Binnenland. oogenblik, waarop het allerordinairste monschelyke medelijden miju gevoel voor eventueele verdere „Breede lij nen met zou onderdrukken. En eindelijk zij, die nog konden loopen, die er gezond uitzagen, maar die tering hadden of een of andere ziekte, welke hen voor verder krijg voeren ongeschikt maakte. Maar zij waren wel het minste te beklagen, want zij wisten zelden, hoe ernstig hun toestand was en waron vroolijk en blij, morgen weer thuis te zijD. En zoo voorts. Een heele trein vol. Een goede driehonderd man. Maar wat ons daarbij het meeste opviel, was de vervuilde toestand van vele der patiönten. Sommige hadden hunne uniformen nog. De jonge officier zonder armen had een net pak aan, voor hem door de Belgen gemaakt in het dorp, waar hp ziek was geweest. De officieren hadden oude kleeren, maar toch nog netjes in orde. Maar vele van de manschappen waren zoo op het oog gewone schooiers, landloopers. Hun soldatenkleeren waren in stuk ken gereten in het handgemeen, waar in zij gewond waren geworden. Nu hadden zi) zoo maar wat aan. De een een afgedragen Fransche broek. De ander een kapotte Belgi sche jas. Weer een ander op klompen, of indien hy maar éen voet had op een klomp, die telkens, door onge woonte afviel. Dan waren er, die geen sokken hadden, maar de voeten met banden hadden omwikkeld. En eindeiyk een aantal in vervuilde burgerkleeren, waarop met roode verf het patroou van een huzaren garnituur geschilderd was, om hen het eventueele ontvluch ten in een burgerjasje onmogeiyk te maken. Er was een jongen, die van zenuwachtigheid steeds maar weer in zijn bed kroop en er dan weer uit kwam, zoo akelig vermangeld en verscheurd dat men er medelijden mede had. En die had zoover men zien kon, slechts een dik wollen hemd voor bovenkleeding en daar waren roode strepen op geweest. De regen of het wasschen had die strepen verwischt en nu had het geheele hemd een kleur van gestold bloed en daar hin gen dan slap de krachtelooze armen in. Voor hoed droegen zy alles en nog wat. Vele verbruikte vieze pet ten. Wat een jaar geleden in goede kleeren en met muziek voorop ten stryde trok, komt nu heden, als ver minkte schooier naar huis terug. En toch vroolijk. Wie staan kon, klom op de bal kons van de Beiersche wagens, die hen naar Holland brachten. Daar be keken zy het vreemde land, dat de meesten nog nimmer gezien hadden. Een jongen met twee verbryzelde, maar nog levende armen was verrukt toen wy de eerste Zeeuwsche boerin netjes zagen. Want nu wisten zy ook, dat zy in handen van vrienden waren. Ons volk met zyn ruwe en dik wijls zoo hinderiyk plompe manieren laat zich altyd van zoo'n goeden kant kyken wanneer er werkelyk eens wat ernstigs te doen is. Waar de trein voorby kwam, eiken weg, elk stationnetje, stonden de menschen en het was niet zuiver en alleen een akelige nieuwgierigheid die hen daarheen dreef. Want te zien was er niets dan wat jongens in bruine oude pakje, die hun wonden zoo goed als mogeiyk verbor gen hielden en die even voorby hen heen schoten. Maar het deed hun zoo goed. Daar overal langs de Zeeuwsche dijken in het prachtige licht van den laten namiddag die aardige kinderen, die wuifden en wuifden, en de meer statige oude juffers met hun blozen de armen, die de arme kerels met de parapluie een groet nagezonden. Het werd een triomftocht en het was wel het beste geneesmiddel om hen de lange maanden van pyn en dikwyls van onaangename gevangen schap te doen vergeten. Zg wuifden terug. Waar wy ophielden kwam er uit het publiek een welgemeend maar soms ietwat vreemd Engelsch om hen te begroeten. En heele conversaties ontstonden in opgevangen woorden Duitach en Engeische termen door een bevaren Hoilandsch matroos in vreemde ha vens geleerd. Totdat de géwonden tot de over tuiging kwamen dat zg werkeigk uit het vgandeiyke land weg waren, da men hen hier verwelkomde zoover de neutraliteit dat toestond, dat nu een einde was aan al de misère. Het rechte besef daarvan kwam echter eerst in. Vlissingen en op de boot. Men moet de eeuwige klacnten over het eten niet te nauw nemen. Een Engeischman en een Duitscher eten op zoo verschillende wgze dat men vooruit weet dat een Engeisch man het Duitsche gekook niet goed zal vinden en vice versa. Maar de klacht was zoo algemeen: „Wy heb ben nooit genoeg gehad. Wy kregen het zwarte brood. Wy konden het niet verdragen". En dan is er de moeilykheid van de dranken. De Duit scher drinkt koffie, de