Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Om België.
Binnenland.
No. 3361
Woensdag ÏO October 1917
27e Jaargang1
BRESKENSCHE COURANT.
Abonnementsprijs
per 3 maanden 0,80, franco per post 0,85
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
,A.d.verteiitiëii
van 15 regels 30 cent, elke regel meer 6 cent.
Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdag,
's voorm. 9 uur te Groede en 's nam. 2 uur te Breskens
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever E. BOOM-BLIEK, Groede Breskens, Telefoon no. 5 Kantoor Groede.
Ofschoon in woord en geschrift
nog op geen voeten of vamen na de
vrede in 't zicht zou zijn, gaat er
haast geen dag voorbij dat niet deze
of gene der vooraanstaande staats
lieden eene rede houdt, die in min
of meer verwijderd verband staat tot
het vredesvraagstuk.
Men hoort algemeen al voorwaar
den verluiden, voorwaarden waarmee
men even algemeen instemt, gedeel
telijke ontwapening en scheidsrech
terlijke uitspraak bij voorkomende
geschillen.
Maar men leest ook nog van een
andere eisch, ontruiming van België
en herstel van het haar aangedane
leed.
Dat is de spil waarom voor het
oogenblik, zoo niet alles, dan toch
zeer veel om draait.
En bij het toegeven door Duitsch-
land van vele eischen, 't zij gezegd,
dat het algemeene zijn, omdat ook
andere mogendheden daaraan ver
klaren te voldoen, wil dat ééne woordje
België, met wat er aan volgt, niet
over de lippen komen.
De onafhankelijk-verklaring van
België kan er nog mee door, maar
het herstel, is een harde noot om te
kraken.
Inderdaad is ze dat ook van Duitsch
standpunt beschouwd. En practisch
omvat zoo'n eisch heel wat.
Hoeveel zou dat herstel wel be
dragen?
Ter beantwoording daarvan spreekt
het vanzelf, dat men zich niet kan
begeven aan het opmaken van de
verliezen, door de Belgen geleden
tengevolge van den oorlogstoestand,
wanneer men niet beschikken kan over
al de documenten van officieelen en
particulieren aard, die de Belgische
regeering dag aan dag verzamelt.
Laten wij voorloopig alléén reken
schap houden met de verliezen, die
met stelligheid kunnen gehaald worden
uit de verschenen Duitsche documen
ten. De daaruit volgende verarming
kan men schatten op een minimum
van acht milliard frank, een over
weldigende som in verhouding tot de
grootte van het land, Deze som is
gemakkelijk op te maken uit de enkele
volgende posten:
De oorlogscontributie. Zij was eerst
voor één jaar vastgesteld, in Nov.
1915 werd zij bestendig gemaakt, met
maandelijksche stortingen. Van Dec.
1914 tot Nov. 1916 bedroeg zij 40
millioen frank per maand, van Nov.
1916 af, 50 millioen frank per maand.
Dit maakt tot eind Augustus 1917:
één milliard 440 millioen frank.
Te voren had het stelsel der af
zonderlijke oorlogscontributies en boe
ten geheerscht, opgelegd aan de pro
vinciën, steden en dorpen. Daarvan is
geen officiëele staat verschenen daar
de meeste opgelegd werden vóór het
eind van het jaar 1914.
Uit de oorlogspers, ook uit de Duit
sche, zijn de voornaamste wel bekend.
Zoo moest Brussel met zijn provincie
40 millioen, Doornik 2 millioen, de
Erovincie Luik 50 millioen, de stad
.uik 20 millioen, de stad Namen 32
millioen, Roeselare 1.5 millioen op
brengen. Bovendien hadden de ste
den en dorpen zeer dikwijls boeten
te betalen voor vaderlandslievende
manifestaties, voor beschadigingen
aangebracht aan militaire werken,
voor vliegeraanvallen van de gealli
eerden. Men mag deze post gerust
schatten op 200 millioen.
De opvorderingen van grondstoffen
en producten zoowel ten bate van de
industrie in Duitschland en van het
leger aan het Westerfront als van het
bezettingsleger waarvoor zij alléén
mochten gelden hebben het grootste
verlies veroorzaakt.
Op welk een uitgebreiden voet die
opvorderingen gedaan werden en met
welk een Duitsche stelselmatigheid,
moge blijken uit wat daarover het
Beiersche officieuze blad begin 1915
schrijft.
In drie maanden tijds heeft het
veroverd land voor 3/5 de benoo-
digdheden van het leger verschaft.
Nu nog, hoewel de bruikbare
voorraden van het bezette gebied
schaarscher worden, bezorgt het nog
2/3 van wat het Westerleger noodig
heeft.
