Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor het Land van Cadzand. Abonnementsprijs Ons land en de scheepvaart. Mo. 22(2 Woensda* 21 Maart S6ï Jaargang per 3 maanden ƒ0.60, franco per post ƒ0.65, voor Belgie ƒ0.85, voor Amerika 1 dollar k 3 kwartalen bq vooruitbetaling. Abonnementen worden mede aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentie u van 15 regels 25 cents, elke regel moer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiön worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdag des namiddags te twee ure. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. DIEf.EKAN te Breskens. Zeer zeker zal door velen in den lande met genoegen vernomen zijn dat ca de opheffing van het verbod tot uitvaren, Zaterdagochtend vroeg van Rotterdam en Amsterdam ver schillende booten zijn vertrokken om voor ons land graan uit Amerika te gaan halen. Buitengaats zijn de schepen aange houden door een Duitsche duikboot, doch Dadat de scheepspapieren waren ingezien, konden de stoomschepen hun reis voortzetten. Moge die met-ongunstige afvaart een kfdln lichtstraaltje zijn in deze donkere dagen, veel meer dan een klein lichtstraaltje is het ook niet. De uitgevaren tohepen moeten na melijk naar de Engelsche haven Ha lifax en ofschoon zü niets dan ballast iu hebben, moeten zy daar door de Engelsche ambtenaren worden onder zocht en kunnen eerst daarna door varen naar de-haven waar zü graan moeten laden. Hebben ze dan de voor het Neder- landsche volk zoo broodnoodige tarwe ingenomen, dan moeten ze weer naar Halifax terugvareD, om opnieuw te worden onderzocht en krygen dan misschien toestemming om naar Ne derland door te varen- De grooto vragen zijn nuHoelang zullen de onderzoekingen te Halifax uuren en zal. Engeland toestemming geven aan de met graan guladen sche pen om naar Nederland door te varen Deze laatsto vraag klemt te meer, omdat op het oogenblik reeds eenige weken 6 booten met tarwe voor Ne derland bestemd, te Halifax worden vastgehouden en tot nu toe nog ab soluut onbekend is, wanneer deze mogen doorvaren. Natuuiluk blijft dan nog het gevaar op zee bestaan, en ook hiermede moet de Nederland- sche regetring voortdurend rekening houden. Het is dan ook niet aan twijfel onderhevig, of er wordt ern stig overwogen, het broodrantsoen te verminderen. Men meent dat dit op deze wüze zal guschiedeD, dat die doelen der bevolking, die de minste draagkracht hebben, zooveel mogelijk hun rantsoen btood zullen behouden. Het zün dus wel weer uiterst moei lijke dagen die onze scheepvaart be leeft. Ze zün deels bloot samenval lend, deels nauw verband houdend met den verscherpten duikbootoorlog. Maar nu is daar, zegt de N. R. C., een derde kwestie bü gekomen, die nog van veel grooter beteekenis voor ODze scheepvaart dreigt te worden. De eerste categorie van moeiiyk- heden betreft onze in Eigeland in strüd met eene daaromtrent gesloten over eenkomst vastgehouden kolenbooten. Engeland wenscht geene uitklaring te vorleenen als niet voor elk schip een ander schip met door de Engel sche regeering aan te wyzen goederen, met contrabande dus, in ons land be laden naar Engeland wordt gezonden of wel een ander schip wordt gezon den om twee reizen van Engeland naar Frankryk te doen tegen Óen reis met kolen naar Nederland. De tweede categorie heeft betrek king op de schepen met veevoeder en meststoffen die in Engeland worden vastgehouden en alleen los kunnen komen onder het hoogst bezwarend bediDg dat alle geregelde Nederland- sche Hjnen de vaart op Engeland zul len hervatten. Omtrent deze laatste aangelegenheid was men aan de twee zyden van de Noordzee tot de overeenstemming ge komen. De Nederlandscbe reederüen, welke ter doge het belang beseffen, dat onze Amerikaansche stoomschepen, die in de Engelsche havens worden opgehouden, zullen