De Scheldemond.
Militaire Verordeningen.
Binnenland.
No 2002.
Woensdag 3 Maart 1915.
24e Jaargang
RAIÏ.
Abonnement per 3 maanden ƒ0.50, franco
per post ƒ0.55, voor België ƒ0.75 en 1 dollar
k 3 kwartalen bg vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Advertentiën van 15 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents, öroote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bjj den uitgever C. DIELENAN te Breskens.
Het ia in deze wereldcrisis niet de
'eerste maal dat men hoort of leest
van eene oplossing van ons land of
althans van dat gedeelte dat door de
Sehelde wordt bespoeld.
Nu weer lezen we in de Telegraaf
dat de Duitsche openbare meening
blijft aandringen op eene inlijving
van België bi) bet Duitsche rijk.
En zoo de pers van onze Oostelij
ke naburen deze kwestie niet meer
ter sprake brengt, dan is dit niet,
omdat haar opvattingen gewijzigd, zijn.
Z(j zwijgt, omdat de Duitsche regee
ring haar het spreken verbiedt.
Men herinnere zich sleobts den
nieuwjaarswensch van den directeur
der HamburgAmerika-linie, Ballin,
die aan de „Frankfurter Zeitung"
schreef, dat alles wat bet Duitsche
volk verlangt, kan samongevat wor
den in de woorden „eeD uitweg Eaar
de Noordzee".
Deze uitweg zal Duitscbland ech
ter niet hebben ook al kan het Bel
gië behouden. Immers, welke waarde
heeft Antwerpen als handels- on oor
logshaven voor het Duitsche rijk als
Nederland de monding van de Schelde
beheerscht.
Daarom, als de annexatie van Bel
gië op het politiek programma staat,
dan omvat dit tevens de inlijving der
Scheldemonding bij Duitschland.
Deze gevolgtrekking ligt zoo voor de
hand en is zoo vanzelf sprekend, dat
men zich met verwondering moet af
vragen, hoe er nog goede Nederlan
ders kunnen zjjn, die de overtuiging
koesteren, dat het voor ons land on
verschillig is, welke der beide mo
gendheden-combinaties in den tegen-
woordigen wereldoorlog overwint.
En een ander schryver in „de
Grenzboten" bemoeit zich nu reeds
als 't ware in aansluiting daarmede,
met de betrekking van Duitschland
tot Nederland voor de toekomst.
Evenwel protesteert een gezagheb
bend Beriyner daar onmiddellijk tegen.
Hij vindt het onhandig tegenover
Nederland om nu dergelijke beschou
wingen, al zijn ze ook nog zoo vrien
delijk, te houden.
De Nederlanders, zegt hij, zijn een
veel te helder en nuchterdeckend volk
om niet zelf in te zien, wat voor hen
het beste is.
Alles wat in dit opzicht voor het
verleden geldt zal men ook voor het
heden en de toekomst laten gelden
Een feit is, dat de regeering en het
volk de met het oog op -de ligging
van het land bijzonder moeilijke pun
ten der neutraliteit geheel nageko
men zijn en nog nakomen.
Alles wat men zou kunnen zeggen
tegen de houding van zekere klassen
der bevolking of van zekere personen
ligt op het gebied van het gevoelsle
ven, dat de buitenlander slechts uiterst
moeilijk begrijpen kan.
Dat in Nederland ook een Duitsch
land vriendelijk gezinde stemming
bestaat, vooral in leger en vloot, zal
men, zoo gaat de schrijver voort, niet
kunnen looGhenen. Over de kracht en
den omvang van deze gezindheid kan
men moeilijk iets bepaalds zeggen.
En dat de meerderheid der Neder
landers anti-Duitsch is, kan men niet
bewijzen al bestaat ook in vele krin
gen een zekere neiging voor de Fran-
sche levenswijze.
Er zijn echter vele Nederlanders die
zich er bezorgd over maken of uit de
overwinning van een of andere partij
niet een gevaar voor hun politieke en
economische zelfstandigheid en onaf
hankelijkheid zou kunnen ontstaan.
Zoo lang deze bezorgdheid niet uit
den weg geruimd is, zal Nederland er
niet aar denken zijn beproefde neu
traliteit op te geven.
