Mnbtnn.
ïtymtttt cn jpfcwrfëttfidildf» boer
Neutraal blijven.
Sïo 2008-
Wo^nüduR 24 lüaart ïf>«5
24e Jaargang
BRESKENSCHE COURANT.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco
per post ƒ0.55, voor België ƒ0.75 en 1 dollar
a 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Advertentiön van 15 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
öit blad verschijnt eiken Binsitag-
■■■■■-■ i_:,w
en Vrfjds ravonil bjj den uitgever C. DIELEMVÏ te Breskeus.
Indien men zich op een prachtigen
voorjaarsdag in de ontluikende natuui
bevindt en zich kan verlustigen in
het heerlijke zonlicht, dan kan men
zich bezwaarlijk indenken dat een
overgroot deel van Europa in zulk
een alles verwoestenden strijd gewik
keld is, gelijk we nu beleven, indien
niet het doffe kanongebulder aan den
onnoemeljjken volkerenslag herinner
de.
In weerwil van de zware offers die
deze oorlog ook aan neutralen oplegt,
kunnen we ons niettemin nog geluk
kig achten in zooverre van bet on
uitsprekelijke leed bevrjjd te zijn ge
bleven, dat onze naburen heeft ge
troffen.
Evenwel zouden de strijdenden nog-
tans gaarne zien, dat de onzijdigen
zich bij d6ze of gene partij voegden,
in hoofdzaak om eene overwinning,
die nu lang op zich laat wachten en
zoo ze ooit komt, misschien nog in
een ver verschiet ligt, te bevorderen.
Griekenland en Italië leveren daar
van een doorslaand bewijs, hoewel ze
vooralsnog hunne neutraliteit niet
laten varen.
Zoo spoort zelfs een Engelsch schrij
ver, Wells, in een New-Yorksch blad
ons land aan, de zijde te kiezen van
Engeland en zijne bondgenooten en
door de Duitschers in den rug te val
len hun kracht te breken en zoo een
spoedig einde aan den oorlog te ma
ken.
Daarop heeft in hetzelfde blad een
zekere Hendrik Willem van Loon te
Washington (blijkbaar een Nederlan
der) in hetzelfde blad van antwoord
gediend en meent intusschen een
juiste meening dat de meerderheid
van ons volk Wells ongeveer als volgt
zou antwoorden.
Nooit is een twist door een enkel
persoon ontstaan Voor een gevecht
moeten er twee zijn.
Engeland en Duitschland vechten
om den voorrang in den handel. In
den loop van dien twist is België op
geofferd. Het doat ons ten zeerste leed.
Wjj hebben onze grenzen geopend
voor al onze zuidelijke broeders. Zij
mochten met al hun hebben en hou
den hun toevlucht bij ons komen ne
men. Wij zullen voor hen zorgen
zoolang zjj verkiezen te blijven. Onze
positie is niet altijd gemakkelijk.
Het karakter van Nederlanders en
Belgen is zeer verschillend. Wij be
grijpen elkander niet altjjd. Maar over
het geheel weten de Belgen, dat wij
ons voedsel tot het laatste met hen
zullen deelen en dat wjj het hun op
alle manieren zoo geriefelijk mogelijk
zullen maken. Wij zjjn niet een erg
beminljjk volk. Het mangelt ons
dikwijls aan aangename manieren.
De kleine potentaten, die burge
meester zijn in onze kleine grens
plaatsen, treden niet altijd met beleid
op. Maar dit zijn bijzaken.
Nederland is net natuir -■ toe
vluchtsoord voor zijn zuide'lükhburen,
en zoo lang als zij onder de Duitsche
overheersching lijden, weten zij dat
zjj bij ons veilig zijn. Maar zouden
wij ons bij de Bondgenooten hebben
moeten aansluiten, .toen dc Bslgen
buiten hun eigen schuld moesten lij
den
Voor Frankrijk is er in Nederland
de grootste persoonlijke sympathie.
Maar het ligt ver van Nederland af.
De strijd in de buurt gaat tusschen
Engeland en Duitschland.
De Hollander houdt van Engeland,
richt zijn leven zooveel mogelijk naar
Engelsch voorbeeld in, doet het liefst
zaken met Engelschen. Maar is er
reden, waarom Nederland misschien
zijD eigen bestaan zou opofferen ten
bate van Engeland
Wil Wells zoo goed zijn even zijn
geschiedenis door te loopen en nagaan
wat wij als volk van de zijde van
Engeland hebben geleden.
