tyman in JfipertettfieBlai) poor |5.-iPTaani>mrt De gevolgen van den oorlog Wo 1990. Woensdag 20 Januari 1915. 24e Jaargang BRESKENSCHE COURANT. Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post ƒ0.55, voor Belgiö ƒ0.75 en 1 dollar k 8 kwartalen b{j vooruitbetaling voor Amerika. Abonnementen worden mede aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentiön van 15 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentiön worden ingewacht tot Dinsdag en VrQdagmiddag te twee ure. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en TrtydagaTond bij den nltgever C. DIELEHiN te Breskens. in deze dagen, waarin de oorlog geen voortgang maakt die naar het spoedig einde doet zien, en waarin de offioióele berichten met weinig afwij kingen heel wat onderlinge overeen komst hebben, is nogtans ons aller aandacht gevestigd op de krijgsbedrij ven en krijgskansen en in het bijzon der driDgt zich de vraag naar voren wie zal als overwinnaar uit den oor log treden De kwestie van overwinning of van nederlaag moge van groote beteeke- nis zijn, de vraag is gewettigd of deze beteekenis niet betrekkelijk gering is, vergeleken met andere gevolgen die de oorlog noodzakelijk ^medebrengt, en waarop door een inzender in de N. R. Crt. wordt gewezen. Van Fransche zijde berekende men onlangs het dageiyksch verlies aan dooden en gewonden van het Fran sche leger op gemiddeld 5000 man. Wanneer nu de oorlog mocht duren tot begin Juni) zoude men komen op een verliescijfer van 1.6 millioen man nen in de kracht van het leven. Men zal zeggen deze rekening is verkeerd. De meesten zijn gewonden en de meerderheid der gewonden herstelt. Volkomen juist, doch men lette dan op andere omstandigheden ten eerste is niet gerekend met de zieken, ter wjjl het verlies door ziekte (zonder verwonding) gedurende den oorlog het getal van de door het vijandelijk vuur verwonden dikwijls verre overtreft ten tweede is niet gerekend met de sterfto na den oorlog. Hij voerde eens een gesprek met een oud-gediende van 1870, die bij de Germania boven Rüdesheim als op zichter was gestationneerd. Het was ongeveer 20 jaar na den oorlog. Er is niet veel meer over van ons over winnend leger, zeide de man met het ijzeren kruis. De bewering vereischte tegenover mij eenige motiveering en de oud-krijger bleef niet in gebreke. Hij betoogde dat de veldtocht in Frankrijk geen gezondheidskuur was geweest, dat na den oorlog Vbleü vroeg of laat hartzwakte of een ander gebrek voelden, dat de ziekte en sterf te buitensporig waren geweest, dat men nu na 20 jaar kon constateeren, dat van hen, die schijnbaar gezond uit den veldtocht waren teruggekeerd een buitensporig hoog percentage reeds op het kerkhof de eeuwige rust bad ge vonden. Een en ander doet mij gelooven, dat voor Frankrijk het verlies aan va lide mannen niet te hoog is geschat op 15 millioen. Altijd wanneer men de telling hield een paar jaar na den oorlog, wanneer hartziekten enz. reeds de offers bij duizenden zouden hebben gevorderd. Hoort men in den nacht den regen kletteren zoo denkt men ijzing aan onze Fransche en Duitsche vrienden in de loopgraven en stelt zich met ontzetting de vraag, of de meest sombere schatting van verliezen nog niet verre bij de werkelijkheid niet achterblijven. Nu representeert dit verlies van jeugdige menschenleveus eeu leed en jammer waarvan wij duizelen. Stappen wij intusschen af van al die droefheid en beschouwen we de zaak uit economisch oogpunt, daD constateeren we een ontzettend ver lies van de voortbrengende kracht van het Fransche volk. Na den oorlog is Frankrijk een in aantal afgenomeD en economisch ver zwakte natie. De verliezen in Duitschland zullen percentsgewijze niet minder zijn. Men kan die naar de verhou ding der bevolking schatten op pl.m. 2.5 millioen mannen. Heeft nu het verlies voor beide na- tiön dezelfde beteekenis