Eerst als de beslissing gevallen is
of als een party er aan zou denken
de neutraliteit van Nederland op
eenige wijze te schenden of zijn deel
neming aan den oorlog zou willen af
dwingen, eerst dan kan Nederland
zijn eenmaal aangenomen en trouw
volgehouden houding opgeven
Eerst dsn is de tijd gekomen, dat
Nederland als 't dit ten minste
voor nuttig zou houden kan en
msg zeggen Ik sluit mjj in econo
misch opzicht by die en die groep
aan.
Dat in Nederland de politiek der
toekomst zeer wel overwogen wordt
en dat alle aangeroerde quaesties, ook
zonder aansporing van andoren kant
zorgvuldig worden onderzocht, daaraan
valt,, volgens hem niet te twyfelen.
Voor een Duitscher, als behoorende
tot de oorlogvoerende party, komt het
dus «iet te pas zyu beschouwingen
over de doelmatigste regeling van
Duitschlands economische betrekkin
gen tot de neutrale volkeren voor te
houdon, al geschiedt dit dok zoo kalm
en terughoudend als de „Grenzbote"
dit gedaan hesft.
Een land, dat zgn politieke waar
digheid en positie zoo ernstig opvat
als Nederland, is van de overtuiging
doordrongen, dat het zelf het beste
weet te beoordeelen waarmede het
gediend is.
ZQn geschiedenis, zyn prestaties in
kunst ep wetenschap, in handel en
wandel, geven Nederland het recht
tot deze overtuiging.
Men zou dus zoo zeggen dat alles
al beklonken is en Nederland op een
goeden achtermiddag Duitsch zal zyn.
Geloove wie het wil, wij voorhands
nog niet.
Indien dit inderdaad op het poli
tiek program mocht staan, dan zou
Duitschland zich zeker nimmer kun
nen schoonmaken van den smet dat
't de aanstoker van den oorlog is.
En al zou 't dat nu misschien weinig
kunnen deren, toch heeft het wel
eenigzlna een woreldreputatie op te
houden even als Engeland, dat uit
hoofde van de schending van het
grondgebied van België de wapenen
opnam, toch eigeniyk onze neutrali
teit evenmin kan schenden.
Enfin, we hebben, in stille berusting
af te wachten.
Ons kleine land heeft echter een
historie achter zich die zoozeer van
zelfstandigheid getuigt, dat zoo'n an
nexatie moeilyk denkbaar is, waarin
men zich zou schikken alsof het een
vanzejfsbeid ie.
Het zou wat onnatuuriyk zyn.
Een staat zegt mr van Houten
in zijn jongsten staatkundigen brief
is de organisatie van een volk on
der éen bestuur en geiyke wetgeving.
Geen volk behoort in verschillende
staten verdeeld te zyn. De hiermede
tot voor een halve eeuw strydige
toestand in Duitsehland en Italië kon
zelfs door sterke aangrenzende staten
niet worden gehandhaaft.
Maar omgekeerd leert de ervaring,
dat geen staat een ander volk in zich
kan opnemen en met zich tot een
duurzame eenheid verwerkon.
Slechts met kleine, aan de bevol
king der grensstreek zeer verwante
landstreken is dit gelukt.
Honderd jaar nadat het Weener
coDgres de verdeeling van Polen de
finitief sanctionneerde „is Polen niet
verloren." Oostenrijk kon zyn Itali-
aansch terrein niet behouden en moet
al weer vechten voor het behoud
van andere vreemde elementen.
Engeland ziet zich genoodzaakt ler-
land weder zelfstandig te maken.
Een halve eeuw Pruisisch-Duitsch
bestuur heeft het Deensche deel van
Sleeswijk niet kunnen assimileeren.
België was onverteerbaar voor Span
je en Oostecryk.
Vereeniging met hot Napoleontische
Frankrijk beviel ook al nietalthans
Belgie probeerde het op hoog bevel
gewillig eens met Noord Nederland,
wat ook geen succes had.
Eerst als zelfstandige staat begon
het te groeien en te bloeien.
Als de Duitschers de onbegrypeiy-
ke fout, deze toestand gestoort te
hebben, nog vergrooten door België in
zich te willen opnemen, wacht hun
het lot hunner voorgangers.