Engeischman thee. Er was koffie aan boord. Ze dronken echter allen thee. Voor som migen bykans de eerste keer sinds een jaar. De meesten echter zagen er wel Daar uit alsof ze een hartig maal konden verdragen. Zulke magere bee- nen, zulke verdroogde armen heb ik nog nooit gezieD. Het was by velen vel over been. Laten wy aannemen dat het de wonden en de operaties waren die dit veroorzaakt hadden. Bovendien geven zij ook toe dat thans door het ijverige werk van de neutrale staten, die de belangen van de Engelschen in Duitschland behar tigen, er oneindig veel verbeterd is. De dagen van de eerste treinen met hun half verhongerde gewonden komen thans niet meer voor. Zy heb ben allen genoeg gehad maar geens zins te veel. En dan geleek de Zeeuw sche boot na maanden of soms een jaar van een akelig ledigheidsgevoel toch wel een paradijs. Boven op het dek, afgezet met zeilen, om inrege nen te beletten, stonden de kraak- zindeiyke bedden netjes vastgesjord -in lange ryen Soldaten en matrozen droegen de draagbaren naar boven. Dan namen drie of vier Jantjes en verpleegsters den gewonde zorgvuldig op en legden hem in zyn versch bed. Steeds moest worden gevraagd waar de wond was, want de een moest zoo liggeD, de ander weer zoo, een derde mocht niet liggen, maar moest met kussens ondersteun zitten. Op regelmatige wyze werd het pro gramma afgewerkt. Spoedig was bet dek vol. De soldaat met zyn veertig won den werd rustig op een afzonderiyk dek geplaatst waar een zuster hem verzorgde. Het ging hem heel slecht. Ondertusschen gingen diegenen die kruipen of huppelen of trinken konden, naar het benedendek, waar de eetka mer op hen wachtte. Yoor die boven, kwamen de goede dingen in de handen van de vriende ïyke zusters. Stapels boterhammen, die u aan den hollebollen Gys deden denken, den jongen die ten slotte „de zee opdronk". Stapels zoo hoog dat de zuster er niet achter vandaan kon kykeD, maar stapels die smolten als sneeuw voor de zon. En ook weer versche eieren en thee, dat wonderbaariyke kruid, dat in het vyandeiyke land niet scheen te groeien. Kisten met druiven en vry rooken zooveel men wilde. Na een half uur scheen het alsof er geen oorlog ooit geweest was. Een trompetter blies op een kornet. Een kreupele blies een mondhar- moDika en een blinde hield er de maat by met een stok. De rest zong. Goede hemel wat kan het mensche- I ïyke ras een hoop ellende verdragen en van wat 'n vroolyke natuur zyn die menscken. Er waren twee buren die beide de beenen verloren hadden. Korte stompjes die hen ontzettend schenen ter vermaken. Zittende op wat hen nog over was vart de onderste ledematen namen zij mekaar om den arm dansten waar achtig op hun manier nog een walsje. Met de grootste pret. Het kwam er allemaal niets op aan. Ze waren bu toch zoo goed als muis De menschen waren zoo goed voor hen. Wat drommel ze wkren al thuis. En nu nog een schoon verband waarvoor de Hollaudsche dokter en zijn Engeische collega zorgdeD, en dan onder de schoone lakens en droomen van den dag van morgen. ga——TTTTI' «OtMMMMMMMHI Breskens, 31 Augustus 1915. Gisteren in den vroegen ochtend werd menigeen weer wakker geschrikt door een hevig geluid. Aanvankelijk dacht men aan on weer, maar daar zich dit veelal niet bepaalt tot maar éen slag, won het vermoeden veld dat weer een onge luk gebeuld was. In werkeiykheid was het weer niet anders. Het ruwe weder had opnieuw een myn op drift gebracht, die men Zon dag zelfs zag dryven en als „een hoen dat leggen moet", als 't ware een plaatsje uitzocht om zich te nestelen. Ze was in de buurt van den vuur toren met hoogwater tegen de palen van het staketwerk opgeklotst en eindelyk ontploft. Van het paalhoofd sloegen 17 eiken palen tegen den grond af. De woning van P. Collemeyer werd deeriyk gehavend. Ruiten gesprongen, kozijnen aan flarden geslagen, de pannen schoven van het dak alsof een vakman het vernieuwen moest, binnenshuis eenig huisraad gebroken, kortom, het ver toonde het beeld van een ruïne. Op den zolder sliepen enkele kin deren, die ongedeerd zijn gebleven. Wel erg verschrikt, maar geen hunner bekwam eenig letsel. Ook in andere woningen sloegen ruiten stuk. By onderzoek is het gebleken een Duitsche myn te zyn. Zeer sporadisch kwamen ze uit, de vlaggen, hedenochtend. Het was alsof men de koninkiyke wensch om geen feestbetoon aan den dag de leggen by gelegenheid van Hoogst Derzelver 85ste jaardag, wat al te letterlyk opvolgde. Zoo povertjes