Ipmun m ^MvUnüéUb boot ^.^Uanbmn. BERICHT. Landstorm. -<[=]>- Een ontslag. Wo 20Ü4. Zaterdag 22 Mei IMS. 24e Jaargang BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post ƒ0.55, voor Belgis ƒ0.75 en l^dollar k 3 kwartalen bg vooruitbetaling voor Amerika. Abonnementen worden mede aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. AdvertentiSn van 15 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. AdvertentiSn worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag te twee ure. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bü den nitgever C. DIELEMA3 te Breskens. Uit hoofde van het Pinksterfeest verschijnt Dinsdag geen nummer van dit blad. Dje Uitoevek. De Tweede Kamer heeft het wets ontwerp tot uitbreiding van den Landstorm aangenomen. Daardoor wordt bepaald, dat behal ve degenen, die krachtens de Land stormwet deel uitmaken van den land storm, daartoe ook zullen behooren zy, die in 1911, in 1212 of in 1913 den verplichten of vrijwilligen dienst bij de zeemacht, bij het leger hier te lande, of bij de koloniale troepen heb ben verlaten, daarbij inbegrepen het korps mariniers en het reserveperso- neel en de Indische marine. Vrijgesteld van deze bepaling zijn zij, die vóór 1 Januari 1915 den 40- jarigen leeftijd hebben bereikt en voorts ieder, die valt onder artikel 16 der Landstormwet, n.l. ongeschiktheid, ontslag uit den dienst, onteerend ge straften, vervallen verklaarden van den millitairen stand enz. Naar aanleiding van dit ontwerp is aan de Kamer een adres gericht van gezaghebbende personen in ons land om te komen tot algemeens oefenplicht. En hoewel de regeering het pijnlij ke gevoelt van het feit, dat onder de omstandigheden die wij beleven, zoo velen en daaronder tal van gezon de, krachtige mannen, die bovendien beter uit hun werkkring gemist kun nen worden, dan vele oudere perso nen, die thans onder de wapenen zijn niet "kunnen verplicht worden, met de wapenen mede te werken aan de taak, die aan e 1 k Nederlander moest kunnen opgelegd worden, leenen toch de tijdsomstandigheden zich, naar haar oordeel niet tot principieels wij ziging van onze Militiewet. Door de vrijgestelden en vrijgelo- ten van vroegere lichtingen tot den dienst te verplichten zou inderdaad de beschikking over een groot aantal voor den krijg geschikte mannen kun nen worden verkregen. Die mannen zouden echter moeten worden gekleed, bewapend, uitgerust en voor den krijgsdienst opgeleid. Wanneer wjj in ons land nu eeni- germate voorbereid waren geweest op de mogelijkheid van eene plotseling intredende, snel verloopende, zeer be langrijke uitbreiding van het legeref- fectief, en wj) mitsdien konden be schikken of althans spoedig de be schikking verkrijgen over de materi eels, zoowel als de personeels midde len om dat verhoogde legereffectief te hervormen tot een hechte, voor den oorlog bruikbare organisatie, dan zouden wellicht de bezwaren van wetgevenden aard wel kunnen wor den overwonnen. Zoo heeft de minister van oorlog verklaard ten aanzien van genoemd adres tot invoering van oefenplicht, dat h\) op grond van materieels en personeele redenen den algemeenen oefenplicht thans nog niet geheel kon aanvaarden maar dat op zijn Depar tement in bewerking is een wetsont werp, om een stap in die richting te doen. Dit wetsontwerp zal spoedig bij de Kamer inkomen en de minister sprak de verwachting uit, dat de Kamer het ook met grooten spoed zal behan delen, om zoodoende onze legerreserve zooveel als thans mogelijk is, te ver sterken. Laatst is van de Noord-Brabant- Duitsche spoor een met leder geladen wagon, bestemd voor Duitschland, aangehouden. Aan deze aanhouding zit