Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Mo. 2249
Zaterdag 28 Juli 1919
26e Jaargang
Advertentiën
Nog niets in 't zicht.
<B>
Onze uitvoer.
Binnenland.
BRESKEN
COURANT
Abonnementsprijs
per 3 maanden ƒ0.60, franco per post ƒ0.65,
voor Belgis ƒ0.85, voor Amerika 1 dollar a 3 kwartalen
bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden mede aangenomen by
boekhandelaren en brievengaarders.
van 15 regels 25 cents, elke regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij abonnement lager tarief.
AdvertentiSn worden ingewacht tot Dinsdag en Vrfldag
des namiddags te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bi) den uitgever E. BOOM-BLIEK, Groede - Breskens,
Von Bethraann Hollweg is afgetre
den als rijkskanselier van het Duitsche
rijk en opgevolgd dooi dr MichaSlis,
de organisator van de levensmiddelen
voorziening.
Kort na zijn optreden heeft hj) zijn
intrede gedaan in het Huis van af
gevaardigden en aldaar eene rede ge
houden, die handelde over de binnen-
landsche aangelegenheden, waarvan
de invoering van een meer parlemen
tair stelsel, voor zoover dat zou voe
ren naar democratischer begrippen, de
aandacht trekt, ook en vooral met het
oog op het groote wereldgebeuren.
Dienaangaande sprak de nieuwe
rijkskanselier
Wij kunnen den vrede niet nog
maals aanbieden. De eerlijk toegesto
ken hand heeft eens in het ledig ge
grepen, maar met het geheele Duit
sche volk, het Duitsche legpr en de
leiders die met deze verklaring in
stemmen is de regeering eens.
Indienonze vijanden van veroverings-
lust en van het plan om ons neer te
werpen afzien en in onderhandelingen
wenschen te treden, zullen wij eerlijk
en vredelievend a3nhooren wat zij ons
te zeggen hebben.
Tot zoolang moeten wij kalm ge
duldig en moedig volnouden.
De tegenwoordige tijd is wat de
voeding betreft, de zwaarste, dien wij
hebben beleef i. De maand Juni was
het ergst. De droogte had den was
dom tegengehouden.
JEr is veel bittere nood geleden,
maar ik kan met blij vertrouwen
zeggen, dat er binnenkort een ver
lichting zal Intreden en de bevolking
dan rijkelijker vorzorgd kan worden.
Over den oogst valt nog Diets ze
kers te zeggen, maar dit staat nu
reeds vast, dat de oogst van brood
koren beter zal zijn dan velen hebben
geloofd.
De halm is wel kort, maar de kor
relvorming is voortreffelijk.
Wij zuilen evenals in 1915 op een
gemiddelden oogst kunnen rekenen.
In uitgestrekte streken van het rijk
is overal nog bijtijds regen gevallen
om de aardappelen te laten groeien.
Wjj hopen op een goeden aardap
peloogst. Als wij den aanvoer uit
Roemenie en ander bezet gebied voor
onze huishouding voorziohtig gebrui
ken, zal de voedselschaarsohte worden
overwonnen waarvoor wij anders
staan.
In deze drie oorlogsjaren is het
bewijs geleverd, dat zelfs hij een
slechten oogst als in 1916 Duitsch-
land in het geheel niet kan worden
uitgehongerd.
Wanneer dat geschiedt, n.l. als
stedelingen en buitenmenschen over
en weer eikaars moeilijkheden inzien,
zal er toenadering zjjn en zal de een
voor den ander doen wat hjj kan en
waartoe hij verplicht is. Een heuge
lijk verschijnsel is, dat er honderd
duizenden kinderen uit de stad op het
land zijn gebracht. Dat kan misschien
de brug vormeD. Maar wij moeten op
alle manieren er voor zorgeD, dat die
tweedracht verzacht en uit de we
reld geholpen wordt.
Wij varen op wild bewogêD, ge
vaarlijke wateren, maar het doel staat
ons stralend voor oogen.
Waar wij smachtend naar uitzien
is een nieuw, heerlijk Duitschland;
niet een Duitschland dat met geweld
van wapenen de wereld wil terrori-
seeren, zooals onze vijanden gelóoven
neer, een zedelijk gelouterd, godvruch
tig, trouw, vreedzaam machtig Duitsch
land, dat wy allen liefhebben
Voor dat Duitschland willen wij en
onze broeders daar buiten bloeden en
sterven. Dat Duitschland willen wij
ons strijdend veroveren, alle vijanden
ten spijt.
Na een uitvoerig en uiteenloopend
debat werd eene resolutie aangenomen
waarmede ook de regeering zich had
vereeDigd waarvan de grondgedachte
is een vrede zonder inlijving en door
overleg.
Zoo-al geen vredesvoorstel of aan
bod, kan men 't niettemin beschou
wen als een uitgeworpen spiering
Maar de Kabeljauw bijt er niet in.
