tymut tn twt "WfêMtjB
V olksop winding.
Burgemeester Max.
Italië.
Mo 2023.
Woensdag 19 Mei 1915.
94e Jaargang
BRESKENSCHE COURANT.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco
per post ƒ0.55, voor België ƒ0.75 en 1 dollar
a 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Advertentiën van 1—5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents, öroote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag-- en Vrijdagavond by den uitgever C. DIELEMAN te Breskcns.
De opwinding over het torpedeeren
van de Lusitania is in ^Engeland zoo
groot, dat ze zich ondojr(!gn «yfliJere
bevolking uitte tot eer-d dan van
al wat in Londen Duitsoh is.
Allengs ontaardde zij in een plun
dering, waarbjj het grauw van de ge
legenheid gebruik maakte om de be
zittingen van den vijandigen mede
bewoner naar eigen huis te sleuren.
De schade door het gepeupel aan
gericht. was zeer groot.
De „Times" schrijft, dat men er
zich niet mede tevreden stelde deu
ren en vensters in te slaan en de
winkels zelf leeg te halen, maar dat
ook vaak de huizen zelf van binnen
zwaar hadden te lijden. Men hakte
de trappen stuk en sloeg de 'zolde
ringen en wanden in.
Sommige winkels waien geheel en
al vernield vóór de politie op de plaats
kon wezen.
Te Poplar werden binnen een op
pervlakte van een kwart mijl een
twaalftal huizen, door verschillende
troepen gepeupel tegelijkertijd aange
vallen.
Voordat nog door de politie een
poging kon zijn gedaan om hot ge
peupel uit elkaar te jagen, had men
reeds in vrachtwagens, handkarren,
kinderwagens enz. alles uit de ver
nielde huizen weggehaald.
Men zag piano's, latafels, kasten en
het zwaarste huisraad in triumf door
de straten wegvoeren.
Hier krijgt men luxe voor het ne
men 1 zeide een man, die zich in het
bezit had gesteld van verschillende
springmatrassen en doodrustig zijn
overbeladen ezelwagen de straat af
bracht.
De aanvallen op de huizen waren
een quaestie van een enkel oogen-
blik. Een plotselingen aanloop van
de menigte van af het tooueel van
een vroegere plundering, een stortbui
van steenen, en een dolle stormloop
door de ingeslagen ramen of deuren
het huis was dan stampvol met een
troep schreeuwend volk.
Tien minuten later was het huis
ledig en niets van waarde daarin ach
tergebleven.
Vooral te Poplar was het 't ergst.
Hier keek men er op het laatst niet
zoo nauw meer naar aan wie de hui
zen behoorden een paar bakkerswin
kels, eigen aan Duitschers die al se
dert jaren aan het publieke leven ter
plaatse hadden deelgenomen, werden
niet gespaard.
De tooneelen op straat waren ver-
bazingwekking. Iedereen scheen .er
zijn werk aan gegeven te hebben om
aan de anti-Duitsche furie mee te
doen en waar er tien menschen waren,
was zeker de helft in het bezit van
Duitschen buit. Men deed zelfs geen
poging om 't te verbergen, neen, het
was zelfs een excuus als het maar
„made in Germany" was.
In Noord Londen was het al even
erg. De weinige politie bleek niet
in staat het gepeupel te bedwingen,
dat duizenden sterk, van straat tot
straat ging om de winkels te vernie
len. Eerst toen de politie te paard
op het terrein kwam kon de menigte
worden bedwongen.
Een van de vernielde winkels be
hoorde aan een Duitscher, die daar
reeds 32 jaar lang zijn zaak had ge
dreven. De winkel was vol plunde
raars, die geheele brooden de straat
in slingerden.
Zakken meel werden in het gelaat
gegooid van anderen, die naar binnen
wilden om ook deel aan de plunde
ring te hebben. Toen de winkel leeg
was, drongen vrouwen tot de woon
kamers achter door en haalden daar
kleeden, stoelen en keukengori weg.
Men zal zich kunnen herinneren, dat
in het begin van de Duitsche bezet
ting de burgemeester van Brussel nog
al vaak krachtig en met succes in het
belang zijner stad en deszelfs inwo
ners is opgetreden, is ten slotte in
Duitschland gevangen gezet.