kunnen terugkeeren haddeo zich aanstonds bereid verklaard den geöischten losprijs voor het Ne- derlandsche eigendom te geven, en de vaart op Engeland, dat wil dus zeggen de vaart door de gevaarlüke zone te hervatten, mits men het over de molestverzekering met de regeering kon eens worden. De Minister van Landbouw had daarop uitzicht ge opend. Tegenover de Nederlandsche be reidverklaring om de vaart op Enge land te hervatten, is toen van Enge land veilangd vrylating van alle Ne derlandsche schepen, die ""thans in Engelsche havens vertoeveD. Dezer dagen is Engeland aan dit verlangen tegemoet gekomen voor zooveel aan gaat de stoomschepen, welke met veevoeder en meststoffen beladen zün, zü het dan ook dat ten aanzien van enkele schepen nog reserves worden gemaakt. De mogelükheid, om osd groot deel dier Nederlandsche schepen weer thfiis te krijgen, is dus nu, althans formeel, geopend. Het komt er nu eohter nog op aan, voor die schepen een vi'üge leide, dat werkelük zekerheid geeft, te verkrügen door het gevaarlüke ge bied. Omtrent de vastgehouden kolen schepen is nog geen overeenstemming kunnen verkregen worden. Deze wor den dus van de terugkomst naar ons land uitgesloten en men vreest dat Engeland voor de uitlevering nieuwe eischen of hoe men ze ook noeme, zal te voorschün brengen. Kon men dus tot op zekere hoogte over den loop der onderhandelingen eenigermate tevreden zyn, omdat van Engelschen kant ten minste tegenover het gepleegde onrecht nog naar mid delen gezocht werd, om ons het door ons geleden onrecht te laten afkoo- pen eene nieuwe veel ernstiger moeiiykheid, die geheel buiten de ou de moeiiykheden staat, is deze op zeer netelige wüze komen doorkrui sen de aangelegenheid van den be wapenden bandelsvaarder, de Melita. Nadat Engeland meer dan een jaar lang getoond heeft, zyn vaart op ons land afdoende te kunnen beschermen zonder de handelsvaarders te bewa penen, ls verleden week plotseling eene bewapende boot, de Melita, toegang tot onze haven komen vragen, en afgewezen. Is de uitzending van dit schip toe val geweest? Er is reden, om dit te betwijfelen. Teekenend is in ieder geval, dat, ongeveer geiyktijdig met de vermelde vryiating van een aantal onzer schepen, dat tegenover de, als niet vriend schappelijk beschouwde, haudellng on zer Regeering ten aanzien van de Melita, geen verdere faciliteiten voor de groote vrachtvaart met betrekking t it het aandoen van Halifax in plaats van eene Engelsche haven zouden worden verleend. Ook van Duitsche zijde moet op het gedrag onzer Rsgeeriag ten aan zien van de Melita aanmerking ge maakt zyn. Het schip had, volgeDS onze neutraliteitsproclamatie geïnter neerd moeten worden. Zoo is dus de kwestie van den be wapenden handelsvaarder alle andere moeiiykheden komen overschaduwen. Engeland zegt met zoovele woorden „Gy wilt niet, dat gewapende koop vaarders in Uwe havens komen, en wilt derhalve onze schepen blootstel len aan het duikbootgevaar terwille van uwe neutraliteitsverklaringdan zullen wü zoo vrij zijD, u, neutraal, van hetzelfde laken een pak aan te meten, en zullen wy uwe schepen dwingen, zich ook aan het duikboot gevaar bloot te stelleD. Wilt gy dat niet, daD zult gij van alle toevoeren over zee verstoken biyven. Engeland stelt dus, tegenover eene op het neutraliteitsrecht gebaseerde handeling van onze regeering, niets anders 'dan plagery met de daaraan voor de scheepvaart verbonden gevaren. Wy aarzelen niet het woord pla gery to bezigen, omdat uit hetgeen boven vermeld is biykt, dat Engeland zyno oorlogsbolangcn evenzeer behar tigen kan, zonder or,ze schepen te noodzaken, zich binnen het versperde gebied te begeven. Men ziet, dat deze nieuwe Engel sche maatregel aan onze scheepvaart onoverkomelyke moeiiykheden in den weg legt. De kwestie van de gewa pende handelsvaarders