Neen, Duitschland is een land met aanwassende, Frankrijk eei land met gelijkblijvende bevolking. Dit brengt mee, dat in Duitschland het percen tage jongelieden en kinderen grooter is dan in Frankrijk Voor Frankrijk is dus het verlies vaD 1.5 millioen manDen veel ernstiger dan een ver lies van 2.5 millioen voor Duitsch land. In onmiddellijk verband met dit verschil in bevolkings-aanwas dient gewezen op de landverhuizing Duitschland, dat jaarlijks een te veel aan jonge mannen produceert, werpt dit te veel op het buitenland, voor een groot deel op overzeesche gewesten. Frankrijk heeft ongeveer geen emi- greerende elementen. Nu kan Duitsch land de emigratie tjjdeljjk staken, om de mannelijke bevolking in het bin nenland te versterken. Duitschland kan echter bovendien een groot deel van z|jn in andere lan den gevestigde zonen naar het vader land terugroepen. Terwjjl dus in Duitschland landbouw, industrie en nijverheid zullen beschikken, zal Frankrijk ten aanzien daarvan in veel ongunstiger positie verkeeren. Op economisch gebied zijn Fransche en Duitschers steeds in vele opzichten, samenwerkende geweest, doch bijna uitsluitend doordat de Duitschers in Frankrijk optreden en niet omgekeerd de Franschsn in Duitschand. Tot voorbeeld strekke de pharma- cautische industrievóór 1870 in hoofdzaak een Fransche nijverheid, grootendeels gedreven met Duitsche hulpkrachten De oorlog van 1870 beroofde Frank rijk van die krachten en sedert dien tijd is deze industrie naar Duitschland verplaatst. Welke verrassingen ons oa afloop van dezen oorlog wachten, valt niet te voorspellen. Er is echter reden om op sommige punten de aandacht te vestigen. Zoo de oorlog een blijvende verwij dering van de staten en volken ver oorzaakt, zoo de vrees voor nieuwe oorlogen blijft bestaan, treedt naar voren de wensch om, binnen de gren zen van het mogelijke, onafhankelijk te worden van het buitenland. De hooge graanrechten in Frankrijk zijn na 1870 ingevoerd om dit land wat zijn brood betreft onafhanke lijk te maken van het buitenland. Er kan zich algemeen een verhoogd stre ven openbaren, om door beschermende rechten de volksvoeding onafhankelijk te stellen van buitenlandschen iDvoer. Ook al voelt men ten volle den zwaren economischen druk van zulk een maatregel zoo die in alle scherpte worde doorgevoerd meD kan den maatregel om zelfbehoud noodzakelijk oordeelen. Het is daarbij de tegenstelling van internationale verbroedering met vrij handel aan de eene zijde en van het bedreigd en gewapend nationalisme aan de andere zijde. In verband met het bovenstaande is te verwachten een buitengewone ijver en bedrijvigheid in het opsporen en bevechten van de biDnenlandsche hulpbronnen. Thans worden in Duitschland vroe ger verlaten kopermijnen weer in werking gesteld Op mijnbouwgebied zijn bij hernieuwd onderzoek, by die per graven, by het aanwenden van vroeger onbekende hulpmiddelen ver rassingen allerminst uitgesloten. Men denke aan de phosphaatlagen in het gebied van de Lahn. Deze wor den, naar het schijnt, thans weinig geexploiteerd Men laat zyn phosphaat (voor superphosphaat enz.) uit Algiers en Tunis, misschien ook uit Florida en van elders komen. Men neemt het uit den vreemde, omdat de phosphaat- legen daar rijker zijn of goedkooper te exploiteeren. Een hernieuwd on derzoek van het eigen terrein kan aangename verrassingen of teleurstel lingen bieden. Duitschland heeft tot nu toe vrij wel het monopolie voor de levering van kali uit de mijnen by Maagden burg. Hier te lande heeft men by Winterwyk yverig naar kainiet (kali) gezocht, doch alleen op te groote diepte iets gevonden. Zal de zucht naar nationale onafhankelijkheid in Engeland, Frankryk of Rusland of in een ander werelddeel leiden tot de ondckking van deze voor menig land bouwbedrijf ontontbeeriyke stoffen De oorlog zou in zyne gevolgen ons