Gansch en al niet. De Britsche
eerst minister heeft eene redevoering
gehouden die men vrijwel als een
antwoord kan aannemen op die van
den Duitschen rijkskanselier
Ed, dan is dat weinig bemoedigend.
Indien zin dat men vrijelijk mag
aannemen dat de vrede nog heolemaal
niet in 't zicht is, immers de slotzin
er van was, dat in de komende groo
te worsteling in het oosten en wes
ten elk Duitsch soldaat in zijn hart
moet weteD, dat als hij sneuvelt, hjj
sterft voor de militaire autokratie in
den strijd tegen een verbond van
vrije volken.
Daarentegen weet elk Belgisch, elk
Fransch, elk Russisch soldaat dat hy
zijn leven waagt voor de vrijheid en
onafhankelijkheid van rijn vaderland.
Elk Britsch, elk Amerikaanscb, elk
Portugeesch soldaat weet dat hij zij
aan zy met de anderen vecht voor
het volkenrecht en de rechtvaardig
heid in geheel de wereld.
En die overtuiging, meer zelfs dan
de wetenschap dat wij over onuitput
telijke hulpbronnen beschikken, geeft
huD het hart en den moed om door
vechten tot het eindedaar zij we
ten dat het onze taak is de toekomst
van de mensohheid te verzekeren en
te verdedigen.
Des te minder hoop is daarop nu
de eerste minister in de rede van
den rijkskanselier niets heeft kunnen
vinden dat gelijkt op eene onderhan
deling over den vrede zonder inlijving
en door overleg, een tweetal feiten
die zelfs aan een vooraanstaand En-
gelsoh blad zoo gewichtig voorkwa
men, dat het tot de slotsom kwam
het woord is nu aan de geallieerden
om mede^te doelen dat het door
Duitsohland gewenschte vergelijk op
zekere voorwaarden mogelijk is.
Als men nu van zulk een onver
holen uitgesproken blijk van toena
dering zegt in die rede daarvan niets
te kunnen vinden, dan een schjjn-
onafhankelijkheid voor Belgis, een
8chijndemocratie voor Duitsohland en
een schijn-vrede voor Europa, dan lijkt
't er toch nog veel op alsof men zelve
de onderhandelingen niet wil.
De stremming van den uitvoer van
Amerika naar ons land, wordt, gelijk
we reeds vorige week vermeldden,
geleid door den gedachtengang dat wij
zooveel meer uitvoeren naar Duitsch
land dan naar Engeland.
Thans weet men uit Londen te
melden dat Nederland in 1916 voor
ongeveer 160 millioen (of zonder de
margarine slechts voor 40 millioen)
aan landbouwproducten enz. naar
Engeland zou hebben uitgevoerd, te
gen een uitvoer tot een waarde van
ongeveer ƒ540 millioen naar Duitsch
land. Van uit het Landbouw Ex
portbureau is vernomen, dat het niet
duidelijk was, uit welke bron de ge
noemde cijfers kunnen zijn geput,
maar dat de juistheid ervan onge
twijfeld zeer aanvechtbaar is.
Uit een globale berekening toeh
viel af te leiden, dat Engeland alleen
reeds van April tot ultimo December
1916, met inbegrip der margarine,
voor een waarde van meer dan 222
millioen heeft ontvangen.
Overigens moet men niet vergeten,
dat tot 1 Juli 1916 er zoo goed als
geen export naar Engeland plaats had,
maar vrijwel alles naar Duitschland
werd uitgevoerd.
Toen is een voorloopige overeen
komst getroffen met het Britsche
algemeene Verzend bureau, volgens
welke een zeker percentage van ver
schillende landbouwproducten naar
Engeland zou worden geöxporteerd
tegenover een bepaald percentage
naar Duitschland.
Op 1 November 1916 is een defini
tieve overeenkomst gesloten, waaraan
verder strikt de hand is gehouden
zoodat Engeland sindsdien het gedeel
te heeft, waarop het aanspraak kon
maken.
In de tweede plaats dient niet uit
het oog verloren, dat ook voor den
oorlog steeds meer raar Duitschland
dan naar Engeland werd geëxporteerd.
Gebleken is zelfs, dat sinds het in
werking treden van de bedoelde over
eenkomst met Engeland de naar dat
land uitgevoerde hoeveelheid kaas zoo
groot was, dat zij feitelijk onverkoop
baar was in Engeland.
In de derde plaats bedenke men,
dat Duitschland in het algemeen voor
de verschillende landbouwproducten
veel hooger prjjzgn betaalt dan En
geland en dat het in elk geval in 1916
hooger pryzen betaalde dan de En-
gelsehe prjjzen, zoodat hierdoor de
waarde van den export naar Duitsch
land vanzelf een hooger cjjfer bedraagt.
