Mo 1998.
metn ctt J^^perfcnfie6Ut& boor ^egfdijfi
MtlbtXttt.
De oorlog.
<EE3>
Landsverdediging en
aanbesteding.
Een 24-uur-rit.
24»* Jaargiinff
BRESKENSCHE COURANT.
Abonnement per 3 maanden j0.50,*franco
per post ƒ0.55, voor België ƒ0.75 en 1 dollar
h 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika.
Abonnementen worden mede aangenomen bij
boekhandelaren en brievengaarders.
Advertentiën van 15 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar
plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag
en Vrijdagmiddag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond b(j den nitgever C. DIEJLEMAN te Breskens.
Er is maar éen kreet over de gru
welen van den oorlog.
Niemand die haar Diet slaakt.
In hoofdzaak komt dit omdat het
tegenwoordig geslacht de oorlog in al
zijne verschrikkingen natuurlijk nooit
heelt ervaren en de wereld zeker nim
mer een zoo uitgebreide strijd heeft
beleefd als thans.
De verschillende middelen die ter
verdelging wordeD aangewend en door
de wederzjjdsche vijandelijke partijen
in toepassing gebracht, geven geeD
recht aan de eene om de andere te
verwijten iets te doen wat niet ge
oorloofd is.
Want, in weerwil van alle be
schreven oorlogsrechten, heeft de oor
log feitelijk geen recht van bestaan,
en dus ook niet de gebruiken die
daarbij wel of niet zouden mogen in
acht genomen worden.
Maar desondanks woedt de oorlog
in hevige en verontrustende mate.
De handelingen van de oorlogvoe
renden, zjj mogen slechts tot hetzelf
de resultaat leiden, zullen zachter of
harder worden beoordeeld naar mate
men innerlijk meerder of minder
sympathie heeft met een der strijden
den.
Zoo zal men onwillekeurig eener
zjjds nog spreken van een humane,
menscheltjke handeling, terwijl ander
zijds een zelfde maatregel barbaaraeh
zou heeten.
De Deensche professor Ksrl Meijer
zegt dan ook dat oorlog en humaan
door sommigen nog wel worden ge
houden voor meetbare begrippen en
die meenen dat een oorlogvoerende
staat zoo dwaas zou zijn om zich in
•en oorlog aan de voorschriften van
het volkenrecht of aan verdragen te
houden, wanneer hij niet toevallig
meent, dat het in zijn voordeel is.
Er zijn ook menschen, dieg9looven
dat geschreven bepalingen verbindend
zijn onder omstandigheden, waarin de
eerste begrippen van zedelijkheid zijn
geschorst en waarin millioenen men
schen, vrijwillig of gedwongen, uit
trekken met het bepaalde voornemen
om de belofte te verbreken, die zij
om zoo te zeggen allen in hun jeugd
hebben afgelegd, de belofte om niet
het gebod te overtreden gij zult niet
doodslaan
Nauwelijks een op de duizend weet
niet, dat die belofte slechts voorwaar-
delljk wordt afgegeven, waar men een
deur openhoudt, die noodweer heet,
of, zooals de staten het noemen, ver
dediging vaD levensbelangen.
Waar het er nu zoo mee staat, dat
die belofte slechts wordt afgelegd om
verbroken te worden onder daartoe
geschikte omstandigheden, waarom
zouden dan andere beloften en ver
plichtingen onder dezelfde omstandig
heden meer bindend zjjn
Misschien omdat die eerste belofte
wordt afgelegd tegenover God en de
andere tegenover menschen
In de openbare moraal heeft er al
tijd gegolden, niet alleen dat nood
wet breekt, maar ook dat het in eer
sten aanleg de handelende zelf is, die
uitmaakt of de nood aan den man is.
Is hij de sterkste, d. w. z. hij die
in het bezit is van de gunstigste ver-
eeniging van geld, fysieke kracht en
schranderheid, dan wordt zijn opvat
ting van de omstandigheden ook be
slissend, in zooverre hij, zoo lang hij
de sterkste blijft, niet alleen geen
straf ondergaat, maar ook den zede
lijken steun heeft, dat de God, Dien
beiden, hij zeli en zijn tegenstander,
om hulp hebben aangeroepen, ten slot
te hem heeft geholpen en daarmede
als juist heeft, bewezen, dat er een
noodweer aanwezig was, die hem recht
gaf de plechtige belofte te verbreken,
die hij tegenover denzelfden God had
afgelegd.