Drie eeuwen lang hebben wij met
Engeland gevochten overeen beginsel,
door Hugo de Groot nedergelegd.
Wij hielden staande dat de zee een
open weg is, vrij voor ieder wie voer.
Engeland zette zijn beste rechts
kundigen aan de taak om het tegen
deel te bewijzen. In dien strijd put
ten wij ons uit en het slot was, dat
wij het verloren.
Inmiddels zagen wjj ojze rijkste
koloniën in bet bezit van Engeland
overgaan.
De eigen kolonie, waarin ik dezen
brief zit te schrijven, werd ons in
vredestijd ontnomen.
Natuurlijk is dit alles gebeurd en
voorbü, en geen Hollander zal een
Engelschman beschuldigen van daden,
die zijn overgrootvader heeft bedreven.
Maar ons volk zal zich al die din
gen vagelijk herinneren en zal het
land wantrouwen dat het voordurend
heeft benadeeld.
Wij hebben (als wij Macaulay mo
gen gelooven) Engeland zijn besten
koning geschonken.
Maar om de macht van Lodewijk
XIV te vernietigen, en daardoor
grootelijks ton voordeele van Engeland,
heeft Willem III het land van zijn
afkomst de grootste schade gedaan
Na 1715 moesten wij, ten eenen
male uitgeput, zien, hoe Engeland ons
voorbijstreefde.
Er zijn nog eenige andere kleinig
heden. Ik doe maar een keus Terwijl
de hertog van Wellington te Brussel
in 1815 de polka danste, hield de
prins van Oranje met een klein Ne-
derlandsch leger Napoleon's opmarsch
by Quatre Bras tegen, en, door de be
velen van den Engelschen bevelheb
ber in den wind te slaan redde hij
het leger der bondgenooten 6D maak
te hij de ov< rwinning van Waterloo
mogelijk.
De dank, dien wjj voor die zelf
opoffering verwierven, was de bespot
ting van Thackeray en andere hee-
ren, die sindsdien niet hebben opge
houden te lachen over die stumperige
Nederlandsche troepen, die echter
inderdaad de Engelschen en Pruisen
zoo dapper hebben bijgestaan.
In deze zaak zou een weinig meer
edelmoedigheid bij de Engelsche ge
schiedschrijvers ons tegenover onze
Engelsche buren hartelijker hebben
gestemd. Zoo is het altijd gegaan.
Als men de geschiedenis van de
Armeda leest, zou men meenen dat
de Engelschen die gevaarlijke Spaan-
scbe vloot vernietigd ;n Maar be
voegde historici weten, dat zeker de
helft van den roem daarvan de Hol-
landsche zeelui toekomt, die de Span
jaarden beletten hun toevoer, hun
loodsen eu hun huiptro 'pen te krhgen.
Dat zijn slechts voorbeelden.
Het zijn alle kleinigheden Maar er
zijn er zooveel, ze keeren met zoo'n
vaste regelmaat terug, dat we zeer
weinig geneigdheid zouden voelen om
ons nationaal bestaan te wagen voor
een land, dat naar ons gevoelen (te
recht of ten onrechte), ons nooit
schappelijk heeft behandeld en waar
mee we ruim drie eeuwen hebben
moeten vechten, voor het die algemee-
ne beginselen van volkenrecht wilde
aanvaarden, die Hugo de Groot het
eerst in het begin der 17e eeuw heeft
neergelegd.
Bedenk echter, dat hierin geen de
minste vijandigheid tegen Engeland
ligt Wells weet ongetwijfeld, dat
onze schepen steeds edel werk heb
ben gedaan met het redden van de
slachtoöers van duikbooten.
Hij zal weten, dat onze regeering
(tot grooten toorn van Duitschland)
de bepalingen van verschillende inter
nationale verdragen in den ruimsten
zin uitgelegd en onmiddellijk alle En
gelsche onderdanen, die door het oor
logslot op onze kust waren geworpen,
vrijgelaten heeft.
Hij zal ook weten, als hij de krant
leest, dat ons heele land hulde heeft
gebracht aan de dapperheid van die
maDnen.
Het gevaar voor den Engelschen
oorlogsmatroos, die in Nederland aan
wal komt, is dat hij bezwijkt aan
een zwaren aanval vau nicotine-ver-
giftiging, tengevolge van de sigaren
die menscheri, in hun verlangen om
hun gevoelens te toonen en niet in
staat om de strikte wetten van de
onzijdigheid te verbreken, uitstorten
over den Engelschman, dien onze vis-
scherbooten en onze stoomschepen uit
de Noordzee opvisschen.
