Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor het Land van Cadzand.
No 2052.
Woensdag 1 September I9f5.
24e Jaargang
Abonnementsprijs
Advertentiën
Zeeuwsch-Vlaanderen Ne-
derlandsch.
De zwaargewonden.
0
per 3 maanden ƒ0.50, franco per post ƒ0.55,
voor Belgis ƒ0.75, voor Amerika 1 dollar k 3 kwartalen
bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
van 15 regels 25 cents, elke regel meer 5 cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bjj abonnement lager tarief.
AdvertentiSn worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdag
des namiddags te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond b(j den uitgever C. DIELENA3 te Breskens.
Weer onder allerlei vormen en van
verschillende zijden dagen geruchten
op over het lot dat Zeeuwsch-Vlaan
deren staat te treffen nk den oorlog.
Dat doet onaangenaam aan.
Nederland houdt zich in den groo-
ten worstelstrijd der volken neutraal
en ondanks deze positie wil men 't
maar steeds doen voorkomen alsof 't
zou moeten behandeld worden gelijk
een oorlogvoerende die het onderspit
delft wien men een stuk lard ont
neemt bij wijze van oorlogsschatting.
Allereerst dringt zich de vraag op
Waarom
Waarom moet Nederland een stuk
van zjjn gebied prijs geven?
Omdat de 3chelde een natuurlijke
grens zou kunnen zijn
Maar dan zouden we daartegenover
de wedervraag willen stellen, waarom
is in 1831, toen Zuid van Noord Ne
derland werd gescheiden, die grens
niet aldus aangenomen.
En als dat toen niet geschiedde
omdat de bevolkingen van Zeeuwsch-
Vlaanderen meer heterogeen waren
aan de noordelijke bewoners van Ne
derland, dan zal niet veel bewijsmate
riaal noodig zijn om aan te toonen
dat dit nog evenzeer het geval is.
O, van uit Holland wordt de
Zeeuwsch-Ylaamsche bevolking zoo
vereenzelvigd met de Belgen alsof we
óen met dit volk waren.
En dan grondt men dat op de ze
den. gewoonten, taal, gebruiken en
niet minder op de talrijke handels
relaties.
'De eerstgenoemde eigenschappen
mogen eenige verwantschap verradeD,
althans wat de zuidelijker bewoners
betreft, ze stemmen toch niet in al
les overeen
De handelsrelaties, ja, die leiden
naar Belgis, dat wil zeggen, in hoofd
zaak de landbouwproducten en de
voortbrengselen van den veestapel.
Evenwel, dat komt door de een
voudiger communicatie.
Over de Schelde gaat dit altijd met
ongemakken gepaard.
Moeilijke en beperkte verbinding
dragen daaraan de schuld.
Als Zeeuwsch-Vlaanderen wat aan
hoogerhand vraagt, dan begint men
zich na verloop van jaren vaag die
vraag te herinneren en minstens een
even gelijk tijdsbe=tek loopt er over
heen eer er wat gedaan wordt waar
van eenig profijt is te trekken
Zeeuwsch Vlaanderen, het is al
herhaaldelijk gezegd, wordt stiefmoe
derlijk bedeeld.
Men voelt er niet veel voor.
En men zou geneigd zijn uit de
persstemmen uit Holland op te ma
ken dat het bezit van die strook
gronds, zoo aan Belgis vastgeplakt,
weinig belang inboezemt en het ver
lies ternauwernood een schouder-op
halen waard is.
In weerwil van die weinige saam-
hoorigheid met Zeeuwsch-Vlaanderen,
gevoelen deszelfs bewoners zich niet
temin volbloed Nederlander en zouden
dat niet gaarne verwisselen.
Het is waar, men zou hiertegenover
kunnen aanvoeren dat toch zoovelen
de groote plas oversteken om in het
uitgebreide Amerika een nieuw vader
land te vinden en dat telken voorjare
heele scharen derwaarts trekken,
waaruit te concludeeren zou zjjn dat
het vaderlandslievend gevoel inderdaad
niet zoo diep geworteld is, als men
't wil doen voorkomen.
