Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Hoe lang nog?
Weer een Elim.
Onderwijzerssalarissen.
Binnenland.
Wo. 2249
Zaterdag 4 Augustus 1911
26e Jaargang
BRESKENSCHE COURANT
Abonnementsprijs
per 3 maanden ƒ0.60, franco per post ƒ0.65,
voor België ƒ0.85, voor Amerika 1 dollar a 3 kwartalen
bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Advertentiën
van 15 regels 25 cents, elke regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag en Yrijdag
des namiddags t« twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever E. BOOM-BLIEK, Groede - Breskens,
Met den eersten van Oogstmaand
is het vierde oorlogsjaar ingetreden
en tegelijkertijd de groots infanterie-
slag in Vlaanderen die als 't ware
eare beslissing zou moeten brengen.
Van den afloop is natuurlijk nog niets
te zeggen.
En tegelijkertijd zou men bijna kun
nen spreken van vredasorderhande-
lingen bi) open deuren.
Nauwelijks hebben de Duitscbe
rijkskanselier en Oostenrijks' premier
voor de centrale rijken nog eens na
drukkeljjk verklaard, dat zij een vrede
door overleg en schikking op den
grondslag van de motie van den
Duitschen Rijksdag willen, of Balfour,
de Engelsche minister van buiten-
landsche zaken, vindt in vragen, die
hem in het Lagerhuis gedaan wo'den,
aanleidiDg tot een breeds uiteenzet
ting over de politiek van de gealli
eerden of meer bepaaldelijk van zijn
eigen regeering over het oorlogsdoel.
Balfour doet dat wel is waar op een
manier, die ruimte iaat voor allerlei
gissingen en voor de vraag, wat bij
soms op zeer belangrijke punten
eigenlijk bedoelt.
Hij waarschuwt namelijk uitdruk
kelijk, dat men niet van zijn regee
ring kan verlangan, dat zij zich nu
reeds bindt tot een nauwkeurig te
volgen weg op de vredesconferentie.
Wie kan zeggen, hoe ten slotte het
machtsevenwicht, dat op die confe
rentie zijn invloed zal laten gelden,
zal worden, wat er nog in de landen
van de geallieeren en hun tegenstan
ders zal gebeuren, hoe de militaire
en maritieme toestand in de wereld
zich zal ontwikkeld hebben, op het
oogenblik dat de onderhandelingen
zullen beginnen
Hij blijft dus vasthouden aan de
vroeger verkondigde „breede" begin
selen, maar van de wijze waarop die
toegepast zullen kunnen worden, kan
hy niets zeggen Tal van punten blij
ven dus vaag.
Van Daitsche zijde zal men daarop
ongetwijfeld antwoorden Gij verlangt
van ons iets wat gij zelf voor on
mogelijk verklaartduidelijke, tot in
zonderheden nauwkeurige doeleinden,
terwijl gij zelf bij uw „breeie" be
ginselen blijft. Öok wij hebben als
„breede" beginselen door overleg en
schikking, maar kunnen om dezelfde
redenen, die gij zoo welsprekend naar
voren hebt gebracht, ons nu nog niet
nader verklareD.
Maar op eenige punten is hy vol
doende duideiyk geweest. Engeland
heeft op het vasteland van Europa
geen zelfzuch'ige doeleinden. Ook
daarbuiten zal men in Buitscbland,
gedachtig aan de verloren koloniën,
vragen. Engeland zal verder Frank
rijk, waarvan het niet wilde, dat het
verpletterd werd en dat om zijn be
staan ve;ht, in zyn oorlogsdoel steu
nen. Aan Frankryk zal teruggege
ven moeten worden wat het veertig
jaar geleden ontrukt is, de provincie r
Elzas en Lotharingen. Over de be
langwekkende vraag, of Frankryk
nog meer wil en of Engeland het ook
daarin zal steunen, wordt hij weer
vaag.
De aigemeene indruk der rede is,
dat nog altijd niet zoozeer België als
wel Elzas-Lotharingen het struikelblok
voor den vrede biyft. Noch de Fran-
sohen, noch de Duitschers willen op
dit punt toegeven. Voor het overige
spreekt men aan weerskanten niet
meer zoo fel als vroeger dikwijls het
geval was. Maar over dit doode punt
zyn de vredesonderhandelingen die
door redevoeringen bij elke gelegen
heid, die zieh maar voordoet, in het
openbaar worden voortgezet, nog niet
heengekomen
Ons land wordt weer een Elim.