Daardoor kan men, bij een gemid
delde schatting, opmaken dat Duitsch
land er 3'/a tot 4 millioen mark per
dag mee bespaart.
Deze winst van de Duitsche zege
praal wordt nog in ruime mate ver
groot door de profijten van den
economischen oorlog, gevoerd, in
overeenkomst met de voorschriften
van het volkenrecht, tegen het ver
overde land, namelijk door het in
gebruik nemen van de staatsbezittin-
gen, in enorme hoeveelheden uit
België en het Noorden van Frankrijk
vervoerd naar Duitschland, als oor
logsbuit, voorraad in de forten, graan,,
wollen stoffen, metaal, kostbaar hout
en andere producten.
Wat Duitschland bespaart en wint
tengevolge van dezen economischen
oorlog, door helder handelsinzicht
geleid, mag men opnieuw, per dag
schatten op 6 tot millioen mark,
zoodat het totaal profijt door het
Duitsche keizerrijk bewerkstelligd
achter het Westfront, sedert den
aanvang van den oorlog, kan worden
geschat op ongeveer 2 milliard, wat
voor Duischland een schitterende
overwinning is, vertegenwoordigd door
besparing en verrijking van de eco
nomische kracht, en voor den vijand
een verpletterende nederlaag, die
beantwoordt aan de uitputting van
alle financiëele bronnen van het ge
bied, dat wij hem ontrukt hebben.
Hier moge nog de getuigenis bij
gevoegd worden van gouverneur-
generaal von Bissing, gegeven in zijn
zoogenaamd politiek testamenthet
grootere Duitschland in zijn nr. van
19 Mei 1917- Vooraleer het militair
en strategisch standpunt te verlaten,
is het van noode dat ik nog wijs op
het feit, dat het industrieel gebied
van België een groote waarde heeft
niet alléén in vredestijd maar ook in
oorlogstijd. Het aanvullend voordeel
dat wij in dezen oorlog getrokken
hebben uit de Belgische industrie door
het wegnemen van machines, enz. is
van even hooge waarde als het na
deel berokkend aan den vijand, die
beroofd is van deze versterking van
zijn strijdkracht. Het onmiddellijk
belang van de Belgische industrie
streek voor het voeren van den oor
log is nog niet alles. Wat zou onze
in- en uitvoerpolitiek met Holland en
de Noordelijke landen geworden zijn,
als wij niet hadden kunnen beschikken
over kolen De 23 millioen ton jaar
lijks uit het Belgisch kolenbekken
gehaald hebben ons op het vasteland
het monopolium gegeven, dat bijge
dragen heeft om ons bestaan te ver
zekeren.
Wanneer wij onderstellen dat van
de 2 milliard, hierboven bedoeld, de
helft uit België komt, dan zullen wij
zeer zeker niet overdrijven. En dan
gaat de rekening slechts tot Februari
1915.
Volledige gegevens omtrent het
vernietigen van waarden, eigendom
men, landerijen, enz., zijn niet kunnen
gevonden worden.
Hij moet zich dus beperken bij één
cijfer, gegeven door de officieeleNordd.
Allg. Ztg. van 29 December 1914,
waarin dit verlies geschat wordt, al
léén voor de eerste vijf maanden van
den oorlog, op 5 millioen.
Vooralsnog zijn moeilijk te schatten
de verliezen veroorzaakt door het
wegnemen van de machines en werk
tuigen uit tal van nijverheidsgestich
ten en het vervoeren ervan naar
Duitschland. Het gaat nog immer
zijn gang, en de staten daarvan wor
den voortdurend langer. Begrijpelij
kerwijze worden daarover geen cijfers
gepubliceerd van Duitsche zijde.
Nog minder te schatten is de
groote schadepost, veroorzaakt door
de gedwongen werkeloosheid en het
wegvoeren der arbeiders uit het
eigen landdit beteekent niet alleen
een verminderen van de huidige
productie, maar ook een verzwakken
aan het productievermogen voor de
toekomst.
Wanneer wij nu slechts onze bere
kening laten berusten op de stellige
gegevens, van Duitsche zijde komen
de, dan raken wij tot een ronde be
raming van 8 milliard schade, waarbij
dan niet eens de laatste twee posten
berekend zijn, en de andere nog niet
volledig kunnen medegedeeld worden.
Acht milliard reeds. En daarmee
is België nog niet hersteld. Ook niet
als men de dooden vergeet, en het
moreele leed, en het lichamelijk lijden
van velen.
Men moge dit in deze dagen be
denken, en niet te licht heenpraten
over het geval België.