een eigen aardige ontslag geschiedenis verbon den, waarvan de betrokken ambte naar dier maatschappij H. Bomhof, aan de Courant het volgende relaas gaf Genoemde ambtenaar was geduren de Augustus 1914 op het station Gen nep werkzaam, waarbij hem op den eersten dag der mobilisatie, bleek, dat toen er geen voldoend onderdak was voor de militairen, de heer Victor van den Bosch uit Goch, die een Duitscher is, bij de oude goederenloods op het emplacement met een onderofficier van de landweer de ligging van de militairen stond te bespreken. Dit viel hem daarom op, omdat de heer van den Bosch als chef van den dienst dor exploitatie, natuurlijk het best en het eerst op de hoogte is van den treindienst en van treinen, die eventueel ingelegd zouden moeten wor den voor militaire doeleinden. Daarom bevreemdde 't hem, dat het onderdak brengen onzer militairen niet met Hollandsche, doch met Duitsche hulp geschiedde. Een ander merkwaardig feit deelde hjj mede, namelijk, dat de controleur Carl Peters uit Gennep, ook een Duit scher, precies wist hoe des nachts de wissels werden afgesloten met het oog op de beveiliging van de Maasbrug en het eventueel inrjjden van treinen uit Duitschland. In Augustus kwamen dagelijks van uit Duitschland ledige wagons ons land binnen, om met vee geladen weder naar Duitschland terug ver voerd te worden. Zoo was het ook weer op 29 Augus tus 1914, doch tusschen de ledige wagons bevond er zich toen ook een van den Franschen Noorder Spoor weg het was no 34969 die doorgezonden werd naar Oeffeit, om met vee voor Duitschland geladen te worden De heei Bomhof, die als stations assistent met het vervoer belast was, meende, dat deze wagon met het oog op onze neutraliteit geïnterneerd moest worden, zoodat van terugzen ding naar Duitschland geen sprake kon zijn. Deze meening maakte hij ook ken baar aan den controleur Carl Peters, die er eerst mede instemde, doch la ter zich onderhield met het station Goch over de doorzending. Bomhof, dit bemerkende en daar de inspecteur der N. B. D. S Donker niet aanwezig was wendde zich tot den militairen commandant van het in staat van beleg verklaarde Gennep, den kapitein van den Sieb- kamp, die juist in den tuin voor het station was. Na hem de zaak te hebben mede gedeeld, gaf de kapitein order om den wagon terug te houden en niót naar Duitschland terug te zenden. Aan .het station Oeffeit werd daar op kennis gegeven om den wagon le dig naar Gennep terug te zenden. Den volgenden dag, Zondag 30 Au gustus, deed Bomhof dienst als sta- tons-chef. De inspecteur Donker ge lastte hem toen wagon no 34969, die het eigendom was van den Franschen Noorder Spoorweg, naar Duitschland terug te zenden. Bomhof deelde toen aan den in specteur mede, dat met het oog op onze neutraliteit door den militairen commandant van Gennep, bevel was gegeven om dezen wagon in Holland te houden. De inspecteur antwoordde hem, dat wanneer 't hem niet beviel, hij maar moest ophoepelen. En toen Bomhof daarna opmerkte, dat door op die ma nier Duitschland te helpen, de neu traliteit werd geschonden, vond de inspecteur dit „brutaal" en voegde er nog aan toe: „je begrijpt toch we), dat we Duitschland te vrind moeten houden". Bomhof kennende de slechte rechts positie van het personeel N. B. D. S. en met het oog op zijn gezin, bood zyn verontschuldiging aan, welkó door den inspecteur werd aanvaard. De inspector gaf toen zelf de op dracht - om den wagon in te zetten en daar de wagon reeds beplakt was met de etiquetten „vee", gelastte hij een arbeider eerst deze etiquetten van den wagon af te halen, aan welke bevelen gevolg werd gegeven. De wagon is dienzelfden dag met