De Engelsche en de Duitsche re
geering hebben door middel hunner
vertegenwoordigers ten onzent in een
conferentie besloten tot het uitwis
selen van krygsgevangenen, niet naar
hun eigen Ia*4, maar op onzen neu
tralen bodem
Niet minder-dan 8000 ziekelijke der
zulken van beide nationaliteiten zul
len in ons land geïnterneerd worden,
gevoed en verpleegd.
In aanmerking genomen de moei-
ïykheden waarmede we zelf te kam
pen hebben, behoeft de beteekenis
dezer opofferingsgezindheid wel geen
nader betoog.
De Engelsche pers beseft dit ten
volle en met Dame de Londensche
Daily Telegraph zegt er van
De betrekkingen en vrienden van
de Engelsche officieren en soldaten,
die zich thans in Duitsohland bevin
den, zullen in het vervolg zich niet
meer ongerust behoeven te maken
over de behandeling, die zij onder
vinden.
Voor zeer velen is het een prettig
vooruitzicht, dat krijgsgevangenen in
wie zy belangsteller, binnenkort zul
len worden ondergebracht in neutraal
Holland waar z(j in belangrijk gun
stiger omstandigheden zullen verkee-
ren. Wij zijn de Nederlandsche re
geeriog, die de conferentie op alle
manieren heeft bevorderd en den on-
misbaren grondslag voor de taak der
gedelegeerden heeft gelegd door, om
te begicnoD, aan te bieden zestien
duizend krijgsgevangenen te herber
gen, zeer erkenteiyk.
De moeilijkheden waarmede het
neutrale Nederland te kampen heeft,
zijn genoegzaam bij ons bekend om
ons allen in staat te stellen te be
seffen hoeveel wij dat land verplicht
zijn voor deze edelmoedige daad.
„Het voer van een sysje bij het
werk van een paard."
„Ik wensch hier niet te spreken
van het hooge gewicht van het on
derwijzersambt, of het nut en dë
noodzakeiykheid van een goed school
onderwijs te betoogen.
Dit is onnoodig en doet hier ook
weinig af. Ik doe, in de eerste plaats,
alleen opmerkeD, dat men van den
onderwyzer niet slechts verlangt, dat
hjj zyn kweekelingen de noodige kun
digheden bybrenge. maar hen ook
vorme tot beschaafde menschen.
Bij kinderen van meer beschaafden,
die zich zelf met de opvoeding van
hun kroost bemoeien, moet hy het
werk, dat de ouders thuis verrichten,
ondersteunen en althans niet we
der afbrekenvoor de kinderen van
den grooten hoop, die het woord op
voeden als gelijkluidend beschouwt
met te eten geven, is hy de eenige
opvoeder, de eenige persoon, uit wiens
onderricht, vermaningen en voor
beeld zij eeniga elementen van be
schaving kunnen ontvangen.
Er is hiertoe veel meer noodig dan
alleen kennis van de onderwysvakken
bovenal is noodig, dat de onderwijzer
zelf een beschaafd man sij
I)
„Ik voer, in de tweede plaats, nog
een andere reden aan, welke pleit
voor een ruime bezoldiging der on
der wyzers
Men eischt van den onderwijzer
dat hij de aan zyn zorg toevertrouw
de kinderen goed onderwyst en op
leidt, dat hij hun verstand ontwik
kelt, hun geest beschaaft, hun hart
veredelt. Gesteld, dat de onderwyzer
voor die taak berekend is, dan is
hiertoe nog bovendien noodig, dathy
met lust en ijver daarin werkzaam is.
Maar hoe kan dit bij mogelijkheid het
geval zijn of zoo het 't geval is, hoe
kan het dit biyven hij een man, die
om niet te spreken van de menigvul
dige verdrietelykheden, die hem zyn
betrekking toch oplevert gestadig
onder zorgen en kommer gebukt gaat
Moet niet by zoo iemand, die „het
voer van een sysje by het werk van
een paard" ontvangt en zich en zyn
stand juist daarom weinig geacht ziet,
de lust tot de zoo slecht beloonde
arbeid verminderen, de yver verflau
wen en de liefde tot zyn vak worden
uitgedoofd? En hoe zal het dan met
het gehalte van zyn onderwys gele
gen zyn?
Het is daarom hoogst wensoheiyk,
dat allen, die er iets aan kunnen toe
brengen, doordrongen worden van het
besef der noodzakelijkheid, om aan de
schoolonderwijzers een zooveel moge-
lflk goed bestaan te verzekeren, opdat
zij onbekrompen kunnen leven
want daarop hebben zy niet alleen
recht, maar de maatschappy heeft er
groot bs'ang by.
Ziedaar een vrij lang citaat Hy
die het schreef, wist, wat de onder
wijzers toekomt: niet alleen in hun
eigen belang, maar bovenal in het
belang der maatschappij.