Maar diep onder die sterke per
soonlijke sympathie voor Engeland
en met alle oprechte bewondering
voor den Engelschen regeeringsvorm,
kan het Nederlandsche volk niet licht
loskomen van een vaag gevoel van
wantrouwen het vreest er niet vol
komen staat op te kunnen maken,
dat het land, dat het in het verle
den zoo dikwijls heeft dwars gezeten,
het deze maal billijk zal behandelen.
In het voorbijgaan mag ik zeggen,
dat het gedoe van Churchill te Ant
werpen, waar wij veel meer van we
ten dan de menschen in Engeland,
nog een reden is, waarom we een
weinig bang zijn voor het eiland over
Noordzee.
Wij verkeeren eigenlijk in den toe
stand van een hond, die dikwijls on
verdiend slaag heeft gehad en die nu
met een glimlach wordt uitgenoodigd
om- lief te zijn en iemand aan te
vallen die hem nooit kwaad heeft
gedaan.
De vergelijking moge voor ons niet
vleiend zijn, maar Wells zal begrijpen
wat ik bedoel.
Wij zijn altijd met de Duitschers
in aanraking geweest. Bij elkaar ge
nomen, houden wij niet van ze. Hun
wegen'zijti niet onze wegen.
Onze ongedisciplineerde stam heeft
een afchuw van hun stelsel.
Wij hebben van naderbij meer dan
iemand anders de ellende gezien die
zij in Belgie hebben veroorzaakt.
De eindolooze brieven en pamflet
ten, waarmede de Duitschers ons
land hebben overstroomd om do recht
vaardigheid van hun zaak te bewij
zen, hebben niet den minsten indruk
gemaakt.
Wij hebben met onze eigen oogen
de slachtoffers gezien van hun zoo
stipte uitlegging van ai'deeling 68,
artikel 1 van het Duitsche militaire
strafrecht.
Wij hebben do Belgen aan hun
eigen roode zakdoeken opgehangen
gezien en wij hebbeD met eigen hand
de menigte gevoed, die van alles was
beroofd.
Aan den anderen kant is Duitsch
land tot op dezen dag in zijn gedrag
tegenover ons zeor nauwgezet geweest.
In het verleden heeft het ons nooit
kwaad gedaan
Wij mogen niet van Duitschland
houden, het heeft zorgvuldig alle
wrijving vermeden en onsmetgroote
onderscheiding behandeld.
Zou het, om dit alles, om de zeer
sobere beschouwing van ons volk aan
gaande al de dingen van het dagelijk-
sche leven, om die historische over
denkingen, die een zeer bepaalden in
vloed hebbeD, zou het .wel fraai
zjjn, zonder uittarting van de zijde
van Duitschland, op te gaan en het
in den rug te vallen, terwjjl het in
zoo'n hacheljjken toestand verkeert
Ik herhaal, dit moge niet precies
het gevoelen zjjn van al mijn landge-
nooten, maar ik geloof dat zeer velen
het zoo opvatten.
Misschien zjjn wij het in kleine
bijzonderheden oneens, maar wij zjjn
het in de hoofdzaak met elkaar eens.
Wjj hebben ons land lief. Eeuwen
lang hebben wjj gevochten om onze
individueels beschaviDg te handha
ven tegpn de groote nabureD om ons
heen. Wjj trachten dep goeden naam
van ons land als het tehuis voor al
wie lijden gestand te doen. Het volk,
dat door Duitschland zonder tehuis
is geworden, is tot ons gekomen en
wij trachten het te voeden met het
graan, voor zoover de Engelsche re
geering het door het KaDaal toelaat.
Wjj trachten onzen plicht tegen
over al onze buren trouw te blijven,
zelfs wanneer zjj de geheele Noord
zee (waarbjj WÜ ook eeDig belang
hebben) tot oorlogsgebied verklaren
en onze schepen met hun mijnen
opblazen. Wij vernietigen geduldig de
mijnen, die uit de territoriale wate
ren van onze buren wegdrijven eD op
onze kust landen.
Om kort te gaaD, wij volvoeren zoo
goed als we kunnen een moeilijk werk
om de schalen gelijk te houden.
Maar het komt ons voor, dat wjj
onder moeilijke omstandigheden den
eenigen rechten weg volgen die kan
leiden naar het einddoel dat wij wil
len bereiken, de bljj vende achting van