lament 'fïiettWiS- <?u enf hoor Iffefeltjft Qoilogs-belasting of -leening. <[=]>- Medewerking. <\=1> Een afstraffing. Wo 1991. Zaterdag- 14 November 1914. 24e Jaargang. BRESKENSCHE COURANT. aan6ovcn. xAbonnement per 3 maanden ƒ0.50, franco per post ƒ0.55, voor Belgiö ƒ0.75 en 1 dollar k 3 kwartalen bij vooruitbetaling voor Amerika. Abonnementen worden mede aangenomen bij boekhandelaren en brievengaarders. Advertentien van 15 regels 25 cents, elke gewone regel meer 5 cents, öroote letters naar plaatsruimte. Bij abonnement lager tarief. Advertentien worden ingewacht tot Dinsdag en Vrijdagmiddag te twee ure. Dit lilxl verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. IHF.LEMIV te Breskens. Dat de oorlogstoestand aan ons land veel geld kost, wie zal nog bewijs noodig hebben M«n schat het op een paar honderd vijftig millioen gulden. Hoe uit die impasse te geraken is nu de vraag, die de regeering tracht op te lossen met haar voorstel tot het aangaan van eene leening. Er zijn hiertegen bezwaren gerezen. Men wil eene belasting. Men kent uit ons artikel in het vorig nummor het plan van dr Bos. Uit wat we hoorden, viel dat voor stel nog al in den smaak. Geen wonder Het overgroote deel van onze districtsgenooten zou er door buitenvallen En daar belasting betalen als een noodzakelijk kwaad wordt beschouwd, is het niet te verwonderen, dat het algemeen zich aangenaam gestemd gt- voelt bij de gedachte dat deze last hem zal worden afgewenteld. Het was immers effen op dat men hoorde over het vooruitzicht van het verhoogde belastingbriefje van hot volgend jaar. Men verwachtte 't dus. En nu zouden, volgens het plan- Bos alleen de groote vermogens wor den getroffen. De mindor met aardsche goederen bedeelden dienen dus buiten schot te blijven. Van het. democratisch beginsel is niet anders te verwachten. En het moge een goede, leidende gedachte zijn hen te laten betaler, die het in werkelijkheid goed kunnen doen, toch kan deze maatstaf in dit bijzonder geval niet als algemeene regel worden toegepa t. Het is niet gemakkelijk een grens te bepalen waar men zal aanvangen met de heffing der belasting. Maar dat alleen de groote vermo gens moeten worden aangetast, is niet billijk. Niet alleen de bezitters daarvan hebben er belang bij dat ons land buiten de gruwelon van den oorlog is gebleven. De dankbaarheid daarover mogen we als algemeen achten. En ze wordt des te gereeder uit gesproken en des te dieper gevoeld nu men zienderoog ervaart wat het zeggen wil, dat de oorlogsfakkel niet over ons land is ontstoken, nu men met aangrijpende voorbeelden ziet hoe tal van onze naburen, schier van al les berooid, verstrooid zj]n en als bannelingen ronddolen. Men mag dan ook vrijelijk aan nemen, dat met dit tegenovergestelde voorrecht ten onzent, de indruk van dien aard is, dat men zelfs gaarne de koorden der beurs zal willen open rijgen, gelijk ieder gaarne een steen tje wil bijbrengen als de nood wer kelijk aan den man is en niets dan het diepgaande gevoel medespreekt. Maar dan vergete men ook niet, dat, als er ooit sp ake kan zijn van •ene daadwerkelijke toepassing der spreuk om het ijzer te smeden ter wijl hut beet is, dit du wel zoo moge zijn. Het is er mee als met de omstan digheid dat een zware ziekte uw huis binnensluipt en een uwer dierbar*n treft. Niets is te veel, zelfs alles zoudt ge willen offeren om toch maar het gevaar van den dreigenden dood te bnzweron. En onuitsprekelijk is de daDk als het gevaar wijkt en de zieke herstelt. Doch met het meer en meer ver wijderende moment van die spannen de dagen, verflauwt do indruk, hoe