hebben we 't nooit gezien. De vlag had ditmaal nog eigenlyk meer beteekenis dan anders, en nu bleef ze grootendeels achterwege. Met ingang van 1 September wordt in vereeniging met het be staande postkantoor te Aardenburg een rykstelegraaf- en telefoonkantoor gevestigd, met opheffing van het hulptelegraaf- en hulptelegraafkantoor aldaar. Groede, SO Aug. Hedenochtend kwam de Gemeenteraad in voltallige zitting byeen. Na de lezing en goedkeuring van de notulen van drie voorafgaande zit tingen, werd lezing gegeven van een ingekomen schryven van het bestuur der bewaarschool, te kennen gevende, dat het noodzakelijk is de afgesloten kolenbergplaats te vernieuwen en een afscheiding in steen aan te brengen, voor welk doel wordt gevraagd 2000 steenen van vrykomende klinker te mogen ontvangen en voorts om weer het gewone jaarlijksch subsidie van ƒ150 over 1916 te mogen genieten. De voorz. zegt dat dit verzoek, als zynde pas ontvangen, nog niet bij Burg. en Weth. is behandeld, doch meent dat het daarom nu wel kan worden behandeld, voor wat betreft het eerste gedeelte van het verzoek. Het tweede deel kan, als naar ge woonte, by de begrooting behandeld worden, waarmede de vergadering in stemt. Vragende of de vergadering bezwaaf heeft tegen het afstaan van het ge vraagd aantal steenen uit de opge broken klinkerpaden, vraagt de heer Risseeuw waar de klinkers gebruikt zijn die uit den Drieweg zijn gekomen. De voorz. antwoordt dat die op al le mogelyke paden zyn gebruikt, ter- wyl er nog een partytje_is verkocht aan de vluchtelingen. De heer Risseeuw zegt dat dit vol gens de wet niet mager mogen geen goederen verkocht of vervreemd wor den zonder voorkennis of goedkeuring van den Raad. De voorz. zegt, dat we daar straks over zullen praten. Zoo'n argument volgens de wet lykt wel heel mooi, maar men moet de zaak kennen. Nu zouden we nog kliDkers be schikbaar kunnen krygen langs het pad naar de Kruisdijk en de Catsweg. De heer van de Plassche zou van hèt pad naar de Kruisdyk het aller laatste nemen, want daarlangs is zeer veel verkeer. En de heer Lombaard geeft in over weging om in den Catsweg van af de Martelaere te beginneD, daar dat pad het minst wordt gebruikt en het best opgeruimd kan worden. De heer de Vlieger sluit zich hier bij aan. Overigens viDdt de heer Lombaard het goed de Bewaarschool, die eene nuttige instelling is, te helpen. De voorz. voegt er aan toe dat het bestuur het vervoer en de verwerking zelve zal laten doen, terwijl uit de overgelegde begrootiog blijkt dat er sAchts een post van ƒ16 is voor on voorziene uitgaven. Zonder hoofdelyke stemming wordt het verzoek ingewilligd. Dat der muziekvereeniging om het jaarlijksch subsidie van ƒ60 wordt eveneens naar de a s. begrooting ver wezen. De voorz. deelt verder mede dat de macadam ten behoeve van den weg GroedeOostburg is gegund voor 7.15 en de inrichting der pas aange kochte woning tot posttelegraaf- en telefoonkantoor aan P. C. Mazure voor ƒ968. En voorts dat G,q£. Staten goed keuring hebben verleend aan het raads besluit tot het aangaan eener geldlee- ning van ƒ8800, rentende 41/2 pCt tegen den koers van 993;4 pCt., ten behoeve van den aankoop en verbouw van het huis van wylen den heer J. G. Meyer. De gemeente-rekening werd zonder op- of aanmerkingen voorloopig vast gesteld in ontvang op* 24.889.481/2 in uitgaaf .op 24 885.01 alzoo een batig slot van 4.471/2 De gem.-begrooting voor 1916 werd den Raad aangeboden en ter Inzage voor de leden ter secretarie neder- gelegd. In de begrooting voor 1916 werd eep wyziging aangebracht in verband met de te sluiten leening van 8600, terwyi eene at- en overschrijving uit hoofde van verschuldigd dykgeschot en het schoonmaken der doornenhaag om de begraafplaats. Doordien in de schattingscommissie voor de ryks inkomstenbelasting twee leden zijn benoemd die tot elkander in den verboden graad vaD bloedver wantschap staan tot het waarnemen dezer functie, heeft de heer Joh. Ris seeuw zich teruggetrokken en werd thans na twee vrye stemmingen by herstemming benoemd de heer F. van der Meulen met 4 stemmen tegen 8 op den heer J. Kareis-Brakman. By de beide eerste stemmingen waren op elk dezer heeren telkens 8 stemmen uitgebracht en 1 op den heer P. M. Mazure. Na de rondvraag waarbij niemand meer iets ter tafel had te brengen, ging de openbare vergadering in eene met gesloten deuren over.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1915 | | pagina 2