trein no. 4 naar Duitschland terug gezonden. Den volgenden morgen werd Bom hof op het hoofdbureau te Gennep ontboden, eerst bq den inspeGteur en daarna bij den secretaris der maat schappij, den heer L. G. Wolf uit Nijmegen. Bij den secretaris werd hij ontvan gen met de vraag: „Wat heb jij weer met dien Franschen wagon uitgehaald, daar had jij niets mee te maken". Bomhof antwoordde daarop, dat het terugzenden naar Duitschland een schending der neutraliteit is,Jdat van overheidswege door middel van pro clamaties tegen neutraliteitsschending gewaarschuwd was en dat die waar schuwing voor alle Nederlanders gold en zelfs aan het station was aange plakt. De secretaris zeide daarop dat Bom hof met die proclamaties niets te maken had en keerde hem vervolgens den rug toe, waarmede het onderhoud geëindigd was. Den volgenden dag ontving hij van de directie een schrijven, waarin hem eervol ontslag werd gegeven, met uit- keering tot aan het eind der maand. Opgaaf van redenen werd niet ge daan alleen werd nog medegedeeld, dat hij tot 1 October, met welken datum zijn ontslag inging, verlof had. Bomhof vroeg en kreeg daarop een onderhoud met den president der N. B. D. J. M. Voorhoeve, te Nij megen, waarin hij verzocht met het oog op zijn gezin, hem in den dienst der maatschappij te handhaven, zij het dan op het hoofdbureau. Voorhoeve deelde hem echter rr ede, dat aan het ontslag niets te verande ren viel, ook al omdat de maatschap pij in de tegenwoordige omstandighe den toch al te veel personeel had. Bomhof werd op het station Gen nep vervangen door een ambtenaar van het hoofdbureau, hoewel Voor hoeve verzekerde dat er toch al te veel personeel was, werd in diens plaats aangesteldde tweede zoon van den inspecteur der maatschappij, Donker. Den 4en October 1914 zond de ont slagene een adres aan den minister van oorlog, waarin hij uitvoerig een en ander uiteenzette. Op 18 Oct. ontving Bomhof van hét departement van oorlog bericht bij schrijven I Afd. No. 1, dat zijn adres was overgelegd aan den minis ter van Waterstaat. Eenzelfde adres werd door Bomhof aan de Tweede Kamer gezonden. Den 16en Januari dezes jaars zond hij, daar hij nog geen antwoord ont vangen had, een rappel aan den mi nister van Waterstaat en thans, na zeven maanden, zit Bomhof met zijn gezin nog steeds op eenig antwoord te wachten. Na deze mededeelingen vertelde Bomhof ons dat hij vroeger geduren de 8 jaar in dienst was geweest van de Nederlandsche Centraal Spoor en omstreeks 6 jaar geleden door de N. B. D. S. uit die betrekking was weggehaald om bij hen in dienst te komen. In die 6 jaren maakte hij bij de N. B. D. S geregeld promotie, kreeg steeds meer dan de reglementaire sa laris-verhoogingen, waarvan hij ons de schriftelijke bewijzen toonde. Gebrek aan dienstijver kan den ont slagene niet ten laste gelegd worden, daar hij steeds, behalve zijn ambts bezigheden, zoo noodig, ook steeds bq andere werkzaamheden, zooals het rangeeren van goederentreinen, be hulpzaam was. Als een bewijs van het onbegrensd vertrouwen, dat in hem gesteld werd, kan zeker wel dienen, dat, toen een vijftal jaren geleden, de borgstorting voor het geldzaken behandelende per soneel werd ingevoerd, alleen Bomhof van dien maatregel werd vrijgesteld. Naar zijne meening vloeide zijn ont slag dan ook alleen hieruit voort dat hij werkelijk neutraal was en niet pro Duitsch. Had hij in strijd gehandeld met de waarschuwingen der regeering, onge twijfeld zou hij thans nog in dienst der N. B. D. S. zijn geweest. Bomhof had gehoopt dat door den minister van Waterstaat het aan hem

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1915 | | pagina 1