Thans is door den raad dier ge
meente aan den Duitschen Gouver
neur Generaal van België een verzoek
gericht om diens invrijheidsstelling te
bekomen.
Binnen enkele dagen zal het acht
maanden goleden zijn, dat de heer
Adolphe Max, burgemeester van Brus
sel aangehouden werd.
Wjj achten het overbodig lang uit
te weiden over de omstandigheden,
die aanleiding gaven tot deze aan
houding. Het zij voldoende hier te
vermelden, dat zij als administratieve
maatregel beschouwd werd, en niet
als straf.
Tegen den heer Max is dan ook
geen bepaalde aanklacht ingediend.
Men heeft, wat hem betreft, geen
voorbereidend onderzoek ingesteld,
waardoor hij in de gelegenheid zou
zijn gesteld zich te verdedigen.
Daarbjj werd geen enkele rechter
lijke veroordeeling tegen hem uitge
sproken
Persoonlijk hebben wij de vaste
overtuiging, dat de heer Max het
slachtoffer is geweest van een mis
verstand, dat een korte uiteenzetting
gemakkelijk uit den weg zou geruimd
hebben,
Eene administratieve gevangenschap,
die reeds zes maanden duurt, en
en waarvan de einddatum niet is be
paald, neemt het aanzien van een
buitengewoon zware straf, welke zeer
moeilijk te rechtvaardigen schijnt, op
welk standpunt men zich ook plaatst.
Wij achten het onzen plicht onder
uw aandacht te brengen, dat de open
bare meenmg in ons land zich met
den dag meer en meer deze quaestie
aantrekt.
Dit is meer in het bijzonder het
geval te Brussel, waar burgemeester
Max zich, door zijn hoogstaande eigen
schappen van geest en karakter, de
achting en de genegenheid van zijn
medeburgers heeft verworven.
De belangstelling van de bevolking
voor den heer Max wordt nog verhoogd
door de ongerustheid, die zijn gezond
heidstoestand begiet te verwekken.
Men vreest en persoonlijk heb
ben wij redenen te gelooven dat deze
angst niet ongegrond is dat een
maandenlange gevangenschap, in een
klimaat dat aanmerkelijk veel ruwer
is dan het Belgische, op zijn gestel,
dat niet van de sterkste is, een zeer
schadelijken invloed zou hebben
Welke ook de oorlogsnoodzakeljjk-
heden mogen zjjn, gevoelen wij, heer
Gouverneur-Generaal, dat de invrij
heidstelling van den heer Max een
maatregel is, die aanbeveling verdient
zoowel om rechtvaardigheidsredenen
als om gevoelens van menschlièvend-
heid.
Het lijkt ons het juiste oogenblik
om nog eens ten gunste van deze op
lossing aan te dringen. Wij hebben
vernomen, dat tal van burgers, die
bij wijze van administratieven maat
regel in Duitschland gevangen waren
gehouden, onlangs in vrijheid zijn ge
steld, en naar hunne woonplaatsen
hebben kunnen terugkeeren.
Indien echter wat wij moeilijk
kunnen aannemen eene eenvoudige
invrijheidstelling onmogelijk wordt
geacht om redenen van algemeen po
litiek belang, meenen wij, dat er geen
reden bestaat om te weigeren, dat
van nu tot aan den vrede, het regiem
waaraan de burgemeester van Brus
sel is onderworpen, aanmerkelijk ver
zacht'wordt, en dat het den heer
Max zou worden toegestaan in een
landstreek te verblijven, waarvan het
klimaat gunstiger zou zijn voor zijn
gezondheid.
De Gouverneur Generaal antwoord
de het volgende
Na kennisname van de stukken van
den 19en dezer maand, heb ik de eer
aan het Magistraat van Brussel te
antwoorden, dat het mij niet mogelijk
is, mij voor het verzoek te interres-
seeren, dat de invrijheidsstellinging
van Burgemeester Max betreft.
Dit verzoek, indien het werd inge
willigd, zou weldra gevolgd worden,
zooals te voorzien is, door een wensch
den genoemde in Brussel te zien te
rugkomen.