En als men er werkelijk van over
tuigd is dat er persoonlijk gevaar is
of van de levensbelangen die men
moet verdedigen dan heeft men niet
veel tijd om te overwegen of de op
vatting juist is was er tjjd toe,
dan was de nood niet aan den man
maar moet men aanstonds hande
len, en is men zedelilk volkomen ge
rechtigd om aanstonds te handelen.
Of men met zijn overtuiging gelijk
bad, is een andere vraag, die eerst
later kan worden uitgemaakt, na rus
tig overleg, waartoe er geen tijd was
op het oogenblik, dat er moest ge
handeld worden.
Wie moet daarin beslissen. Men
meent natuurlijk, dat men zelf de
eenige is, die kan oordeelen over het
zedelijke recht van zjjn opvatting
de tegenstander vindt, dat hij dat
kan.
Hij die een stuk brood deelt, om
het zijn ziek of hongerig kind te ge
ven, voelt zich daartoe even gerechtig
als de staat om hem te straffen.
Beide partijen hebben gelijk, maar
de sterkste krijgt gelijk. Zoo staat
het met de meeste handelingen, die
wij met onze tegenwoordige zedelijke
begrippen misdaden noemen, en het
sterkst komt dat uit in hetgeen de
meesten een van de grootste misda
den vinden, n.l de oorlog.
Maar is een oorlog ter verdediging
dan een misdaad Neen, natuurlijk
niet. Is dan een aanvallende oorlog,
ondernomen om levensbelangen te
verdedigen, een misdaad Neen, na
tuurlijk niet, want dat is ook een
verdedigingsoorlog, n.l. ter verdediging
van die belangen.
En er is wel geen twijfel aan, of al
de volken, die nu aan den oorlog
deelnemen, meeDen, dat hun deelne
ming aan den oorlog behoort tot een
vaD die kategorieön.
Wanneer wij anderen een aanval
lenden oorlog een misdaad vinden, is
het eenig en alleen van het stand
punt, dat er geen noodzaak toe was.
Dat een twijfelachtig vraagstuk on
der de tegenwoordige omstandigheden
door internationale arbitrage recht
vaardig zal opgelost worden, is on
denkbaar.
Het land, dat bij zoo'n scheidsge
recht de meeste vijanden heeft, zal
zich in alle geval niet. geroepen voe
len zich aaD zijn oordeel te onder
werpen
Tot de wetten, die de nood breekt,
behooren natuurlijk ook de voorschrif
ten van het volkenrecht, voor zoover
een van de partijen er voordeel bij
heeft ze te verbreken.
Het komt er in een oorlog op aan,
zoo spoedig mogelijk den tegenstan
der onschadelijk te maken, d. i. in
normale omstandigheden zooveel mo
gelijk van zijn soldaten buiten gevecht
te stellen. Aangezien de moderne ge
weerpatronen dat in vele gevallen on
voldoende bewerken, komt men tot
dumdumkogels.
Waarom is men zoo tegen het ge
bruik van ontplofbare projectielen uit
handwapenen, terwijl men niets heeft
tegen brisante granaten, die toch ook
niet erg humaan zijn Tooh niet,
omdat men ze verboden heeft
Want had men na de Haagsche
conferentie andere middelen uitgevon
den, die nog doodeljjker werkten, dan
was er niets geweest om het gebruik
daarvan te verhinderen.
Maar nu het moorden van burgers
Ja, maakt men zich werkelijk schul
dig aan bizonder wreedheid, als men
weet, dat het bombardeeren van een
versterkte stad grijsaards, vrouwen
en kinderen doodt en kwetst
Ligt de wreedheid niet veel meer
bjj hem, die door het versterken van
een stad, welke voor het meerendeel
door non-combattanten wordt be
woond, den vijand uitnoodigt deze
te dooden En met kunstwerken en
dergelijke is het hetzelfde geval als
met vrouwen en kinderen
Het is volkomen geoorloofd, ODder
de Haagsche conventie, om de water
leiding naar een versterkte stad af te
snijden teneinde door het vreeselijke
ljjden van den dorst de stad zoo spoe
dig mogelijk tot overgave te dwingen.