Dit alles geldt wel is waar van sta
ten in den zin van eenheidsstaten,
niet van statenbonden. Maar ook hij
de vorming hiervan moet, naar de er
varing, groote bedachtzaamheid be
tracht worden.
Gedwonden vereeniging is de moe
der der tweedracht, zegt een veroude
wyze spreuk. Van de waarheid daar
van levert de geschiedenis ook ge
noeg voorbeelden op, om het voor
geen staat wenscheiyk te maken met
een anderen staat, die ook organisa
tie is van een zelfstandig volk, tegen
zyn zin in een statenbond te treden.
Met het oog op deze onomstoote-
lyke feiten en de nog zoo onbesliste
oorlogskansen mocht ik nu toch aan
ieder nadenken onder de elkander be
vechtende volken de vraag stellen
wat meent gy dat uw regenten met
doorvechten voor uw volk zullen be
reiken Aan de eer is voldaan.
De volken, wier leiders zich ver
bonden hadden elkander te helpen,
hebben naar vermogen die belofte ge
houden. Altijd nieuwe offers te bren
gen, waar de misrekening der leiders
zoo evident is, kan toch van de vol
ken niet gevergd worden.
Die leiders waren op den verkeer
den weg door „militairisme'', dat is
door een stelsel van bestuur te vol
gen, dat de verzwakking van de na
buren wenscheiyk moest doen achten
voor eigen grootheid en zelfbehoud.
Bet loopt met dit stelsel vast, en
wel op de afschuwelykste wyze in
een reusachtige moord- en verniel-
party vast, waarvan de deelnemers
zelf, trots alle militaire wanbegrippen
en eerbewyzen, meer en meer walgen.
De Territoriale Bevelhebber in Zee
land enz., ter standplaats Middelburg
Gezien de Koninkiyke Besluiten
van 29 Augustus 1914 (Staatsblad
no. 486) en van 8 September 1914
(Staatsblad no. 448), en van 11 Fe
bruari 1915 (Staatsblad no 81), waar
bij de gemeenten in de Provincie
Zeeland zijn verklaard „in staat van
beleg
Gelet op art. 22 van de wet van
28 Mei 1899 (Staatsblad no. 128)
Stelt by deze met ingang van 27
Febr. de navolgende nieuwe verorde
ning van Politie vast en besluit te
bepalen
Art. 1. Alle vaart in de Wielin^
gen is verboden bewesten de hjn, die
de rood en zwart horizontaal gestreep
te ton van de Sardyngeul vebind met
het hooge licht van Nieuwesluis, en
bezuiden de Walvischstaart, tenzy het
vaartuig voorzien is van een loods,.
Aldus moeten de vaartuigen, die
niet van een loods voorzien zijn,de
route van- en naar de reede van Vlis-
singen nemen door de SardyDgeul.
Art. 2 Overtredingen van deze verorde
ning wordt, ingevolge Art. 48 der Wet
van 28 Mei 1 -.99 (Staatsblad no. 128),
gestraft met hechtenis van ten hoog
ste eene maand, of geldboete van
ten hoogste drie honderd gulden.
Door bovengenoemde verordening
vervalt de publicatie van den 25en
Januari 1916.
Voorts wordt op grond van art. 36
van de wet van 28 Mei 1899 (Staats
blad No 128) de uitvoer van bruine
boonen, witte boonen, groene erwten
(kleine kookerwten) kroonerwten en
schokkers uit de provincie Zeeland
met ingang van heden verboden.
Prinses Juliana en de commandant
der wacht.
Plaats der handeling't Huis ten
Bosch.
De Commandant van de wacht zit
in zyn wachtlokaal van bescheiden af
metingen en met bescheiden stoffee-
ring.
Ofschoon hy voor 't eerst hier de
wacht betrokken heeft, gevoelt hy
als ieder ander militair, die reeds by-
na zeven maanden gemobiliseerd is,
zich aanstonds op zyn gemak.
Hy zet zich dus aan z'n tafeltje
om een brief te schryven.
Vlug glijdt de pen over het papier,
als plotseling de deur geopend wordt
en een ongeveer 6-jarig blondharig
meisje komt aangetippeld.
Ze biyft op korten afstand „in de
houding" staan en met het rechter
handje salueerend, zegt zy op guiti-