En ten vierde moet men niet ver
geten, dat een groot deel van de ge-
exporteerde producten is afgeleverd
aan de Belgische Relief Commissie.
Dit deel van den export, ofschoon
het niet orer zee, maar over land is
verzonden, behoort niet te worden
gerekend bjj de uitvoeren naar Duitsch
land, maar bjj die naar Engeland.
Eindeljjk moet worden herinnerd
aan de omstandigheid, dat in het
begin van 1916, dus toen de regeling
met Engeland nog niet in werking
was getreden, een groote uitvoer naar
Duitschland heeft plaats gehad van
vee, afkomstig uit de watersnood
streken wat eveneens van invloed is
geweest op het totaalcijfer.
Aan het Ned. Corr bureau wordt
gemeld, dat bij het treffen der brand
stoffen voorziening is uitgegeven van
den grondslag der hoeveelheden, die
noodig zijn voor klasse 1 (de wonin
gen met één haardstede) gedurende
het stookseizoen (1 October 1 April)
bij een normalen winter en bij een
tot het uiterste doorgevoerde zuinig
heid.
Die hoeveelheid is bepaald op 10
H.L. steenkool en deze bepaling is
niet gesehied dan na een nauwkeurig
en uitgebreid onderzoek.
Bij de geheele regeling heeft de
voorziening in de behoeften der min-
gegoeden op den voorgrond gestaan.
Zoo is bepaald, dat aan de klassen
III met 8 haardsteden en hooger vódr
Oetober alleen dan een deel van het
rantsoen zal worden verstrekt, indien
voor de klassen I en II 2 haardsteden
een evenredig deel van de winterbe-
hoefte is gereserveerd, terwijl boven
dien voor de klassen het koken op
gas niet in mindering van het rant
soen wordt gebracht, wat met de
hoogere klassen wêl het geval is.
Zoo zullen gezinshoofden van de
klasse Hl (woningen met drie haard
steden), in wier woning op gas ge
kookt wordt, niet 22, maar slechts
17 H.L. ontvangen.
Voor woningen met drie en meer
haarsteden zijn wél rantsoenen ont
worpen, dooh die staan alleen vast
wat het minimum van 12 H.L. be
treft on er zal eerst sprake zijn van
het meerdere, nadat voor de openba
re gebouwen, ziekenhuizen, gestichten,
seholen enz. is gezorgd.
Iemand met 1 haardstede krijge
ongeveer, wat hij, zeer zuinig stokend,
in een normalen winter verbruikte,
maar de mensehen met 5, 6, 7 en
meer haardsteden krygen minder dan
de helft van hun normaal gebruik, in
vele gevallen niet meer dan een vierde
daarvan. Dat iemand met 7 en meer
haardsteden, die in verreweg de mees
te gevallen op gas kan koken, 48
H.L. krijgt tegen de 12 H.L. van
iemand met 2 haardsteden, is dus
slechts een zeer schijnbare bevoordee
ling Inderdaad is de bevoordeeling
eerder bij den mindergegoede. De
meergegoede zal verplicht zjjn het
stoken van een aantal zjjner haard
steden achterwege te laten, wil hij
ook maar by benadering met zyn
rantsoen uitkomen.
In de klassen I (Ia) en II (Ha) val
len 1,215,000 gezinshoofden met een
gezameniyk rantsoen van rond 18
millioen 850,000 H.L.
In de klassen III tot en met VII
258,8000 gezinshoofden met een ge
zamenlijk rantsoen van rond 6,825,000
H.L. Men mag veilig aannemen, dat
200,000 van hen gelegenheid hebben
om op gas te koken, wat het geza-
meniyke rantsoen met 1 millioen H.L.
vermindert en op 6,825,000 H.L.
brengt.
Per haardstede gerekend krygen de
meer-gegoeden dus aanzieniyk minder
dan de gebruikers van een enkele of
twee haardsteden.
Het stoomschip Norderney, groot
ongeveer 1000 ton, is Zondagnacht
van Rotterdam vertrokken met be
stemming naar Komur (in Denemar
ken) en geladen met kolen.
Maandagmorgen omstreeks half elf
werd het ter hoogte van deNoorder-
haaksgronden plm. 2 myl uit do kust,
getorpedeerd, waarschyniyk door een
Engelschen onderzeeër.
Duidelijk heeft de bemaaning de
bellenbaan van de torpedo waarge
nomen. Een oorlogsvaartuig werd
echter niet gezien.
De torpedo trof het schip in de
stookplaats, waardoor een stoker van
19 jaar gedood werd. Het schot ver-
bryzeldo een der scheepssloepen.
Het schip is echter op de water
dichte schotten van de machinekamer
blijven drijven. De bemanning begaf
zich onmiddeliyk na de ontploffing in
de eenig overgebleven sloep en werd