Daar moge een schijn van waarheid
in opgesloten liggen, maar toch is er
een groot onderscheid tusschen of men
een ander land opzoekt in de hoop
daar betere bestaansvoorwaarden te
vinden, dan wel of men door middel
van een Ijzeren maatregel gedwongen
zou worden een nieuw land hetzjjne
te moeten noemen.
Dat alles neemt echter niet weg,
dat zjj aan hun geboortegrond blij
ven hechten en dat zij gaarne daar
mee in verbinding bljjven, pleit hier
voor.
Keeren we, na de zijsprong die on
ze pen maakte, naar den hoofdweg
onzer gedachten terug
De amputeering van ons land, of
eigenlijk het voorstel daartoe, zal niet
kunnen geschieden dan door de groote
mogendheden, die de vredesvoorwaar
den hebben te overwegen en vast te
stellen.
Nu voert Duitschland een oorlog
om zijn bestaan, dus heet het. Ze is
hem opgedrongen, dus roept het naar
alle oorden der aarde uit. Zoodat een
sfcrüd met gebiedsuitbreiding tot on
dergrond, feitelijk moet uitgesloten
zijn.
Moet Duitschland dan dit strookje
gronds inpalmen
Logisch geredeneerd niet.
Of zullen Frankrijk en Engeland ons
dan bij Belgis willen voegen?
Maar waar blijft dan de moraal
van hun strijd, die is aaDgegaan om
het bestaan van kleine volken.
En moet die edele strijd dan beze
geld worden met een daad van inlij
ving van een ander volk dat daad
werkelijk buiten den volkerenkrijg
staat
Is er dan hoegenaamd geen logica
meer?
Zou dat hun trots moeten uitma
ken die hen naar de wapenen deed
grijpen om de rechten der kleine na-
tién te verdedigen
Wat al vragen rijzen er op over het
herhaaldelijk gelanceerde gerucht dat
Zeeuwsch Vlaanderen aan Belgis moet
worden toegevoegd
Wat en waar zal dan de grens zijn?
De Schelde?
Ja, niet waar, want dat is dan de
natuurlijke grens.
De Honte of Westerschelde en de
uitmonding der Schelde zouden dan
Belgisch water worden
Of Nederlandsch blijven
Voor ieder op de helft?
En zal dat dan niet meer nog een
voortdurende bron van oneenigheid
worden
Speciaal uit het oogpunt van ver
dediging, waarop men zich herhaal
delijk beroept?
Als men zoo'n schikking treffen
moet dat de Schelde bij eventuSele
verwikkelingen van effectief nut kan
zijn, dan klinkt dit wat vreemd, als
men zegt, niet alleen te strijden voor
de rechten der kleine volken, maar
ook voor een duurzamen vrede.
En als het resultaat van den on-
meteljjken krijg, daartoe heeft geleid,
dan heeft men toch de Schelde niet
noodig voor een mogelijk verdediging»-
doel.
Tenzij men bij ieder der groote
mogendheden eiken logischen gedach-
tengang moet wegredeneeren, elke
uiting van hun moraal moet weg
denken, elke handeling moet wan
trouwen aan ieder hunner een roof-
politiek zou moeten toeschrijven, en
geen macht ter wereld dit alles kan
verhinderen, dan staat 't als een paal
boven water, dat er slechts één recht
meer is, dat van den sterkste.
En als enkel dit recht zegeviert,
ja, dan is er aan inlijving, verdeeling
en wat dies meer zij, geen ontkomen.
Maar zoolang we bij anderen nog
eenig gevoel veronderstellen hetgeen
we zelf bezitten en Nederland toont
dit in hooge mate en wordt door de
gansche wereld erkend zoolang
hechten we aan die kwade geruchten
van inlijving en afscheuring nog niet
die waarde, als op buit belusten daar
aan zelve willen zien toegedacht.
«I=H>
Andermaal heeft eene uitwisseling
plaats gehad van Duitscho en Engel-
sche zwaargewonden, die zich over
en weer in gevangenschap bevonden.
De overtocht van en naar Engeland
gaat per Vlissingsche mailboot, zoo
dat allen ons land doorreizen en de
weldadige middelweg is tusschen bei
de elkaar fel bekampende volken.