Is dat werkelijk humaner dan een
rivier, die naar de staÖ stroomt, bijv.
met cholerabacillen te besmetten
Meer dan een verschil in graad is
er niet. Ia het minder wreed met
zee- of landmijnen zoo- en zooveel
duizend menschen in de lucht te la
ten springen dan de bronnen te ver
giftigen
Neen oorlog, humaniteit en volken
recht hebben niets met elkaar te ma
ken, en het oorlogvoerende land, dat
bi] den staat van nood, dien de oor
log meebrengt, zich aan de Haagsche
conventie of aan andere voorschriften
van het volkenrecht houdt, zou dom
handelen.
En dat, weloverwogen onder om
standigheden van zoo beslissende be-
teekenis een domme handeling te
doen, dat is voor een staat een
van de allergrootste misdaden.
De Fakkel verneemt van betrouw
bare zijde dat in de tweede helft van
1912 door de Holl. IJzeren Spoor
wegmaatschappij aanbesteed werd het
maken van bruggen ten behoeve van
het door haar aan te leggen tweede
Bpoor op de lijn Gorinchem-Gelder-
malsen.
Doze ljjn loopt dwars door de in
innundatie-lijn Arkel-Leerdam, in de
onmiddellijke nabijheid van de forten,
die den toegang tot de in geval van
oorlog te inundeeren terreinen moeten
verdedigen.
Voor den bouw werd onder meer
ingeschreven door de firma Klönne te
Dortmund, tegen een zóó lagen prijs,
dat naar ieders overtuiging daarop
een groot bedfag verloren moest wor
den.
Ofschoon dus voor de hand, lag,
dat bijzondere omstandigheden haar
zoo begeerig moesten doen zijh het
werk te krijgen, werd het haar, als
verreweg de laagste inschrijtster, toe
gewezen.
Half 1918 werd de arbeid aange
vangen en kort vóór den oorlog was
hij voltooid.
Een jaar lang hebben Duitsche in
genieurs, werkmeesters en arbeiders,
vermoedelijk allen reserve officieren
en sergeants, benevens toekomstige
Duitsche soldateD, de gelegenheid ge
had dat deel onzer defensie nauwkeu
rig te bestudeeren, waartoe zfj anders
niet licht in staat zouden geweest ziin.
Zü maakt van het gebeurde geen
verwijt aan de H. IJ. S. M De schuld
ervan ligt in de lichtzinnige onver
schilligheid, steeds door een overgroot
deel van ons volk getoond waar het
onze landsverdtdigiDg en de mogelijk
heid van oorlog betrof Zal men in
de toekomst voorzichtiger zijn Zal
een minister van oorlog deze dingen
onmogelijk maken 1"
Zaterdagnamiddag is van uit Den
Haag een stoet van 70 motorrijwie-
lers vertrokken om binnen 24 uur
over Zwjjndrecht, Willemsdorp, Breda,
Tilburg, Den Bosch, Grave, Nijmegen,
Apeldoorn, Deventer, Zwolle, Steen-
wijk, Stavoren, Alkmaar en Velsen
naar Den Haag terug te keeren.
Toen ervaren sportlieden van het
voornemen van de leiders van dezen
rit hoorden, hebben zü, schrijft de
N. R Crt., bedenkelijk 't hoofd ge
schud en velen hunner waren niet
gerust.
Men moet er heusch niet licht over
deDken motorwielrijden is vermoei
end en om het 24 uur laDg, schier
onafgebroken, vol te houden, steeds
de aandacht gespannen, als energie
geconcentreerd op den arbeid, die te
verrichten is en die bij het uur zwaar
der wordt naarmate de vermoeienis
toeneemt, waarlijk, het is geen ge
makkelijke opgave.
Maar dit is juist wat den wedstrijd
van zoo groote waarde deed zijn voor
d«n militair, die hem meerijdt en
voor den sportman, die te gelijkertijd
gesteld wordt, om van zjjn bedrijvig
heid blijk te geven.
Immers, als de politieke verhoudin
gen er straks eens toe zouden leiden,
dat Nederland, dat met 't geweer
aan den voet staat, zijn neutraliteit
moet verdedigen met geweld, dan
moet het kunnen beschikken over
manDen, die niet voor 'n kleintje
vervaard zijn en dan zal het zeker