diep ze ging en daarmee loopt als 't ware parallel de indruk die de dok ters-nota met nieuwjaar maakt. Niet anders is 't met deze kwestie. Daarom zie men haar nog eens goed onder de oogen. En beseft men nu ten volle de grooto verantwoordelijkheid der re geering en klaagt niemand over de kosten die de maatregelen meebren gen, zoo is nagenoeg ieder naar ver mogen, zonder morren, bereid in die kosten te helpen bijdragen. Laat men in dezen het ijzer koud wordeD, dan schilfert het medegevoel gaandeweg af, en niet dan onder zuchten zal men later do buitengewo ne belasting opbrengen, waarvoor men thans warme belangstelling heeft. Het aantal der offerenden kan dus aanzienlijk worden uitgebreid. En zou het ons verwonderen als daaron niet wordt aangestuurd. Wie thans niet doordrongen zou zijn van het voorrecht dat wij allen genieten buiten het ontzettende van den oorlog ie zijn gebleven, zal Dooit beseffen wat de onschatbaarheid van den vrede beteekent. Voor dezulken zal elke bijdrage in de buitengewone kosteD die nood wendig gehiaakt moesten wordeD, te veel zijn, maar indien ze kunnen, mag dat geen reden wezen hen niet even zeer daarin te betrekken als ieder an der, die wel overtuigd is van de juiste weg dien het bewind insloeg. Men heeft 't nog al eens over do vluchtelingen kwestie in verband met het aanbod der Engelscho regeering, hetwelk door de onze met waardee ring van do hand is gewezen. Omgekeerd spreekt men ook met waardeering over de afwijzing van dat aanbod door onze regeering. En men acht aanneming vrijwel onmogelijk met het oog op de neu train houding dio ons land heeft aan genomen. Maar dat 't juist moest weigeren omriat onze neutraliteit in gevaar zou komeD, kuDnen we nog niet inzien. De Britsche regeeriDg kan zijn uit gegaan van den gedachteDgang dat ons land onmiskenbaar een zwaar offer brengt door de herbergiDg van de tal looze vluchtelingen en het tot zijn plicht gerekend hebben, als bondge noot der uitgewekenen, flnanciêele steun te verleenen in deszelfs onder houd. Even goed als Engeland steun ver leent aan Belgiö in zijn zwaren strijd, kan het ook steun verleenen aan de slachtoffers van dien strijd in dat zelf de land, die uit lijfsbehoud herwaarts een heenkomen zochteD. Bestaat er nu kans dat men in zulk een daad later aan het adres van Nederland een verwjjt zou kunnen doen van het ontvangen van ünanciëele steun We gelooven er niets van, evenmin, als het eon motief zou kunnen zjjn, bijv. voor Duitschland om er een heu len met Engeland in te zien. Evenwel, Nederland kon het Diet met zijn eer overeenbrengen het aan bod tot steun te aanvaarden. Haar kan dus, en zeker later niet, allerminst eenige blaam treffen. De vluchtelingen zjjn voor hst oo- gtnblik onze gasten, die weliswaar wel niet zijn genood, doch ook geens zins worden geweerd. Zelfs voor zoover ze steun behoe ven, voorziet men ook daarin nog. Dit eenmaal op zich genomen heb bende, wil het die taak ook voluren- gen. Welnu, dat is een zeer gezonde ge- dacnte. Nogtans blijven we bij ons eenmaal ingenomeu stahdpunt dat als Enge land persé de arme Belgen helpen wilt, dit ook doen kan door miduel van de algemeene eu provi ciale steun- comité's. We vernemen dat de broodzendingen zullen ophouden en worden vervangen door meeltransporteD dat is, gelijk we reeds vroeger aantoonden, beter, daar het meel dan hier kan verdeeld en tot brood verbakken worden. Maar Engeland kan ook op andere wijze aan zijne neiging tot steun ui ting geven. En dat kan in hoofdzaak hierin be staan, dat het wat toegeefelijker zij ten opzichte van onze schepen en de