De ïel.-corr. heeft zoo'n trein reis
van af de Duitsche grens tot Vlissin-
gen meegemaakt, en geeft daarvan
een algemeen,relaas.
De trein wordt gevormd door een
lange rij wagons met een dubbele rij
bedden aan beide kanten.
De Engelsche gewonden kwamen
van alle kanten van Duitschland bi)
elkaar.
Daar was van alles. Beide beenen
weg Een been er af. Armen weg.
Handen weg of verlamd. Oogen weg.
Een kaak, die opengeschoten was en
nu met een halven neus weer gere
pareerd.
Schoten in den rug, zoodat de pa-
tiént op zijn buik moet liggen, of
moet zitten in een half hangende hou
ding.
Ongelooflijke verwondingen, zooals
een man, die, toen hij aan boord
kwam, half stervende geleek en die
zooiets van om en bij de veertig won
den had door een gebarsten kartets.
Lange, witte tanden stekende uit
een hoofd, dat akelig op een doods
hoofd geleek.
Een groezelig baardje, maar toch
nog schik in het leven en de sigaret,
die hem in den mond werd gestoken,
rookende, zoolang de krachten dat
toelieten.
Dan weer anderen, die er precies
uitzien, alsof zij door een reuzenman-
gel heen waren getrokken.
Met armen en beenen, die alle ver
draaid schenen en er zoo zonder veel
doel nog bijbengelder.
Dan enkelen en dat waren wel de
ergsten, wien men den schedel met
de kolf van het geweer had ingesla
gen, en die thans met een deuk, zoo
groot als een vuist, en rare, verdraai
de oogen u aanstaarden.
Ook hiei en daar een, van wien de
rede wel weg scheen te zjjn of die
nog steeds niet uit den doezel van
hun avonturen waren geraakt, arme
drommels die niet precies wisten, wat
zij praatten, wat er met hen voor de
gewonde officieren bestemd was.
In het eerste bed een knappe, jon
ge kerel. Een kogel door de herse
nen of liever er even langs. De rech
terzijde van het lichaam verlamd. De
tong verlamd, zoodat hij al zijn wen-
schen met de kreupele linkerhand
moet schrijven. Men hoopt, dat het
mettertijd beter kan worden.
Hij heeft wel eens gehoord hoe of
een ander deel van de hersenen de
task van de aangewezen cellen over
neemt, wanneer er ergens een stoor
nis plaats heeft gegrepen. Hij weet
het niet, maar hoopt het voor dien
armen duivel, die trouw door zijn
oppasser verpleegd wordt.
Naderhand ligt hij op 't dek op de
meest beschutte plek in het midden,
want hoewel hij als officier recht heeft
op een hut, dutft men hem niet naar
beneden brengen Em naast hem slaapt
zijn oppasser Wanneer wij weggaan,
groet hij ons tot afscheid even met
een lichte beweging van de wenk
brauwen, want dat is alles wat hij
doen kan. Maar spoedig is hij „thuis"
en men denkt aan het oogenblik,
wanneer zijn familie hem zal zien,
een stuk wrak dat nog even aan de
oppervlakte van de oorlogszee drijft
en dan zinken moet....
Zijn buurman in den wagon is niet
veel beter.
Een schot in de borst en de kogel
die bij de slokdarm is blijven zitten.
Daar heeft zich een gezwel gevormd.
De gewonde man heeft sindsdien
niet meer kunnen eten.
Hij is een wandelend geraamte ge
worden.
Op de borst de gekleurde strepen,
die aanduiden aan welke expedities
hij heeft deel genomen en wanneer-
er bezoek is, zet hij oudergewoonte
de monocle in het oog.
Ik weet dat deze beschrijving nooit
in een Engelsche krant zal komen.
Anders had ik werkelijk den moed
niet deze persoonlijke zaken te schrij
ven over menschen voor wie ik wer
kelijk zooveel sympathie in zoo kor-
ten tijd heb gekregen.
Maar het kan geen kwaad dit eens
te drukken.
Liefhebbers van den kulturellen
invloed van den oorlog, slaat dit niet
over 1
Maar kom mil dan niet aan met
uw argument dat ik zoo'n ezel ben,
dat ik „de breede lijnen van dezen
oorlog niet zien kan."
De hemel beware mij voor het