Bovendien doe ik u opmerken, dat
het ontheifen van den heer Max uit
zijn ambt niet uitsluitend een admi
nistratieve maatregel was, maar dat
dit gelijk staat met een maatregel,
die genomen werd ten gevolge van
eene houding, hinderlijk voor den
dienst.
Zoolang hy zijn ambt bekleedde,
heeft de heer Max zich steeds als een
onverbiddelijken tegenstander van de
Duitsche administratie getoond.
Bovendien heb ik, sedert zijn ver
blijf te Glatz, herhaalde malen inzage
gehad van brieven van zijn hand,
waaruit blijkt, dat de heer Max tot
nu toe zjjn meening niet heeft ge
wijzigd, maar dat hij integendeel
voortgaat zich in hatelijke en leugen
achtige termen uit te drukken betref
fende Duitschland.
Zijn terugkeer zou dus tot niets
anders aanleiding geven dan hèt op
nieuw veroorzaken van onrust onder
de Brusselsche bevolking, en, alleen
om deze reden moet ik mij houden
bij mijn standpunt, dat een weigering
inhoudt,
Maar ik wil hierbij nog doen uit
komen, dat de geest onder de bevol
king niet van dien aard is, dat ik
mij geneigd zou voelen het verzoek,
dat mij is voorgelegd, in te willigen.'
Een verzoek dat, zooals het hier
bedoelde, de welwillendheid inroept
van het Duitsche bestuur, zou dan
alleen gerechtvaardigd zijn, indien de
bevolking van haar kant geen enkel
blijk van weerspannigheid meer gaf.
De overheden vau de stad zouden
hun plicht jegens hun medeburgers
niet beter kunnen vervullen dan door
met alle krachten in deze richting
mede te werkenen ik kan deze ge
legenheid niet voorbij laten gaan zon
der het Magistraat dringend te ver
zoeken, mijn pogingen om spoedig de
normale verhouding te herstellen, zoo
mogelijk te willen steunen.
Ik zal echter niet nalaten aan den
commandant van het fort te Glatz
een rapport te vragen over de ge
zondheid van den heer Max.
Het hangt nog steeds in het on
zekere wat Italië doen zal, of het aan
den oorlog zal mededoen, en zoo ja,
aan welke zijde.
Men zou zoo zeggen dat daaraan
eigenlijk geen twijfel behoefde te be
staan Italië toch, behoort tot den
Driebond, waarvan steeds de ver
wachting is opgewekt dat ze het po
litiek evenwicht in Europa zou be
waren. En nu getuigt schier ieder
bericl t van een inmenging in den
strijd aan de zijde der gealliëerden,
alzoo tegen zijn medegenooten van
dien driebond.
Nu moge dat verklaard worden als
een gevolg van de zoogenaamde erf
vijandschap tegen Oostenrijk Hongarije
maar dan vraagt een gewoon men-
schenverstand zich toch af, hoe 't dan
mogelijk is, gezamenlijk een verbond
aan te gaan.
Edoch, verdiepen w' ons niet in de
wegen der hooge politiek, die voor
gewone stervelingen niet alleen on
begaanbaar, maar ook ondoorgronde
lijk zijn.
Intusschen, als we tot het rijk der
werkelijkheid worden teruggebracht,
dan ontwaart men ook bij de hoogere
staatkunde een weifelende houding
als zij tot den tweesprong genaderd
is en voor eene beslissende keuze komt
te staan.
Zoo ook bevindt Italië zich thans
op den tweesprong. Wat zal het
doen
Onder de bevolking zjjn er twee
sterke stroomingen, een tegen en een
voor den oorlog, hoewel de evenaar
wel wat dezerzijds is overgeslagen na
de verschrikkelijke torpedeering der
Lusitania.
Maar het licht ontvlambare gemoed
der Italianen vertoont veel eerder de
impulsieve neigingen dan de noorde
lijker bewoners van het strijdend Eu
ropa.
In den boezem der regeering is
blijkbaar geen eenstemmigheid ten
opzichte der hoogst belangrijko kwes
tie van de interventie.