Een wetsontwerp is ingediend tot
nadere uitbreiding van den landstorm.
De bedoeling van dit wetsontwerp
blijkt uit de volgende bijzonderheden,
ontleend aan de memorie van toe
lichting.
Nu twee jaren zijn verloopen sinds
een aanvang werd gemaakt met de
aflossing van onder de wapenen zijnde
dienstplichtigen, is het punt bereikt,
dat afgelost is het gros van hen, die
1 Augustus 1914 onder de wapenen
waren of kwamen.
De vraag doet zich thans voor
schrijft de regeering of en hoe
met de aflossing moet worden voort
gegaan.
Dat er naar gestreefd moet worden
ook den diensttijd van hen, die na 1
Augustus 1914 onder de wapenen
kwamen, binnen zekere grenzen te
houden, zal wel niet worden betwist.
Moeilijker is de vraag, langs wel
ken weg dat bereikt kan worden.
Wel is waar zijn de landstormjaar-
klassen, die voor gewapenden dienst
kunnen werden opgeroepen, nog niet
alle in den dienst gesteld die van
1907 en 1906 zijn daarvoor nog be
schikbaar maar de oproeping zou
voor de daartoe behoorende dienst
plichtigen in verband met hun tegen-
woordigen leeftijd een zóó zware last
zijn, dat de regeering meent hen niet
in de oproeping te moeten betrekken,
wanneer dit zou moeten geschieden
ter aflossing van anderen.
Er kan dus in het vervolg voor
indienststelling alleen worden beschikt
over de jaarlijksche militielichting,
versterkt met de aan de lichting
verwante landstormklasse.
Het getal nieuwe dienstplichtigen
per jaar is dan evenwel te gering
om een geregelde aflossing te waar
borgen en aldus te voorkomen, dat
de diensttijd van de opvolgende
lichtingen en jaarklassen, die zich
thans onder de wapenen bevinden,
steeds langer zal-moeten worden.
Het middel om de noodige ver
grooting van het aantal dienstplich
tigen te verkrijgen, acht de regeering
gelegen in een herkeuring van afge-
keurden.
Dat bij een dergelijke keuring in
vele gevallen een andere uitkomst
zal worden verkregen dan bij het
vroegere onderzoek, laat zich ver
wachten om twee redenen.
De eerste is deze, dat zonder
twijfel velen, die vroeger ongeschikt
waren, later geschikt zijn geworden.
De tweede reden ligt hierin, dat
in bewerking is een nieuw keurings
reglement, dat minder strenge eischen
stelt omtrent de geschiktheid voor
den dienst.
Het ligt in de bedoeling, lijsten te
doen aanleggen van al de na 1885
geboren personen, die, hetzij bij den
keuringsraad, bij den militieraad of
vroeger bij Ged. Staten, hetzij na
hun indiensttreding als militie-, land
weer- of landstormplichtige dan wel
als vrijwilliger, ongeschikt zijn be
vonden wegens gebreken of wegens
te geringe lengte van het lichaam.
De Londensche correspondent
van het „Handelsblad" meldtDe
correspondent van de „Morning Post"
meldt uit Washington aan zijn blad:
Sinds den president de macht werd
verleend om den uitvoer te verbieden,
is de handel tusschen de Vereenigde
Staten en de Noord-Europeesche rij
ken vrijwel tot stilstand gebracht,
waardoor Duitschland van verdere
voorraden uit Amerika verstoken bleef.
De Nederlandsche gezant, en een
speciale Nederlandsche commissie doen
alle mogelijke moeite om de Neder
landsche schepen die in Amerikaansche
havens liggen, vrij te krijgen, maar
de regeering weigert het verlof om
te vertrekken, omdat de waarborgen
die zij aangaande het gebruik van de
lading eischt, nog niet gegeven wer
den.
Wanneer de wet aangenomen is
waarbij de handel langs de kust voor
buitenlandsche schepen vrij gelaten
wordt, zullen de Nederlandsche sche
pen, die thans in de Amerikaansche
wateren liggen, zich ongetwijfeld op
dien handel toeleggen en daardoor
dus Amerikaansche tonnenmaat voor
den overzeeschen dienst vrij maken.
De tusschen Nederlandsche en
Duitsche onderhandelaars gevoerde
besprekingen over den invoer van
steenkool en de regeling van andere
economische quaesties tusschen Ne
derland en Duitschland gerezen, heb
ben er toe geleid, dat men in begin
sel tot overeenstemming is gekomen.
De getrotfen schikking zal nader
aan de goedkeuring der beide regee
ringen worden onderworpen, waartoe