen.
In dit argument vond hij steun bij
de heeren de Vlieger en van de
Plassche, waarvan eerstgenoemde nog
als voorbeeld aanhaalde dat het aan
leggen van dammen voor een land--
bouwer altijd met toestemming van
het polderbestuur geschiedt, doch dat
de polder nooit treedt in de meerdere
kosten die moeten worden gemaakt
dan zoo'n aanvrager zich had gedacht,
terwijl de laatstbedoelde er gausch
en al geen belang voor de gemeente
in zag,
De heer Lombaard plaatste zich
meer op een letterlijk standpunt.
Er is aan Casteleijn vergunning ge
geven voor een uitweg op door de
gemeente te st«llen voorwaarden. Wel
nu, de gemeente heeft hare voor
waarden gesteld; Casteleijn kan daar
mee genoegen nemen en hij kan dat
niet, maar dan geeft de gemeente ook
geen vergunning. Hiermee was het
voorstel vrijwel veroordeeld, vooral
ook toen de heer van de Plassche
nog liet doorschemeren dat Casteleijn
die oprit toch niet missen kan, waar
uit zelfs de conclusie zou kunnen wor
den getrokken dat men de meest zon
derlinge eischen zou kunnen stellen,
meende de voorzitter. Opnieuw en
met klem stelde deze nog in het licht
het billijke van het bezwaar van Cas
teleijn en wethouder Salomé beves
tigde dit ten overvloede, maar niets
kon de heeren vermurwen, die het