aanhouding wat minder barsch ware. Bemoeilijkte zij voorts niet onzen toevoer van levensmiddelen, die ten overvloede aan ons gouvernement be- hooren, dan zou Engeland op uitne mende wijze zijne schulden aan de Belgische vluchtelingen kunnen af lossen. Het Kamerlid Duymaer van Twist heeft aan den minister van oorlog ge vraagd of niet op ruimer schaal dan tot nu toe, verloven aan militairen kunnen worden verleend, en zoo ja, of de minister dan bereid is een rege ling te treffen, waarbij zooveel moge lijk rekening wordt gehouden met de maatschappelijke belangen van hen, die met de mobilisatie zijn onder de wapenen geroepeD. Op die vraag heeft de gegension- neerde luitenant generaal W. G. F. Snijders in de Nieuwe Courant een woord van protest doen hooren. Weer zoo'n domme vraag a la Duymaer van Twist I was mjjn eerste indruk Maai- er over nadenkende, rees in mij een gevoel van ergsnis, ja van verontwaardiging. Dat 's heeren D. v. T. 's vraag in derdaad dom is, behoef ik niet nader aan te toonen. Maar ergerlijk, in de hoogste mate, noem ik 't, dat deze zoogenaamde militaire Kamerspecialiteit, zich niet ontziet stelling te nemen tegenover de militaire maatregelen der regee riDg, en door zijn onberaden bedrijf de moeilijke taak, die op haar rust, nog weer durft verzwaren. Men zeege niotde heer D v. T. „vraagt" 't alleen maar. Zijn optreden neeft geen zin, wanneer het niet be teekent, dat hij van oordeel is, dat die ruimere verloven kunnen, ja moe ten worden verleend En dat oordeel berust op niemendal't kan op geen enkel deugdelijk argument gebaseerd zijn. En dan durft hij der regeering nog bovendien voorhouden, dat ze c q een regeling heeft te treffen, waarbij met de maatschappelijke belangen der on der de wap nen geroepenen, „zooveel mogelijk" rekening w^rdt gehouden. Welke reden, welk recht heeft dit Kamerlid, om zich hier vóór de Re geering op te wtrpen als speciaal voorvechter van die belaDgen Is er eenig feit aan te wjjzen, waaruit zou blijken, dat de Regeering minder oog en gevoel heeft dan de heer D. v. T., voor de maatschafpelijke be langen van alle Neder'anders, inzon derheid van de door de mobilisatie getroffen militairen en hun gezinnen Op welken grond denkt of gelooft de heer D. v. Tdat de militairen een dag, een uur langer, „aan de grenzen" zullen worden gehouden, dan noodig is, volgens de op kennis van den toestand gegronde inzichten der verantwoordelijke regeeringspersonen De houding van genoemd Kamerlid wekt mijn verontwaardiging, omdat ze, juist op dit oogenblik, gevaarlijk isomdat ze oatevredenheid kweekt, en de meening ve'd doet winnen, dat er geen noodzaak meer bestaat, om het leger, volledig gemobiliseerd en gavechtsbereid, gereed te houden voor eventualiteiten, die nog niemand ook niet de heer D. v. T. kan voorzien. Prof. Kernkamp zegt het zoo juist „het volk moet begrijpoD, dat zoolang de oorlog duurt, het gevaar om er in betrokken te worden, voortbestaat, en bereid blijven, de zware lasten te dragen, verbonden aan het zich hou den in staat van tegenweer." En dhartegen durft de heer D. v. T. te reageeren I Hij wil „op ruimere schaal" ver loven zien toegestaan. En hij vleit de menigte, die zoo dikwijls haar hoogste belaDgen Diet keDt en niet begrijpt, door zijn in dit geval mis plaatste bezorgdheid voor de parti culiere belangen der opgeroepen mili tairen. Die zorg is bi) de regeering in uit nemende handen, dat heeft ze bewe zen 1 De heer D. v. T. kan zich er ge rust buiten houden. Hij behoort geen voet te geven aan dwalingen en wan

Krantenbank Zeeland

Breskensche Courant | 1914 | | pagina 1