Hy geeft een moderne beschouwing
van onderwijzersambt en het ware
te wenscheB, dat onze autoriteiten,
onze betaalsheeren, dat het groote
publiek zijn woorden nog eens aan
dachtig lazen en ter harte namen.
Vele menschen houden niet van
sociale hervormingenzy klemmen
zich liever vast aan de begrippen,
aan de ideeën uit den goeden ouden
tyd.
Welnu, lezer, de aangehaalde woor
den zijn van een onbekend schrijver,
die zich teekent D. W. en boven-
staande beschouwing gaf in den
„Practischen Volksalmanak" van
1858? Meer dan een
halve eeuw oud dus.
Als nu zoo een nagenoeg zestig
jaren oude idee eens een weinig wer-
keiykheid ging worden, zou daardoor
de wereld toch niet 't onderstbofen
geworpen worden 1
Verschenen is intusschen een cir
culaire van Gedeputeerde Staten van
N.-Holiand en van Groningen, waar
in de Gemeentebesturen gewezen wor
den op de noodzakeiykheid van de
verhoogingen der onderwyzerssala-
rissen.
In Zeeland gaf het Ryksschooltoe-
zicht ruim 2 maanden geleden advies
aan het College van Gedeputeerde
Staten.
Belanghebbenden wachten met on
geduld naar de beslissing, welke ge
noemd College nemen zal en naar
my uit de beste bron medegedeeld
werd wachten de gemeentebesturen
eveneens op een aaosehryven van
Ged. Staten, om daardoor des te be
ter een Juiste regeling te kunnen
invoeren.
P. DE BRUIJNE.
Aardenburg, Augustus 1917.
De Tweede kamer heeft een wetsont
werp aangenomen betreffende het be
houd en de onteigening van bosschen
en andere houtopatanden.
De minister wees er op, dat onder
de buitengewone omstandigheden,
waarin wy verkeeren en mede ten
gevolge van den afgeloopen strengen
winter, inzonderheid in de laatste
maonden een groote vraag is ontstaan
naar hout voor allerlei doeleinden.
Hoewel by den beperkten invoer
van kolen en hout de omstandigheid,
dat dit laatste hier te lande in vele
streken worden gevonden, gunstig
mag worden genoemd, zoo staat daar
tegenover, zegt de minister, dat door
te veel veilen de aanwezige hout-
voorraad te sterk wordt aangesproken,
dat het natuurschoon in vele geval
len wordt benadeeld, alsmede dat
bosschen worden geveld, welke daar
voor nog niet ryp zyn.
De minister acht het mitsdien
raadzaam, dat de mogeiykheid worde
geopend, om misbruiken te dezen
te keer te gaan en tevens er voor te
zorgen, dat, wanneer in het algemeen
belaDg het van Rykswege onteigenen
van hout om te worden geveld noo
dig is, daartoe de bevoegdheid wordt
gegeven.
Het onderhavige wetsontwerp bevat
mitsdien in hoofdzaak twee bepaliDgen,
namelijk die van artikel 1 houdende
toekenning van de bevoegdheid om
het vellen van bosschen en andere
houtopstanden al of niet voorwaarde-
ïyk te verbieden, en die van art. 2,
strekkende om zoodanige objecten te
kunnen onteigenen om te worden ge
veld.
De bepaling van artikel I - zegt
de minister staat, voor zoover zij
betreft de voorziening in de behoefte
aan brandstoffen, mijnhout, heipalen
en werkhout, mede in verband met
die van artikel 2 en kan te dien
aanzien preventief werken om te
verhinderen, dat houtopstanden worden
geveld, tot wier onmiddellyke ont
eigening nog niet kan worden over
gegaan, doch waarvoor de mogelijk
heid bestaat, dat zoodanige handeling
later zal plaats moeten hebbeD.
Het ligt niet in de bedoeling, in
de wet meer bevoegdheden te geven
dan in het algemeen belang strikt
noodzakelijk is. Vandaar dat de ge
vallen, ten aanzien waarvan hetkap-
verbod en de onteigening zullen gel
den, in de wet uitdrukkelyk zyn op
gesomd.
Verder is er door verschillende be
palingen voor gewaakt, dat de rech
ten van den eigenaar zooveel worden
gewaarborgd als met het beoogde doel
is overeen te brengen.
Het ligt in de bedoeling van den
minister voor de uitvoering dezer wet
de krachtige hulp van de gemeente
besturen in te roepen,
De minister is voornemens, inzon
derheid wat betreft het uitvaardigen
van een kapverbod in het algemeen,