is niet nieuw, en de Engelsche régeering wist, dat onze Regeering blykens mededeelingen in het OraDjeboek van October 1916 daaromtrent gebonden was. Engeland heeft dus, toen het zyn proef ?8chip naar Nederland uitklaar de, geweten, welk lot het zou wach ten. Het heeft ook geweteo, dat het voor onze regeering onmogelijk is, van standpunt te veranderen, zonder aan de oprechte neutraliteit, die zy in den oorlog betracht heeft, tekort te doen. EogelaDd weet, dat over de in onze neutraliteitsverklaring vast gestelde regelen door onze regeering niet kan worden gemarchandeerd. Deze regelen zyn vastgesteld in de eerste dagen van Augustus 1914, nog vóór Engeland aan den oorlog deel nam, en de kracht van de Nederland sche neutraliteitspolitiek schuilt voor een goed deel hierin, dat onze regee ring angstvallig vasthoudt aan de re gelen, die zy heeft opgesteld in vol komen \>bj activiteit en onbevangen heid vóór de krygsbedryven waren aangevangen. Ging zy thans daarvan afwyken, ten gunste van de eene of andere der oorlogvoerende partjjen, dan zou daarop niet zonder reden uit het oogpunt van recht aanmerking kunnen worden gemaakt om er maar niet van te spreken, dat uit- schifting van gewapende handelsvaar ders uit de categorie van met oor logsschepen guiykgestelde schepen, op dit oogenblik feitelijk eene indirecte versterking van _de Engelsche oor logsvloot en dus eene materieels be- gunstigifig van eene dar strijdende partyen zou worden. Dat de Engelsche regeering by deze absolutie wetenschap niettemin het gewapende handelssohip Daar ons land heeft laten uitvaren, en aan de tevo ren vaststaande gevolgen van haar daad voor ons land zeer onwelwillende tegen, maatregelen vastknoopt brengt de hede geschiedenis in een voor Nederland hoogst onaangenaam licht. Was het de bedoeling der Engel sche regeering ons land te pressen, van de tot nu toe gevolgde strikte neutraliteit af te wijken, om Uic meer ten voordeele van Engeland te doon zijn? Was het haar bedoeling, eens te zien, hoever men ons den weg van Grlekeland kon opdringen Zooveel is zeker, dat Engeland de uitnemende belangen, die ons land by herstel van de vaart over den Oceaan heeft, tracht in de weegschaal te leggen, tegenover de eerlijke onzydig- heul, die onze regeering tot nu toe in acht genomen heeft. Veilige vaart over den Oceaan zou den wij moeten koopen tegen eene afwijking van de nuutraliteitsproola- matie van begin Augustus 1914 1 Het is een tweesnydend zwaard, dat Engeland tegen ons opgeheven hut-fi Houdv onze regeering, gelyk zij ODgelwyrLld ^zal doen, tegenover den Engelschen aandrang stand, dan zal dit voor ons onnoemelijk nadeel opleveren^ Wy moeten dan óf onze schepen aan den ongebreidelden, onrechtmati- gen, oi.menscheiyken het mag niet nagelaten wordan, deze woorden er- by naar voren te brengen duik bootoorlog te onderwerpen, öf wy moeten van aanvoer over zee afzien. In geen van beide gevallen zullen wy reden hebben tot erkenteiykheid jegens onzen van zyn macht tegen het recht gebruik makenden nabuur. Welke keuze gedaan zal moeten wor den, kan aan het beleid van onze re geering en onze reederysn wordan overgelaten. Moeilijk is zy zeer zeker, omdat er voor ons land veel aan gelegen is, ooze aanvoeren geregeld te kunnen doen plaats hebben. Toch ls het de vraag, of tegenover dezen dringenden eisch niet nog veel ernstiger belan gen overstaan. Verwacht wordt dat er, wanneer eindeiyk de vrede er is, een tyd zal aanbreken, waarin de behoefte aan scheepsruimte nog veel grooter zal zyn, dan reeds nu het geval is, en waarin levensbelangen van land en volk doodelyk zullen worden geschaad, indien onze scheepvaart dan tekort zoude schieten. Nu was reeds vóór den oorlog on ze handelsvloot niet heel grootzy

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1917 | | pagina 1