eenigermate kunnen terugbrengen naar oude tydeD, naar het zooveel mogeiyk leven van de producten van eigen grond. Men zal echter zonder twyfel by zulk een stelsel een minder overvloedig bestaan hebben dan by de verwezeniyking van de idealen van Cobden en Bright, de voorstan ders van het vryhandelBtelsel. Men zal echter door het opsporen van hulpbronnen, door het .toepassen van de beste methoden de productie ve kracht van het eigen gebied in sterke mate weten te verhoogen. Stellen wy eens, dat Duitschland al zijne koloniön verliest, op gespan nen voet blijft met landen, waarmee tot nu toe het economisch verkeer het sterkst is geweest (EDgeland en Frankryk), dan zal een en ander lei den tot een verplaatsing van bet arbeidsveld van Duitsche kraoht en van Duitsche energie. Valt een herhaling van 1914 in de mogeiykheden, die men voorziet, dan krygen kapitaal en arbeid de neiging, om zich in meerdere mate onafhanke- ljjk te stellen van het wereldscheep- vaartverkeer. Dan is te voorzien een toeneming van Duitsch-nationale industrieele on dernemingen in overzeesche gewesteD, bijv. Noord- en Zuid-Amerika. De herroeping van het edict van Nantes verdreef duizenden verdien- stelyke Fransche industrieelen van huis en erf, van fabriek en werkplaats. Zij gingen niet te gronde die 'stoere Hugenoten doch met Fran sche opgewektheid ontplooiden zy hun ongebluschte energie met ver nieuwde kracht in vreemde landen. De Duitschers eventueel door andere omstandigheden verjaagd van hunne uitvoer werkende inlandsche fabrieken zullen zonder twyfel de zelfde energie toonen als hunne Fran sche buren vóór ruim twee eeuwen. Met dit verschil, dat de Franschen waren uitgeworpen uit hun vaderland spoedig verbrekende den band met den geboortegrond. Wanneer de Duit sche industrielee als hunne Fran sche voorgangers in den vreemde hunne fabrieken mochten vestigen, zoo is het ODder de gegeven omstan digheden te verwachten, dat in hooge mate de band met het vaderland zal worden onderhouden. De uitgeweke nen zullen zich niet zoo licht vereen zelvigen met de hen omringende be volking, doch zullen meer biyven eén telkens naar het vaderland terug- keerend Duitsch element. Wat ons Nederlanders betreft, wy hebben onze vrienden en betrekkin gen in Erankryk, Duitschland en En- galand. Onze belangen dringen het vriendschappelyk samengaan der ver schillende naties als een gebiedenden eisch naar voren. Het is niet zonder reden, dat by alle vaderlandsliefde toch sedert meer dan een halve eeuw door onze eerste mannen van handel en industrie en van wetenschap, de vlag van Cobden en Bright ten top is geheschen, dat het over en weder landsche in het verkeer op den voor grond is gesteld. De vurige aanhan gers van Cobden zagen in den triumf zyner beginselen een zedelyken voor uitgang van de menscheid een mid del tot verbroedering en verheffing. Zij zagen echter in de zege van den vryhandel en van de vrye vaart ter zee ook een byzonder belang van West-Europa en speciaal van Neder land. De economische oorlog, voerende tot een economisch nationalisme is een terugstap op den weg naar hoo- gere beschaving, maar ook een mid del tot verarming. Ieder volk kan beschikken over by- zondere talenten en over uiteriyke omstandigheden, welke die talenten naar voren doen treden. Dit bijzon dere kan zich alleen ontwikkelen door internationaal verkeer. Wanneer wy Nederlanders bekwa me zeevaarders en goede scheepsbou wers zyn wanneer wy het talent verstaan, tropische gewesten te ex ploiteeren en de bevolking tot wel vaart te brengen, zoo koesteren wij de vurige hoop, dat de loop der we reldgebeurtenissen ons gelegenheid zal blyven bieden, onze talenten te ontplooien. Deze oorlog bedreigt de algemeene wereldpo8itie van staten en volken Wanneer de onderlinge vyandschap.

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1915 | | pagina 1